De Bevrediging van 1917
Samenvatting
Dat is misschien nog wel het vreemdste. Dat 2017 zomaar kon voorbijgaan zonder dat er grootscheeps herdacht werd. Ooit gold de Russische Revolutie als het cruciale ogenblik waarop de Geschiedenis – met een hegeliaansfukuyamistische hoofdletter – twee uiteenlopende wegen insloeg. Een eeuw later werd er nauwelijks naar omgekeken.
1917 gold ook altijd als het grote overgangsmoment in de Nederlandse geschiedenis: de verwerkelijking van de parlementaire democratie. 1848, 1887 en 1917 waren de jaren van de grote grondwetsherzieningen, stuk voor stuk belangrijk, maar het laatste vormde de voltooiing van een langdurig proces, waarna er in 1922 nog een paar puntjes op de i werden gezet. Sindsdien is het politieke bestel niet echt meer gewijzigd.
Na het aantreden van zijn kabinet in 1913 had premier mr. P.W.A. Cort van der Linden twee staatscommissies ingesteld, inzake het kiesrecht en het onderwijs. De eerste was al in mei 1914 klaar. De tweede, gemeenlijk de bevredigingscommissie genoemd, bestond uit de voorzitters en onderwijsspecialisten van de zeven fracties. Ze publiceerde pas in maart 1916 haar eindrapport, dat meteen ook in een ‘volksuitgave’ verscheen. Ze had vooral het wederzijdse wantrouwen tussen links en rechts moeten overwinnen. Dat het bijzonder lager onderwijs, dat sinds 1889 wel gesubsidieerd werd, maar minder ontving dan het openbaar onderwijs, daaraan financieel gelijkgesteld zou worden, lag eigenlijk wel in de lijn der verwachting. Het ging vooral om zaken als het primaat van het openbaar onderwijs en de vraag of kwaliteitseisen de vrijheid van het bijzonder onderwijs niet zouden aantasten.
Onmiskenbaar droeg het vernieuwde onderwijsartikel in de Grondwet (192, nu 23) een progressief-liberaal stempel. Van der Linden stond dit ideaal al zijn hele leven voor. De confessionelen hadden hun streven – de vrije school als regel – moeten prijsgeven, maar materieel kregen ze er heel wat voor terug en dat dat constitutioneel verankerd werd, was veel waard. Het was vooral een overwinning van het vooruitstrevende politieke midden van vrijzinnig-democraten en christelijk-historischen – waar in dit geval de sociaaldemocraten zich bij voegden – op de onvruchtbaarheid van de antithese. In hechte samenwerking hadden de voorzitter en de ondervoorzitter van de pacificatiecommissie, dr. D. Bos en jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman, eerst unieliberalen en katholieken over de streep weten te trekken, waarna zelfs de tegenstribbelende vrij-liberalen en anti-revolutionairen overstag gingen.
***
De aanduiding van de onderwijscommissie ging over op de gehele wijziging van het bestel. Van een uitruil of zelfs ‘koehandel’, zoals men soms kan lezen, is nooit sprake geweest. Beide compromissen werden zelfstandig bereikt. Cort van der Linden meende echter wel dat herziening van kiesrecht zonder bevrediging inzake de onderwijskwestie niet geslaagd zou zijn, en ook de confessionelen benadrukten die samenhang. Ook het nieuwe algemeen kiesrecht, passief vooralsnog alleen voor mannen, was een sociaalliberale overwinning. Maar de confessionelen zagen ook wel in dat hun ideaal van organisch kiesrecht concreet niet te verwezenlijken was.
Voor de machtsverhoudingen gewichtiger dan het algemeen kiesrecht – in 1917 was ruim zeventig procent van de mannen al kiesgerechtigd – was de onomstreden overgang naar evenredigheid. Ronduit onthutsend waren de verkiezingen van 1918 voor de drie vrijzinnige partijen: een tragische terugval naar minder dan de helft van het zeteltal. Sinds 1888 hadden de katholieken meestal 25 zetels behaald, en nooit minder dan 22, maar nu stootten ze door naar structureel zo’n 30 zetels. In de jaren waarin de confessionele partijen gezamenlijk een meerderheid bereikt hadden, waren de protestantse bondgenoten altijd sterker geweest – in andere juist zwakker –, maar voortaan speelden de katholieken de eerste viool in een vanouds hervormd land. Zij leverden hun eerste premier.
Ook de sociaaldemocraten groeiden nog door, zij het niet spectaculair, tot iets meer dan een vijfde van het electoraat. De Bevrediging van 1917 was een kernmoment in de emancipatie van katholieken en arbeiders. Het parlement was in 1815 begonnen als een gerestaureerde standenvergadering, in 1848 was welstand het criterium geworden, en in 1887 kwam daar geschiktheid bij. Maar nu was iedereen gelijk – de keerzijde van het proces van industrialisering waarin mensen uitwisselbaar werden.
***
Het actief vrouwenkiesrecht volgde snel. Een initiatiefvoorstel van de vrijzinnig-democraat mr. H.P. Marchand werd op vrijdag 9 mei 1919 aangenomen met 64 tegen 10 stemmen. Het aantal afwezigen was opvallend groot. Tegen stemden alleen zeven anti-revolutionairen, twee christelijk-historischen, alsmede de ene christendemocraat. Het was een verdere consequentie van de afschaffing van de standenmaatschappij. Dat het passief vrouwenkiesrecht eerder was ingevoerd, was niet onlogisch, maar een erkenning dat vrouwen dikwijls al dezelfde werkzaamheden verrichtten als mannen.
De Bevrediging van 1917 was staatsrechtelijk het principiële moment, en terecht heeft Hans Goslinga de weigering van Kamervoorzitter Khadija Arib om de afkondiging van de herziene Grondwet op 12 december te vieren ‘identiteitspolitiek van een benepen soort’ genoemd. Nergens veranderde het vrouwenkiesrecht de machtsverhoudingen sterk. Maar uitgerekend in Nederland wel een beetje. Terwijl de drie confessionele coalitiepartijen in 1918 net op vijftig procent waren uitgekomen, haalden ze in 1922 ruim vier procent meer. Vooral de CHU profiteerde; het beeld van de heer des huizes die liberaal stemde, terwijl zijn echtgenote de christelijk-historischen prefereerde, was niet zonder grond. Dat de confessionelen bijna een halve eeuw de meerderheid zouden behouden, hadden ze te danken aan de vrouwen.
Dit jaar had men de vrede tussen de kampen kunnen vieren. Over twee jaar zal het accent vanzelf komen te liggen op het feminiene overwicht van de confessionelen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.