CDA: een analyse van de opstelling in de oppositie
Samenvatting
Het CDA in de oppositie kent twee gezichten. Aan de ene kant legt het CDA de nadruk op de noodzaak van een betrouwbare politiek door vast te houden aan een helder ideologisch profiel gebaseerd op een sterk collectief, tegen het individualisme dat dominant is bij andere partijen. Daarmee appelleert het CDA nadrukkelijk aan de vormende rol van de politiek. Aan de andere kant kiest het CDA bij verschillende issues voor een volgende strategie die eerder onderdeel is van het probleem dan dat ze een bijdrage levert aan de oplossing. Een alternatieve strategie is te kiezen voor een toekomstgerichte verbeelding die de onpartijdigheid van de overheid bevordert en de pluraliteit beschermt.
HEEFT HET CDA IN DE AFGELOPEN VIER JAAR op een onderscheidende manier politiek bedreven, en welke rol speelden partijbeginselen daarin? Voor het antwoord op deze vragen begin ik met een korte schets van het decor waartegen ze worden gesteld: dat van de crisis van de politiek. Wat de politieke crisis vraagt van politieke partijen is de inzet van deze beschrijving. Vervolgens observeer ik de manier waarop het CDA recentelijk politiek heeft bedreven. Dat doe ik aan de hand van krantenberichten over enkele hot issues van de afgelopen periode. Ik heb gekozen voor krantenberichten omdat die laten zien hoe de inzet van het CDA overkomt op journalisten; ze vormen daarmee een goede indicatie van wat het publiek daarvan meekrijgt.
Het maatschappelijke decor: verlieservaringen
In antwoord op de vraag ‘To what extent is this country’s government run by a few big interests looking out for themselves?’ antwoordt negentien procent van de burgers in een wereldwijde enquête dat dat niet of beperkt het geval is. De rest houdt het voor mogelijk of weet het zeker.1 Ook in Nederland stemde in 2015 ongeveer de helft van de bevolking in met de stelling dat politici zich niet interesseren voor ‘mensen zoals ik’ en dat ‘mensen zoals ik’ geen invloed hebben op de politiek.2 In een beschouwing over het maatschappelijk onbehagen formuleert de politiek filosoof Jan-Werner Müller het als volgt: ‘Plenty of people (…) are not committed to democracy because they feel that democracy (…) is not committed to them.’3 Volgens onder anderen Joris Luyendijk is dat niet alleen een gevoel, maar heeft de politiek-bestuurlijke elite burgers echt in de steek gelaten.4 Door zich uit te leveren aan een ‘neoliberale technocratie’ waarin marktwerking en schaalvergroting de toverwoorden zijn, heeft de politiek de rol van de overheid uitgehold. Het marktdenken wordt in alle domeinen van de samenleving toegepast, van onderwijs tot zorg, van cultuur tot journalistiek. Alle partijen in de regeringen van de afgelopen jaren hebben daaraan meegedaan, al dan niet uit overtuiging. Omdat alle partijen meedoen, maken verkiezingen niets uit: je kunt misschien wel de kapitein van het schip vervangen, maar niet de koers. ‘Daar gaat de politiek namelijk niet over.’5
Luyendijk schetst het gevoel van verlies dat de neoliberale technocratie heeft opgeleverd onder de mensen die hij spreekt, onder wie professionals die zich geen eigenaar meer voelen van hun beroep. De Engelse publicist J.D. Taylor beschrijft een vergelijkbaar gevoel bij zijn landgenoten in eens florerende gebieden: ze voelen zich ‘left behind’.6 De wereld is doorgegaan zonder hen; met de economische productie hebben ze niet alleen hun werk maar een hele levenswijze verloren, individueel en collectief.
Deze verlieservaringen uiten zich niet alleen in verhalen, ze zijn ook te zien in statistieken. Op wereldschaal laat de OESO zien dat onder meer extreme armoede is toegenomen en dat de ongelijkheid in veel landen groter is geworden. Niet iedereen profiteert in gelijke mate van globalisering en technologische ontwikkeling.7 Dat geldt ook voor Nederland. Steur, Van Doorne en Zandstra laten zien dat zeventig procent van de huishoudens er in de periode 2005-2014 niet op vooruitgegaan is.8 ‘De politiek’ heeft daar niets aan gedaan, wat heeft geleid tot verlies aan vertrouwen in die politiek: zij is er kennelijk niet voor de achterblijvers. Terwijl een actieve politiek wél nodig is, juist om degenen die niet profiteren van economische groei te ondersteunen om de nodige kennis en vaardigheden te ontwikkelen, een baan te vinden en in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Bij die actieve politiek horen ook internationale afspraken en standaarden om een gelijk speelveld voor alle landen te garanderen.9
Strategieën van politici: luisteren naar het volk
Hoe hebben politici in de afgelopen jaren gereageerd op het verlies van vertrouwen in de politiek? Welke strategieën gebruiken ze?
De eerste strategie is de ‘politiek van de reactie’, zoals de Amerikaanse publicist Mark Lilla het noemt.10 Het is het verlangen en het streven naar de wederkeer van een gouden eeuw die door een catastrofe verloren is gegaan. Hoewel gericht op het verleden, is dit streven wel revolutionair: een radicale omwenteling is nodig om het verloren Eden weer te bereiken. Don Quichot is de literaire verbeelding van het reactionaire denken, en aan hem kun je goed zien wat een groot nadeel is van deze strategie. De verbeelding is helemaal gericht op een gouden tijd in het verleden, die er echter waarschijnlijk nooit is geweest en waarvan het nog onwaarschijnlijker is dat die terugkeert, tenzij ten koste van nóg meer verlies.
De tweede strategie is die van het populisme: het idee van het directe contact met ‘het volk’, en van de politicus als versterker van de stem van het volk, en strijdend tegen de elite die de vijand is van het volk. Populisme kenmerkt zich ook door het afscheid van pluralisme: het volk spreekt met één stem, en de populistische leider hoort die het best. Als populisten aan de macht zijn, proberen ze dan ook zo veel mogelijk meerstemmigheid uit te bannen, zowel binnen de publieke instituties als in de samenleving.11 Macht en tegenmacht zijn niet meer nodig als populistische partijen regeren, en van instituties die de overheid kunnen corrigeren, zoals de rechterlijke macht en internationale verbanden, moet je af. Volgens Müller leidt dat uiteindelijk tot minder democratie.
Een derde strategie zou je ‘kiezersdatagedreven politiek’ kunnen noemen: het formuleren van standpunten op basis van data over potentiële kiezers, en het verspreiden van campagneboodschappen die op de maat gemaakt zijn van de kiezers die je wilt bereiken. De verkiezingscampagnes in de VS zijn hiervan de illustratie bij uitstek. Het grote risico van deze strategie is dat politiek vooral een echo wordt van wat bepaalde kiezers vinden, in plaats van dat er een op waarheid gericht debat met kiezers ontstaat. Politiek wordt in feite leeg. De laatste verkiezingen in de VS lieten overigens een vergaande vorm van pervertering zien van het gebruik van data over kiezers, en toonden ook het totale cynisme dat het gevolg kan zijn van deze strategie. Halpern beschrijft hoe de Trump-campagne big data en sociale media gebruikte om kiezersgroepen te ontmoedigen om op Clinton te gaan stemmen.12
Ten slotte de vierde strategie, die van de democratische vernieuwing. Daar wordt al decennialang aan gewerkt, op uiteenlopende manieren – bijvoorbeeld door gesprekken te organiseren tussen de overheid en burgers, of tussen burgers onderling. Recent lijkt de aandacht te zijn verschoven naar stemmen en het eenvoudigweg tellen daarvan, zoals bij referenda. Als er dan een meerderheid is, moet ‘de politiek’ luisteren. Onder meer volgens David Van Reybrouck is dat een grote overschatting van stemmen.13 Juist in deze tijd waarin groepen burgers zich steeds meer terugtrekken in hun eigen bubbels en echokamers, zijn debat en dialoog van veel groter belang voor het winnen van vertrouwen in de politiek. Bovendien is het de vraag of democratische vernieuwing werkelijk bijdraagt aan vertrouwen in de politiek en de overheid. In een interessant rapport laten de politicologen Rothstein en Tannenberg zien dat het effect van wat ze noemen ‘Quality of Governance’ op de legitimiteit van en het vertrouwen in de overheid veel groter is dan het effect van ‘Quality of Democracy’.14 Rothstein en Tannenberg meten de Quality of Governance op basis van de onpartijdigheid, of ook wel ‘fairness’, waarmee de overheid opereert. Onpartijdigheid is een publiek goed dat burgers wereldwijd hoog waarderen en dat sterk samenhangt met een goede samenleving.
Vormen en verbeelden in de crisis
Met onpartijdigheid is de cirkel van deze korte analyse rond en zijn we terug bij de ervaring van groepen burgers dat de politiek er niet voor hen is. Naar mijn idee zijn de vier strategieën die politici hebben ingezet om het vertrouwen van de burger te herstellen eerder onderdeel van de crisis dan dat ze die vertrouwenscrisis kunnen oplossen. Die crisis vat ik nu kort zo samen. Met de vier strategieën is de politiek in de volgmodus geraakt – er wordt vooral geluisterd naar burgers. Het verbeelden van de politiek van de reactie is vooral gericht op het verleden. Het idee van politiek als vorming van de samenleving op basis van een toekomstgerichte verbeelding is in een crisis terechtgekomen. Dat geldt ook voor de opvatting van politiek als gericht op de vorming van overtuigingen van burgers.
De vraag is nu of dat ook geldt voor het CDA in de afgelopen jaren. Legt het CDA nadruk op verbeelden en vormen, of staat het vooral in de volgmodus? Heeft het CDA een eigen strategie ontwikkeld, of ontsnapt het CDA niet aan de vier genoemde strategieën?
De politiek van het cda
Zoals al eerder aangegeven, ben ik aan de hand van krantenberichten over bekende kwesties – zoals de bed-bad-broodregeling, het Oekraïneverdrag, immigratie en integratie, klimaatverandering en inkomensnivellering – nagegaan hoe het CDA heeft geargumenteerd volgens de journalisten. Welke plaats namen beginselen in die argumentatie in? Mijn observaties zijn verre van volledig; ze zijn meer een uitnodiging voor gesprek dan een definitief oordeel.
Betrouwbaar
Het eerste wat opvalt, is de nadruk op een betrouwbare politiek. Dat uit zich onder meer in de zeven dragende principes die Sybrand Buma in 2013 presenteert en waarmee hij het christendemocratische gedachtegoed op een actuele manier wil vertalen naar politiek handelen. Geen kant-en-klare voorstellen die toch weer in de la verdwijnen, zo zegt hij bij de presentatie, maar principes die aansluiten bij de zorgen van mensen en die een langere tijd meegaan. Hij benadrukt elders de belangrijke rol van de politiek in het oplossen van de zorgen van mensen.
De wens om betrouwbaar te zijn staat ook voorop in de omgang met het Oekraïne-referendum. Nu ‘de Nederlander’ nee zegt tegen het verdrag, moet de regering daaraan eigenlijk gehoor geven, is het CDA-standpunt. Hier is maar weinig oog voor pluraliteit, die zeker speelde rond het referendum, en hier bevindt het CDA zich op de weg van de populistische versmalling van ‘het ene volk’. Dat blijkt ook wel uit een tweet die het CDA eind 2016 verspreidt: ‘Juridisch is het Oekraïne-referendum raadgevend, maar democratisch kun je deze uitslag niet naast je neerleggen.’ Het lijkt me dat het CDA daarmee een gevaarlijke tegenstelling creëert tussen recht en democratie; een tegenstelling die kan leiden tot ondermijning van de instituties die nu juist waren bedoeld om de samenleving te beschermen. Hier is vooral sprake van volgen, en niet van vormen.
Van bestuurlijk opportunisme naar electoraal opportunisme
Rond het Oekraïne-referendum is ook goed te zien hoe het CDA afstand neemt van de gouvernementele traditie, van de gerichtheid op bestuurlijke compromissen en nationale en internationale afspraken. Niet wheelen en dealen in de achterkamertjes, maar een helder profiel; laten zien waarvoor je staat, om zo vertrouwen op te bouwen. Dit is het tijdperk van de ideologie, niet van het opportunistische handelen en loze beloftes, zegt Buma in een interview met Vrij Nederland.15 Naarmate de verkiezingen dichterbij kwamen, lijkt het bestuurlijk opportunisme van voorheen echter te zijn ingeruild voor electoraal opportunisme en de politiek van de reactie. Dan volgt namelijk een reeks van voorstellen en uitspraken die moeilijk uitvoerbaar zijn en soms ingaan tegen christendemocratische uitgangspunten. Het verplicht zingen van het Wilhelmus op school, druist dat niet in tegen de overtuiging dat scholen ruimte hebben om hun eigen uitgangspunten te bepalen? En een uitspraak als ‘Wij zijn hier de baas’ over de komst van Turkse ministers naar Nederland, doet die geen afbreuk aan het idee van rentmeesterschap, de overtuiging dat de grond waarop je woont ten diepste niet jouw bezit is, maar een gift die je kunt delen met anderen? Het gaat mij hier niet primair om de zaak zelf, maar over de manier waarop het argument tegen de komst van Turkse ministers wordt verwoordt. Ten eerste versimpelt die ingewikkelde internationale verhoudingen tot een strijd tussen bazen. Ten tweede is er de connotatie met een duidelijk afgegrensd land waarmee, misschien onbedoeld, het verlangen wordt gewekt naar een tijd toen alles nog overzichtelijk was. Het CDA lijkt al met al in de verkiezingscampagne te worden geleid door de politiek van de reactie; deze uitspraken appelleren meer of minder impliciet aan een collectief dat verloren is gegaan.
Identiteit en gemeenschap
Vooral Sybrand Buma kritiseerde in de afgelopen jaren het individualisme. Hij ziet het als de werkelijke bron van de maatschappelijke onvrede. Daartegenover zet hij een sterk collectief dat iets te verdedigen heeft, en wil hij terug naar het fundament van de christendemocratie.16 Hij had zich in CDV al eerder afgezet tegen de liberale inburgering van het kabinet-Rutte, en pleitte voor het uitdragen van de joods-christelijke traditie en voor het bijbrengen van ‘een gezonde vaderlandsliefde’.17 Het is op dit punt dat de politieke inzet van het CDA nadrukkelijk vormend is. Het CDA wil overtuigingen veranderen – terwijl het in de voorgaande twee decennia heeft bijdragen aan het ontstaan daarvan. De argumentatie voor de beoogde wending is interessant: ‘de opvattingen in de samenleving zijn veranderd’, een motief dat zich vermengt met het teruggrijpen op de ‘genen van het cda’.18
Bij een sterk collectief horen bijna als vanzelfsprekend grenzen. Die benadrukt het CDA ook: het wil met repressieve maatregelen de rechtsstaat beschermen, zoals met een verbod op partijen die de sharia willen invoeren. Stond eerder de bescherming van pluraliteit en van rechten van minderheden centraal, hier neigt het CDA eerder naar populistische politiek, waarin pluraliteit wordt afgewezen.
Klimaat
Als er één domein is waar verbeelding nodig is, is het wel dat van klimaat, energie en omgeving. Verbeelding is hard nodig, omdat niet alleen onze wijze van productie moet veranderen, maar veel breder: onze hele manier van leven. Het CDA onderschrijft de ambities van het klimaatverdrag van Parijs, maar vindt dat initiatief van onderop de aangewezen weg is om die ambities waar te maken. Dat betekent volgens een overzicht in De Correspondent dat het CDA overheidsmaatregelen om duurzaamheid te bevorderen tegenhoudt19 en de financiële belangen van zowel midden- en kleinbedrijf als grote bedrijven en automobilisten vooropstelt. Hoe de samenleving en het bedrijfsleven op eigen initiatief de klimaatdoelen kunnen bereiken – een zaak van verbeelding bij uitstek – wordt niet duidelijk.
Twee gezichten
Wat dit zeer onvolledige overzicht laat zien, zijn de twee gezichten van het CDA in de afgelopen periode. Aan de ene kant legt het CDA de nadruk op de noodzaak van een betrouwbare politiek door vast te houden aan een helder ideologisch profiel. Dat ideologische profiel is gebaseerd op wat Sybrand Buma de ‘genen van het CDA’ noemt. Hem staat een sterk collectief voor ogen, tegen het individualisme dat dominant is bij andere partijen. Daarmee appelleert het CDA nadrukkelijk aan de vormende rol van de politiek. Aan de andere kant kiest het CDA bij verschillende issues voor een van de vier strategieën om de crisis in de politiek te lijf te gaan – strategieën die volgens mij eerder deel uitmaken van die crisis dan dat ze daaruit een uitweg bieden. Een alternatieve strategie zou zijn uit te gaan van geactualiseerde beginselen (of liever: waarden) die toekomstgerichte verbeelding en onpartijdigheid van de overheid bevorderen en die pluraliteit beschermen.
Noten
- 1.Transparency International’s Global Corruption Barometer 2013, geciteerd in: OECD, In the public interest. Taking integrity to higher standards (agenda voor het 2017 OECD Global Anti-Corruption & Integrity Forum, Parijs, 30-31 maart 2017). Parijs: OECD, 2017a, p. 5.
- 2.Rob Bijl, Jeroen Boelhouwer, Evert Pommer en Iris Andriessen (red.), De sociale staat van Nederland 2015. Den Haag: SCP, 2015.
- 3.Jan-Werner Müller, What is populism? Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2016.
- 4.Joris Luyendijk, Kunnen we praten. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2017. Zie ook: Boudewijn Steur, Ellen van Doorne en Thomas Zandstra, Maatschappelijk onbehagen en het openbaar bestuur. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2017. Zie http://kennisopenbaarbestuur.nl/media/254375/strategische-verkenning-maatschappelijk-onbehagen-en-het-openbaar-bestuur.pdf
- 5.Luyendijk 2017, p. 50.
- 6.J.D. Taylor, Island story. Journeys through unfamiliar Britain. Londen: Repeater Books, 2016.
- 7.OECD, Fixing globalisation. Time to make it workfor all. Parijs: OECD, 2017b.
- 8.Steur e.a. 2017, p. 9.
- 9.OECD 2017b.
- 10.Mark Lilla, The shipwrecked mind. On political reaction. New York: New York Review Books, 2016.
- 11.Müller 2016.
- 12.Sue Halpern, ‘How he used Facebook to win’, The New York Review of Books, 8 juni 2017.
- 13.David Van Reybrouck, Tegen verkiezingen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2013.
- 14.Bo Rothstein en Marcus Tannenberg, Making development work. The Quality of Government approach. Stockholm: EBA, 2015.
- 15.Thijs Broer en Max van Weezel, ‘Sybrand Buma: “In ideologisch opzicht ben ik de échte uitdager van Mark Rutte”’, Vrij Nederland, 1 maart 2017.
- 16.Broer en Van Weezel 2017.
- 17.Sybrand Buma en Pieter Heerma, ‘Gezonde vaderlandsliefde’, in: Femmy Bakker, Theo Brinkel, Pieter Jan Dijkman en Jos Wienen (red.), Op de vlucht… En dan? (CDV Lente 2016). Amsterdam: Boom, 2016, pp. 80-87.
- 18.Broer en Van Weezel 2017.
- 19.Jelmer Mommers, ‘Dit zijn de partijen die klimaatverandering serieus tegengaan’, De Correspondent, 13 maart 2017.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.