‘Politiek van de rentmeester vraagt om boerenverstand, historisch inzicht en empathie’
Samenvatting
Het beeld van de rentmeester die het hart op de goede plek heeft, boerenverstand bezit en weet waar hij vandaan komt, biedt volgens Cees Veerman, van 2002 tot 2007 minister van Landbouw, niet alleen een goede illustratie van de centrale beginselen van de christendemocratie, maar kan ook de politiek behoeden voor zowel plat machtsmisbruik als wereldvreemd idealisme.
Cees Veerman (68), boerenzoon en akkerbouwer, gaf in Wageningen en Tilburg college in onder meer wetenschapsleer, landbouweconomie en ethiek. Hij is niet meer actief in de politieken is ook niet van plan om zich over de huidige koers uit te laten, ook niet als oud-voorzitter van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (2007-2011). Met lede ogen zag hij aan hoe het Ministerie van Landbouw geslachtofferd werd. Veerman volgt de politiek nu op afstand: ‘Ik vind niet dat ik mijn opvattingen al te duidelijk moet etaleren. Dat heb ik rond de samenwerking met Wilders wel gedaan. Dat vond ik een heilloze weg en dat is ook gebleken. Het heeft de partij gespleten. De wonden die geslagen zijn door de coalitie met de PVV zitten bij sommigen nog heel diep. Tegenwoordig vinden we onszelf al een hele piet met negentien zetels. Nog niet de helft van wat we vroeger hadden. Dat is natuurlijk niet de enige factor in de neergang, maar wel een belangrijke oorzaak. Dat mensen zich in mindere mate met de christendemocratie verbinden is natuurlijk ontzettend jammer.’
Rentmeesterschap
Waar is het volgens u binnen de christendemocratie om begonnen?
‘We hebben dat altijd gedaan door het begrip “rentmeesterschap” centraal te stellen. Een rentmeester is toegewijd aan zijn opdrachtgever en opereert voorzichtig. Hij reageert op veranderende omstandigheden met behoedzaamheid en zorg. De rentmeester treedt op met bezonnenheid, een van de oude Griekse deugden. Hij staat daarbij open voor vernieuwingen, maar weegt deze zorgvuldig af. Er zit altijd een conservatieve trek in de houding van de rentmeester. Maar conservatisme moet niet verward worden met reactionaire politiek. Een goede rentmeester heeft oog voor verandering, maar weegt die verandering af tegen de bestaande omstandigheden. Hij probeert zich een oordeel te vormen of het hier gaat om een verandering die bestendigd kan worden, of dat het een bevlieging is of een fantoom. Een ideologie die even opflakkert en vervolgens weer uitdooft. Of nog gevaarlijker: of het een gedrevenheid is die voortkomt uit de Wille zur Macht.’
Het optreden van de rentmeester bestaat uit een evenwichtige mix van drie elementen: ‘Ten eerste: je moet met gezond verstand te werk gaan. Ik zeg er altijd bij: “Je moet je boerenverstand gebruiken.” Daar bedoel ik mee: nuchter zakelijk afwegen, je niet te veel laten leiden door de emoties van het moment. Laat het bezinken. Het tweede is historisch besef, je moet kennis hebben van en voeling hebben met het verleden. Je staat altijd in een lijn, in een geschiedenis. Je moet daarvan weet hebben: Hoe zijn dingen ontstaan? Wat er is gebeurd? Wat waren de drijfveren en motivaties daarachter? Als je de geschiedenis niet kent, heeft eens iemand gezegd, ben je gedoemd die te herhalen. Het derde is: je moet een warm hart hebben, empathie voor de ander. Niet de ander afserveren of gebruiken. Een warm hart betekent ook openstaan voor de mensen die het moeilijk hebben. Dat betekent echter niet dat wij iedereen kunnen helpen; dat zou onverstandig zijn. Het gaat altijd om de juiste verhoudingen, ook als het gaat om migratie. Het gaat om mensen, niet om aantallen. Ja, het moet ons aan het hart gaan, maar ook: wat kunnen we als samenleving aan, zonder dat de maatschappelijke vrede te zeer wordt verstoord? En in welk tempo?’

FOTO: MONIQUE VAN ZEYL
‘Politiek moet weloverwogen zijn, dat is heel wezenlijk. Ik herken hierin een trek van de oude CHU, waaruit ik ook zelf voortkom: politiek moet, zoals freule Wttewaall van Stoetwegen dat uitdrukte, geen “gekkenwerk” zijn, niet onbezonnen.’
Uw typering van de rentmeesterschappelijke houding als vorm van bezonnenheid reikt verder dan inzet voor duurzaamheid alleen?
‘Ja. Daar klinken van meet af aan ook de andere traditioneel christendemocratische kernwaarden in door, zoals solidariteit, gespreide verantwoordelijkheid en publieke gerechtigheid. Solidariteit is de betrokkenheid op de ander, de empathie die gevraagd wordt en reëel is, maar niet eindeloos is. Gespreide verantwoordelijkheid houdt in dat je niet in je eentje alles kunt oplossen, maar dat je je samen voor verbeteringen inzet. Publieke gerechtigheid, ten slotte, wil zeggen dat je met eerbied en beleid zorgdraagt voor datgene wat aan jou is toevertrouwd, en wel op een manier die rechtvaardig is, die de menswaardigheid dient. Waar ik kortom voor pleit, is een evenwicht tussen de verschillende beginselen en de wijze waarop je deze beginselen vormgeeft. Dat is nu precies wat de kern van de politiek is: de kunst van het afwegen. Politiek is, zoals de grote socioloog Max Weber zei, ‘het boren van gaten in dikke planken’ met Leidenschaft und Augenmaβ zugleich. ‘Augenmaβ’: het timmermansoog dat in één oogopslag de zaak goed inschatten kan. Achter goede politiek zit ervaring, gevoel voor de juiste verhoudingen en proporties, gezond verstand, maar ook hartstocht, een passie, en zorg voor hetgeen aan de politicus is toevertrouwd. Het gaat om dat betrokken gevoel voor realiteit in de politiek voor wat haalbaar en mogelijk is. In de politiek, maar trouwens ook in de wetenschap, wordt er veel te snel in abstracte, algemene termen over problemen gepraat, maar dan dreigen we juist de kern ervan te verliezen.’
Gebrek aan gevoel voor realiteit
Wat bedoelt u met een gebrek aan gevoel voor realiteit in wetenschap?
‘Ik heb zelf mijn hele leven in de economische wetenschap doorgebracht en er is niets makkelijker dan in abstracties te praten. Het grote gevaar is dat de abstracties een eigen leven gaan leiden en als panacee op de werkelijkheid worden gelegd. Zie mijn eigen vak. We zijn het leerstuk voor de werkelijkheid gaan houden, met alle gevolgen van dien. De economische wetenschap gaat uit van rationeel handelende consumenten en producenten. Dat is op zich een goed analytisch uitgangspunt, maar dekt niet de hele maatschappelijke werkelijkheid. Ook uit de economische wetenschap zijn het boerenverstand en het hart weggesneden. Het is de kunst ook deze elementen weer terug te brengen, om de wereldvreemdheid ervan te kunnen keren.’
‘Historisch gezien heeft de jonge economische wetenschap zich qua methodiek en vooronderstellingen exact willen spiegelen aan de klassieke natuurwetenschap, om zichzelf zo een aureool van zekerheid en hardheid te geven. Het economische systeem werd beschouwd als een vectorveld in de goederenruimte, waarin ieder deeltje (atoom) een positie van optimale potentiële energie (nut) probeert te verwerven. Mensen als de Engelse wiskundige en econoom Alfred Marshall waarschuwden nog wel voor de risico’s van deze opvatting. Marshall zei dat de waarheid van economie niet in de wiskunde besloten lag – ‘The Mecca of the economist lies in economic biology …’ –, en die overtuiging werd gedeeld door een van mijn inspiratoren, Nicholas Georgescu-Roegen. Laatstgenoemde schreef het klassieke boek dat voor iedere economiestudent verplicht leesvoer zou moeten zijn: The entropy law and the economic process’
Wat zegt deze geschiedenis nu precies volgens u?
‘Heel veel. Daar heb je het weer: je moet de geschiedenis kennen om niet in dezelfde valkuilen te trappen. Het gebruik van technieken en analogieën uit de fysica is niet alleen een kenmerk van de grondleggers van de economie die nu nog in universiteiten dominant is. Veel ingenieurs en jonge fysici, zoals Paul Samuelson en de Nobelprijswinnaars Jan Tinbergen en Tjalling Koopmans, oefenden in de vorige eeuw al veel invloed uit op de economische wetenschap en introduceerden optimalisatietechnieken uit de natuurkunde in de economie. Kern van het probleem is dat economen geprobeerd hebben hun vakgebied te rationaliseren, te zuiveren van alle passies, van alle waarden, van alle morele overtuigingen. Daarbij worden belangrijke, cruciale aspecten van de sociale werkelijkheid genegeerd. Het punt is: economische wetenschap is een maatschappijwetenschap en geen natuurwetenschap. Neem de bankencrisis. Niemand heeft de bankencrisis voorspeld, behalve een paar mensen die het daadwerkelijke gedrag van de bankiers in ogenschouw hadden genomen, of de gewone, al te menselijke, dagelijks gang van zaken op de beursvloer.’
Mensen die dus gewoon hun boerenverstand waren blijven gebruiken.
‘Inderdaad. Zij zagen: dit is een piramidespel dat gewoon niet goed kan gaan en wel op een fiasco moet uitlopen. Ondertussen keek men massaal alleen naar de cijfertjes, de papieren werkelijkheid, of keek men weg, profiteerde men gewoon van de ontstane situatie die men zelf in het leven had geroepen. Zie de opstelling van Goldman Sachs in de Griekse kwestie binnen Europa. Deze bank cijferde eerst net zo lang totdat Griekenland op papier een goed rapport kon overhandigen dat binnen de Europese begrotingsregels paste, en gokte tegelijkertijd op het kelderen van de Griekse obligatiekoersen, omdat het bedrijf wist hoe de zaak er werkelijk voorstond. Het haalde dus in feite met list en bedrog het onderste uit de kan en leverde zo op perverse wijze het “bewijs” voor de theorie van rationele winstmaximalisatie, waarin men het niet zo nauw neemt met vage noties als trouw en solidariteit. En het komt daar nog mee weg ook. Ondertussen moet de samenleving wel de schade betalen. Is het dan vreemd dat men zich afvraagt: waar zijn nu de schuldigen gebleven? Er is geen bankier achter de tralies gezet. Dat klinkt allemaal wel populistisch, maar het is duidelijk dat een aantal mensen de boel doelbewust heeft lopen flessen. Dat maakt mensen boos en ondergraaft het vertrouwen.’
‘Wat ontbreekt is het diepe besef dat economie een maatschappijwetenschap is. De laatste tijd breekt dat inzicht pas goed door. Er zijn nu Nobelprijzen uitgedeeld aan mensen die historisch, sociologisch of psychologisch onderzoek doen. Zo kreeg Daniel Kahneman de Nobelprijs voor zijn onderzoek naar de wijze waarop mensen beslissingen nemen. Zijn boek Thinking, fast and slow, hier vertaald als Ons feilbare denken, laat weinig heel van het beeld van de rationele beslisser. Het blijkt dat niet mathematiek doorslaggevend is, maar de moraal, waarden en normen, de cultuur. Je kunt niet zeggen: omdat we bepaalde zaken niet kunnen kwantificeren, niet kunnen meten, nemen we het dus maar niet mee in de analyse.’
‘Neem de cultuur of de historie van een bedrijf. In een beursgenoteerde onderneming gaat het echt anders dan in een familiebedrijf. De cultuur van een bedrijf is wezenlijk, als je daar geen rekening mee houdt, kan het niet goed gaan. Cultuur is de drager van alle activiteiten. Hoe je met mensen omgaat, hoe er leiding wordt gegeven: het is niet te vangen in een cijfer of in een zogenoemde kritische prestatie-indicator (KPI), maar het maakt voor de prestaties van het bedrijf toch echt uit. Eten de managers mee met de medewerkers in de kantine, of zitten ze zevenhoog in hun ivoren toren? Is de hiërarchie dwingend, of is er een meer open houding?’
Zorg voor een veilig huis
Wat zijn wat u betreft de politieke consequenties van dit verhaal?
‘Die zijn nogal veelomvattend. We hebben het al over vluchtelingen gehad: ook een kwestie van een inpassingsproces van verschillende culturen dat niet vanzelfsprekend is en ook niet vanzelf gaat. En ook binnen Europa zijn er verschillende culturen: Noord en Zuid, Oost en West, hebben een verschillend historisch besef en een verschillende ondernemersgeest. En ja, misschien hebben we daar bij de vormgeving van de Europese Unie onvoldoende oog voor gehad.’
‘En neem de discussie over vrijhandel. Vrijhandel vergroot de welvaart voor iedereen, volgens de theorie. Verdelingsvragen – wie profiteert van de voordelen, en wie wordt getroffen door de nadelen? – werden daarbij tot voor kort niet eens gesteld, want op papier speelde die kwestie niet: iedereen zou op termijn profiteren. Maar dat mag dan zo zijn in de abstracte theoretische werkelijkheid, feitelijk werkt het anders uit. Er zijn wel degelijk globaliseringsverliezers, zoals dat nu heet. De aloude discussie in de politieke economie van onder anderen Adam Smith naar de verdelingseffecten is weer op de agenda komen te staan. Met die effecten moet je rekening houden. Ook de vraag hoe Europa moet omgaan met de globalisering is weer helemaal terug.’
‘Het belang van Europa op basis van de algemene materiële effecten kun je onvoldoende duidelijk maken aan de samenleving. Kijk ook naar de gang van zaken bij de brexit. Je kunt daar van alles van vinden en de gang van zaken betreuren, en de effecten zullen zeker niet mals zijn, maar het gevoel dat groepen mensen over hun eigen toekomst willen beslissen is sterk. In plaats van mee te gaan met de nationalistische koers kunnen christendemocraten juist laten zien hoe een sterk Europa een antwoord op de zorgen van burgers kan zijn. En dan bedoel ik niet Europa als economische verdelingsmachine of als bureaucratische instelling. De Europese wetgeving moet niet over lampjes gaan, maar over het managen van globalisering, de beheersing van de risico’s ervan. Er gaat in Europa 45 miljard om in het landbouwbeleid, en toch zijn er momenteel in Frankrijk elke dag twee boeren die zich verhangen. Dan is er toch iets fout.’
‘Als je Europa overeind wilt houden, moet je de zorgen van burgers serieus nemen. Die zorgen zijn er vooral op het gebied van veiligheid. Europa moet een veilig thuis zijn. Juist op het punt van veiligheid hebben we echter, ondanks miljardeninvesteringen, het minst bereikt. Het geld kwam te laat. We hebben geen solide buitengrenzen, geen helder gezamenlijk migratie- en vluchtelingenbeleid.’
‘In de zorg om een veilig huis staat ook duurzaamheid centraal. Of we nu christendemocraat zijn, socialist of liberaal, de opgave voor duurzaamheid geldt voor ons allemaal. Zonder duurzame oplossingen is het huis op termijn niet veilig; letterlijk – zo eenvoudig is het. We moeten een strategie bedenken voor de omgang met de veranderingen in het klimaat.’
‘Ik ben voorzitter geweest van de tweede Deltacommissie. Los van de vraag wat nu precies de oorzaak is van de klimaatverandering, zien we een zeespiegelstijging. Wij hebben gezegd: “We kunnen allemaal op de Veluwe gaan wonen, óf we kunnen onze dijken verhogen.” We hebben voor het laatste gekozen. Dat is een manier om duurzaamheid vorm te geven in de betekenis van het beschermen van je woonplaats. Maar duurzaamheid heeft ook andere elementen. Kijk bijvoorbeeld naar de duurzaamheid van productieprocessen. We weten dat kolen veel meer verontreiniging geven dan gas, en dat kernenergie nog veel schoner is. De Duitsers hebben die laatste vorm afgezworen en wij willen er ook niet meer over praten, maar ik denk dat de discussie over kernenergie een plaats kan hebben in de discussie rond duurzaamheid. We moeten er geen dogma overheen leggen, van “Dat doen we niet meer”. Ook hier moet je bezonnenheid en een warm hart combineren; pragmatisch idealistisch zijn.’
Beschikbaar stellen van kapitaal
Hoe moeten we verder meer energie steken in verduurzamingsprocessen?
‘Vanuit de christendemocratie moet je zeggen dat het privé-initiatief het uitgangspunt moet zijn, binnen de kaders van solidariteit en publieke gerechtigheid. Er moet niet een sfeer ontstaan dat de staat het wel gaat oplossen. Er moet een gevoel van eigenaarschap groeien, van medeverantwoordelijkheid voor de publieke zaak. Als dat niet gebeurt, gaan mensen met de handen over elkaar zitten en denken: Het is mijn probleem niet, een ander doet het wel. Of: Het zal mijn tijd wel duren; na mij de zondvloed.’
‘De overheid heeft wel een duidelijke rol in het faciliteren van die initiatieven. Waar nu een heleboel projecten op stranden, is de beschikbaarheid van kapitaal. Veel projecten komen niet van de grond als er geen instantie is die er risicodragend vermogen in wil stoppen. Banken zijn nu vooral nog aan het herstellen en met zichzelf bezig. Zij willen eigenlijk de investering van gisteren financieren in plaats van die van morgen. Daar kan de overheid wel voor zorgen, in de vorm van bijvoorbeeld garantiestellingen zoals we die ook voor de gemeenten kennen en voor de zorg. Waarom zou dat niet ook kunnen voor innovaties? We willen nu invest.nl tot stand brengen en er tweeënhalf miljard aan startkapitaal in stoppen; je kunt er nog eindeloos over delibereren, maar ik zou zeggen: “Ga aan de slag!”’
Dat is volgens u meer de route dan primair in te zetten op een nieuw groen belastingplan?
‘Niemand wil graag belasting betalen. Het is wel nodig, maar het smoort ook initiatieven. Toen de gloeilamp werd uitgevonden, zei de Amerikaanse president: “Ik begrijp niet wat het is, maar ik zie wel kans om er belasting op te heffen.” Geef vooral initiatieven op het gebied van duurzaamheid een kans, dan durven mensen ook meer en gaat er een gevoel van eigenaarschap ontstaan. Faciliteer bijvoorbeeld nieuwe corporaties voor lokale energievoorziening. Er is zoveel terughoudendheid om iets te willen, om iets te ondernemen. Dan kun je wel opleidingen in ondernemerschap op universiteiten creëren, maar ondernemerschap is ook een karaktertrek. De wil om iets goeds tot stand te brengen, niet primair om rijk te worden, maar om een zinnige bijdrage te leveren aan een duurzame en veilige wereld. Ondernemers zijn doorlopend bezig om te bedenken hoe het beter kan. Als je dan oploopt tegen belemmeringen – bureaucratie, bouwvergunningen, mensen die zeggen: ‘Dat wilt u nu wel, maar wij zullen nog weleens zien of dat wel kan’ –, dan is dat funest voor de vitaliteit van de samenleving. Dan bevorder je dus juist niet de rentmeesterlijke houding, maar de jansaliegeest, een houding waarbij iedereen op zijn handen gaat zitten. Dat is niet wat Nederland, Europa of de wereld op dit moment nodig heeft.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.