Nederland in de wereld en de wereld in Nederland
Samenvatting
Onno Ruding
Het gaat om meer dan geld alleen 2. Artikelen & toespraken 2003-2015
Boom | 2016 | 400 pp. | €35,- | ISBN 9789058755711
De westerse wereld staat op een kruispunt. Waar er sinds de val van het communisme een soort van tweedeling is geweest tussen het Angelsaksisch en het Rijnlands kapitalisme, introduceert het (beloofde) beleid van de Amerikaanse president Trump een protectionistische economische mentaliteit die we niet gezien hebben sinds het mercantilisme in de vroegmoderne tijd (grofweg 1500-1800). Handel werd toentertijd door de Europese machten gezien als een zero-sum game (nulsomspel): als het ene land wint, verliest per definitie het andere land. Trump lijkt vrijhandel niet te zien als een systeem dat leidt tot brede positieve economische groei voor alle spelers, maar als een spel van win or lose dat je alleen moet spelen als je er zeker van bent dat jij zult winnen, desnoods ten koste van de ander. ‘America first’, de rest daarna.
Als Nederlanders weten wij als geen ander dat dit tegen de realiteit ingaat: 32 procent van ons bbp komt uit handel met het buitenland; een derde van onze economie, zo’n 250 miljard euro, verdienen wij aan handel; als de wereldhandel groeit, zien wij ook onze handel sterk stijgen. Er is dus geen sprake van een zero-sum game, maar van een globaal handelssysteem waarin groei alle spelers omhoogtrekt: een positive-sum game dus. Toch ligt vrijhandel vandaag de dag onder vuur. Dit is een van de onderwerpen waar Onno Ruding over schrijft in zijn boek Het gaat om meer dan geld alleen 2.
* * *
Tijdens onze Gouden Eeuw, ruwweg de zeventiende eeuw, was ons land het welvarendste land in de wereld. Ons financieringssysteem, onze innovatie in de scheepsbouw, onze aandelenmarkt en onze handelsvoorwaarden waren de beste ter wereld. Onze systemen waren het meest efficiënt en onze producten daardoor het goedkoopst. Men hanteerde hier geen woekertarieven op inen export, zoals andere landen dat deden. Om al deze redenen wilden kooplieden over de hele wereld met ons handeldrijven. Open en eerlijke concurrentie, waarin wij onszelf de beste bewezen. Hier is historisch gezien onze welvaart op gebouwd: ons aanpassingsvermogen en onze ambitie, onze innovatie en onze efficiency. Zo kregen wij in die jaren de hoogste welvaart, geletterdheid en democratisering.
Vandaag zien wij dezelfde positieve ontwikkeling, alleen op een mondiaal niveau. Globalisering en vrijhandel werken versterkend op elkaar en hebben zo geleid tot een ongekende sprong in de kwaliteit van leven van enorm veel mensen. Europese landen hebben hun economieën na de Tweede Wereldoorlog weer snel opgebouwd door vrije handel met, vooral, elkaar en Amerika. Duitsland heeft nu een enorm sterke economie, onder andere door zijn geweldige exportcapaciteit. In China alleen al zijn honderden miljoenen mensen uit de armoede geklommen door het verplaatsen van banen. Elke baan die in het Westen verdwijnt, levert in Azië honderd banen op. Mede hierdoor zijn er in China, India en de rest van Azië, in tegenstelling tot slechts enkele decennia geleden, praktisch geen hongersnoden meer. Dit is voor iedereen een reëel, tastbaar en direct gevolg van vrijhandel en globalisering, dat tevens bewijst dat niet, zoals antiglobalisten wel graag beweren, slechts een klein select groepje profiteert van vrijhandel.
Ook hebben globalisering en handel een democratiserend effect, zoals vooral in Azië duidelijk blijkt. Deze ontwikkeling gaat niet altijd snel, maar de groei van een nieuwe middenklasse gaat gepaard met ruimere sociale vrijheden. Wij hebben gezien dat het niet werkt om landen te dwingen democratie over te nemen, maar door handeldrijven vindt een natuurlijke beweging van democratisering plaats. We zien ook dat landen die zichzelf bewust buitengesloten hebben uit het proces van globalisering, slechts marginale welvaartsgroei ervaren. Hier is vaak ook nog politieke en sociale onderdrukking.
Het voorgaande is een les die duidelijk naar voren komt in het hoofdstuk ‘Markt en moraal’ van Rudings boek, een hoofdstuk over vrijhandel en over waarom het zo belangrijk is. Een zeer nuttige les, vooral nu er zowel van links als van rechts vraagtekens en kanttekeningen bij vrijhandel worden gezet. Als politici economisch beleid propageren dat tegen de realiteit ingaat, ligt er een taak bij economen om hier tegenin te gaan.
* * *
Ruding presenteert in zijn boek geen utopie of selectieve feitjes, maar een onderbouwde economische analyse. In de lijn van Smith en Ricardo onderschrijft Ruding de theorie van comparative advantages. Een land moet met de tijd meegaan, een maatschappij moet weerbaar zijn door zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Onze eigen geschiedenis leert ons wat de gevaren zijn als we niet continu blijven investeren en innoveren, óók als het goed gaat. Aan het begin van de achttiende eeuw zagen wij onze welvaart als een gegeven: we leunden achterover en gingen van investeren naar rentenieren, van groei naar behoud, van ontwikkeling naar stilstand. Wij keerden ons af van de rest van de wereld, terwijl die wél verder investeerde. De consequentie is even voorspelbaar als treurig: wij verloren onze koppositie en onze welvaart stagneerde.
Er zijn meer voorbeelden van negatieve consequenties van een naar binnen gekeerd economisch beleid. Het Spaanse rijk ging onder Filips 11 vijf keer bankroet door de enorme goudinvoer uit Amerika, die een losgeslagen inflatie tot gevolg had. Frankrijk ging geregeld gebukt onder hongersnoden omdat Nederlandse schepen met Baltisch graan niet meer welkom waren. De Engelse Scheepvaartwetten hadden als doel om andere landen uit de handel met de eigen koloniën te sluiten, maar het resultaat was een toename van de smokkel en van de tegenstand in de koloniën, uiteindelijk leidend tot de Amerikaanse Revolutie.
Open markten zorgen voor gezonde concurrentie. Landen moeten hun krachten stimuleren en tekortkomingen aanpassen. Protectionisme, tarieven en barrières opwerpen (zoals nu door bijvoorbeeld Trump bepleit om zo de productie- en basisindustrie te dwingen terug te komen uit goedkopere landen) is een tactiek die uiteindelijk averechts werkt.
We moeten niet denken in termen van ‘behoud, maar in die van ‘groei’ en ‘verandering’
We moeten niet denken in termen van ‘behouden’, maar in die van ‘groeien’. ‘Groeien’ betekent vaak ook ‘veranderen’. De verplaatsing van banen naar goedkopere landen proberen tegen te gaan kost ons verschrikkelijk veel tijd, energie, politiek kapitaal en geld. We kunnen onszelf veel beter richten op de toekomst: op het versterken van de structuur van onze economie.
We moeten niet denken in ‘wat is’, maar in ‘wat kan zijn’. Hier is politieke daadkracht voor nodig met een sterke visie, geen kortzichtig populisme. Zoals de voorbeelden uit de geschiedenis laten zien: zij die weigeren met de tijd mee te gaan, zijn kansloos.
* * *
Zoals gezegd geeft Ruding geen utopisch beeld; hij erkent ook de negatieve gevolgen van vrijhandel. Zo heeft vrijhandel geleid tot een afname van de werkgelegenheid onder bepaalde groepen in het Westen. Dit hoeft echter geen verlammend effect op deze groepen te hebben. Wij moeten de wil en moed tonen, politiek én maatschappelijk, om onze economie structureel te verbeteren. Deze veranderingen zijn niet altijd leuk, maar blijken op de lange termijn wel veel duurzamer, omdat we hoogwaardigere, meer toekomstgerichte nieuwe banen creëren.
Onze economie verbeteren kunnen we onder andere doen door ons onderwijs beter aan te laten sluiten op de vraag uit de arbeidsmarkt. Ik pleit bijvoorbeeld al langer voor Defensie als een school of the nation: een Amerikaans concept waar studenten een paar jaar studeren en werken bij Defensie. Hier doen zij concrete vakkennis en werkervaring op, bijvoorbeeld in techniek en ICT, die zij na afronding van hun studie in het bedrijfsleven kunnen toepassen. Een nauwere samenwerking tussen onderwijs en markt zorgt voor een snellere overgang van opleiding naar werk.
Ook zijn er structurele veranderingen voor vijftigplussers om sneller weer aan het werk te komen. Steeds meer vijftigplussers kiezen ervoor weer een studie te volgen – onder het motto ‘een leven lang leren’ – om daarna een heel nieuwe baan te vinden. De invisible hand van de overheid heeft hier ook een rol in te spelen: de overheid kan vijftigplussers gericht re-integreren in de arbeidsmarkt door de vraag in de markt te identificeren en werknemers mogelijkheden te bieden om zich proactief om en bij te scholen. Dit is bij uitstek de ontwikkeling die wij zouden moeten nastreven: niet behoud, maar groei, van zowel onze economie als onszelf.
* * *
Met de titel Het gaat om meer dan geld alleen refereert Ruding ook aan de christelijke moraal. Ruding geeft terecht aan dat onze samenleving, de economie incluis, behoefte heeft aan een combinatie van normen en waarden enerzijds en regels anderzijds. Er is echter een onderscheid tussen wat moet (regels) en wat zou moeten (moraliteit), en soms lijken regels en moraliteit niet met elkaar in overeenstemming te zijn. In economisch opzicht kunnen we ons bijvoorbeeld afvragen: Staat de ene stakeholder boven de andere? Sluit de lange termijn de korte uit? De christelijke moraal leert dat waarde creëren op lange termijn zou moeten gelden voor meer mensen dan alleen jouzelf. Gelukkig zien we dat, ongeacht geloof, veel ondernemers al van nature handelen naar deze christelijke moraal (ook wel de ‘sociale leer van de kerk’ genoemd).
Deze christelijke waarden worden vooral vaak door familiebedrijven gerepresenteerd. Over het algemeen hechten familiebedrijven meer waarde aan een langetermijnvisie en aan duurzaam investeren, en zien zij vaak de werknemer als onderdeel van ‘de verlengde familie’. Deze ondernemers worden geleid door het besef dat een onderneming niet alleen op zichzelf gericht kan zijn, maar dat een ondernemer een holistische benadering moet hebben waarin alle stakeholders gelijkwaardig zijn. Deze manier van ondernemen creëert brede en duurzame welvaart, die juist nu door globalisering een veel groter effect kan hebben.
Consistent als hij is, stelt Ruding dat globalisering fundamenteel verenigbaar is met de christelijke moraal, en dat zij elkaar zelfs onderling positief kunnen beïnvloeden. Beide streven een universele inclusiviteit van alle mensen na, met gelijke en open kansen. Onze christelijke moraal is dan ook fundamenteel tégen het sluiten van grenzen. We zien vaak dat het sluiten van grenzen ertoe leidt dat juist de armsten worden buitengesloten. Globalisering en handel hebben geleid tot een enorme sprong in welvaart over de hele wereld, en bewijzen daarmee het beste wapen tegen armoede te zijn. Dit is waarom vrijhandel en globalisering gaan om ‘meer dan geld alleen’.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.