Oude mantra’s in het inkomens en migratiebeleid onder druk
Samenvatting

Branko Milanovic
Wereldwijde ongelijkheid. Welvaart in de 21e eeuw
Het Spectrum | 2017 | 336 pp. | € 29,99 | ISBN 9789000355389
Na Kapitaal in de 21ste eeuw van de Franse econoom Thomas Piketty staat ongelijkheid opnieuw in de belangstelling. Inmiddels zijn er stapels boeken over dit thema verschenen en de grote vraag was of het recente boek Wereldwijde ongelijkheid van de hoogleraar en oud-Wereldbank-econoom Milanovic veel zou toevoegen. Dit boek is echter alleszins de moeite waard, ook omdat het een aantal interessante invalshoeken en analyses in aanvulling op Piketty bevat.
* * *
Allereerst gaat Milanovic, in tegenstelling tot Piketty, in op de Nederlandse inkomensontwikkeling. Hij maakt hierbij gebruik van gegevens vanaf de middeleeuwen afkomstig van de Utrechtse historicus Jan Luiten van Zanden. In ons land was er in de Gouden Eeuw (tot 1730) een ongekende toename van de ongelijkheid. Tot 1982 is sindsdien de inkomensongelijkheid in Nederland afgenomen. Dit wordt vooral verklaard door een verschuiving in de functionele inkomensverdeling van eigenaren van onroerend goed naar arbeid. Net als in veel andere westerse landen eindigt de inkomensafname rondom de val van de Muur, maar in tegenstelling tot vooral Angelsaksische landen vindt in Nederland net als in Duitsland slechts een ‘zeer milde’ toename van de ongelijkheid plaats. Ook vindt Milanovic in continentaal Europa geen indicaties voor een plutocratie, oftewel een heerschappij van het grote kapitaal. Dit is een andere conclusie dan die van de WRR, die in een verkenning in 2014 opriep om ‘de onbalans in economische macht’ te herstellen1 door een verhoging van de erf- en schenkingsbelasting, een begrenzing van concentratie van de economische macht over de media, en verdere begrenzing van de partijfinanciering. Nu is er al veel gezegd over deze WRR-verkenning en een vooringenomenheid met betrekking tot de auteurskeuze, maar deze studie van Milanovic laat nog eens zien dat het doembeeld van Piketty van een plutocratie niet voor Nederland opgaat, ook omdat men de kracht van de Nederlandse samenleving miskent.2 Een illustratie daarvan is de maatschappelijke weerstand tegen bonussen voor de top van ABN AMRO, op basis waarvan men daarvan ten slotte afzag.
* * *
Ook beschouwt Milanovic een langere periode dan Piketty. Startpunt van de analyse van Piketty was het moment dat een belastingautoriteit gegevens verzamelt, dus vaak het moment dat een inkomstenbelasting werd ingevoerd. Voor Frankrijk kon hij daarom teruggaan naar de Franse Revolutie, waar kort nadien voor het eerst een belasting op inkomen uit loon en vermogen werd ingevoerd. Het moment van invoering is echter voor veel landen substantieel later. In Nederland en Duitsland bijvoorbeeld was dit aan het einde van de negentiende eeuw. Milanovic baseert zich op een langere periode; hij kan dit doen doordat hij ook andere inkomensbestanddelen meeneemt, zoals huren, pachten en lonen. Door deze langere analyseperiode wordt het duidelijk dat de zogenoemde Kuznets-cycli van op- en neergaande inkomensongelijkheid van alle tijden zijn. De opgaande cycli worden verklaard door industrialisatie, nieuwe ontdekkingen en de afname van de sociale mobiliteit, en de neergaande cycli door oorlogen, natuurrampen, epidemieën, een grotere toegankelijkheid van onderwijs en soms ook progressieve belastingen. Anders dan Piketty ziet Milanovic belastingen dan ook niet als de panacee om ongelijkheidsissues op te lossen. Zoals blijkt uit zijn laatste hoofdstuk, heeft hij meer fiducie in (overheids)ingrijpen voordat belastingen worden geheven, bijvoorbeeld door een verbetering van het onderwijs.
* * *
Milanovic gaat niet alleen in op de ongelijkheid binnen een land, zoals Piketty, maar ook op de ongelijkheid tussen landen onderling. Op basis van de veelgebruikte ginicoëfficiënt laat hij zien dat deze wereldwijd sinds de val van de Muur is afgenomen. Zoals ook blijkt uit zijn gegevens, is dit voor het eerst sinds de industriële revolutie. (Overigens vraagt Milanovic zich daarbij wel af of de stijging van topinkomens voldoende is meegenomen.) Deze daling is opvallend, omdat de wereldwijde ongelijkheid de som is van de ongelijkheid tussen landen én binnen landen. De ongelijkheid in veel westerse landen is de laatste decennia – zoals ook gedocumenteerd in Piketty – fors toegenomen, dus blijkbaar is de ongelijkheid tussen landen nog forser afgenomen. De toename van de wereldhandel en de manier waarop in het bijzonder China en India daarvan profiteren, lijken daar debet aan. Milanovic is dan ook groot voorstander van de vrijhandel en een vrij verkeer van personen. Overigens erkent hij wel dat dit tot meer ongelijkheid binnen landen leidt, zoals in dit boek fraai geïllustreerd wordt met de ‘olifant’: de wereldwijde groei van inkomens tussen 1988 en 2008 en de percentielen van de mondiale inkomensverdeling worden in een figuur samengebracht, wat resulteert in een typische olifantsvorm, met de allerarmsten als staart, de opkomende middenklasse in de BRIC-landen als bult, de in de knel zittende westerse middenklasse als bocht in de slurf, en de allerrijksten (de plutocraten) als puntje van de slurf. Meer populair wordt dit beeld gebruikt als dé verklaring voor het groeiende verzet in westerse landen tegen globalisering, open grenzen en nieuwe handelsverdragen zoals TTIP. Zoals ook Milanovic schrijft is de inkomensontwikkeling natuurlijk afhankelijk van veel meer dan alleen open grenzen, maar het blijft een boeiend beeld, dat gezien de brexit en de verkiezing van Trump zeker een kern van waarheid lijkt te hebben.
* * *
Het maakt voor je inkomen heel veel uit waar je geboren bent. Om dit te illustreren introduceert Milanovic het begrip ‘staatsburgerschapsmeerwaarde’, een cijfer voor de (gemiddelde) inkomenswinst die iemand maakt als hij emigreert vanuit Congo, een van de armste landen van de wereld. Milanovic heeft berekend dat deze meerwaarde voor Zweden 7100 procent bedraagt. Omdat Zweden net als Nederland een stevig sociaal vangnet en Congo een ongelijke verdeling kent, is de meerwaarde voor het laagste deciel met 10.400 procent nog groter. Dit betekent dus dat migranten uit het Afrikaanse Congo hun reële inkomen soms kunnen verduizendvoudigen als zij naar Zweden zouden emigreren. Ook voor andere Afrikaanse landen en continentaal Europa loopt dit cijfer in de duizenden procenten. Economisch gewin vormt dus een belangrijke verklaring voor de migratiestromen uit de Hoorn van Afrika. En ook de oorlogsvluchtelingen uit Syrië lijken zich in hun voorkeur voor bepaalde EU-landen toch vooral te laten leiden door economische baten. Zij die waarschuwen voor de bevolkingsgroei in Afrika de komende decennia en de daarmee samenhangende migratiestromen, zullen zich door het boek van Milanovic gesterkt voelen.
* * *
Overigens is Milanovic er geen voorstander van om uitsluitend hooggekwalificeerde immigranten op te nemen, omdat dan de best opgeleide mensen zullen vertrekken uit de arme delen van de wereld. Ook realiseert hij zich dat het optrekken van muren weinig effectief is. Maar wat moet er dan wel gebeuren? Hij ziet voordelen in een beperkt, maar hoger migratieniveau dan nu. Ook vindt hij het wenselijk dat de verliezers (vaak laaggekwalificeerde blue-collar-arbeiders) worden gecompenseerd. Omdat migranten het meeste van migratie profiteren, dienen migranten ‘mogelijk meer belasting’ te betalen. Blijkbaar heeft Milanovic er geen of minder moeite mee dat migranten zelf hun inburgering betalen (iets waar CDA-bestuurders nog eens over zouden moeten nadenken, nu zij er weer voor pleiten om de overheid weer garant te laten staan). Ook vindt hij dat sociale zekerheid veel restrictiever moet worden toegepast voor nieuwe migranten. Enigszins demagogisch stelt Milanovic dat dit veel gunstiger is voor arme landen in de wereld dan het huidige uitsluitingsbeleid van de rijke landen, dat door hen verdedigd wordt met het argument dat ze niet in staat zijn alle aspirant-migranten dezelfde formele rechten te geven.
* * *
Welke rechten Milanovic nu precies wil geven en welke niet, is echter nog niet uitgekristalliseerd. Ook is niet duidelijk hoe er volgens hem moet worden omgegaan met de huidige politieke situatie. Enigszins gelaten constateert hij dat ook in Europa populisten zijn opgekomen die het hele bestaande spectrum naar rechts hebben getrokken, en dat dit in de toekomst niet anders zal zijn. Ook stelt hij dat populisme de democratie ondergraaft. Daarmee ligt meteen ook de grootste zwakte van dit boek op tafel. In zijn beleidsaanbevelingen schiet hij tekort en zijn doorkijkje naar mondiale ongelijkheid in deze en de volgende eeuw is toch vooral vaag en roept veel vragen op. Ook in de politieke analyse rammelt het; zo ontbreken in het overzicht van populistische partijen de Nederlandse PVV en de SP. Sterke punten van dit boek zijn de data die hij inzichtelijk in kaart heeft gebracht en de spiegel die hij ons voorhoudt. Hij laat zien dat migratie vooral economische drijfveren heeft en dat – zelfs als de gevechtshandelingen in Syrië en Libië spoedig beëindigd worden – de migratie uit Afrika zal aanhouden. Ook laat hij zien dat vrije handel de wereldwijde ongelijkheid fors heeft doen afnemen, en dat we moeten nadenken over de inrichting van de sociale zekerheid. Navolging verdient vooral zijn aanbeveling om verschillen toe te laten in de behandeling van lokale en buitenlandse arbeid. Hierbij moet het denkbaar zijn dat migranten langzaam rechten opbouwen, of dat ze teruggestuurd worden bij verlies van werk. Eén ding is zeker: in deze globaliserende wereld zullen oude mantra’s in het inkomens- en migratiebeleid sneller ter discussie komen te staan.
Noten
- 1.Monique Kremer, Mark Bovens, Erik Schrijvers en Robert Went (red.), Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2014, p. 94.
- 2.Raymond Gradus, ‘Piketty en de WRR onderschatten de samenleving’, in: Pieter Jan Dijkman, Valerie Frissen en Jan Prij (red.), Biopolitiek. De macht van Big Data (CDV Herfst 2014). Amsterdam: Boom, 2014, pp. 18-21.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.