Democratie gaat stuk aan emoties, maar kan ook niet zonder
Samenvatting
Democratie kan zich niet verweren tegen haat en ressentiment. Integendeel, de democratische mechaniek zal zulke emoties juist versterken en kan zo de samenleving te gronde richten. Tegelijkertijd kan de democratische rechtsstaat niet (voort) bestaan zonder emoties als engagement en loyaliteit, empathie en generositeit. Maar die kan hij niet aan zijn burgers opleggen, want zulke emoties ontwikkelen mensen alleen in samenwerkingsprocessen, als ze niet gestuurd worden door dwang of prijsprikkels. We moeten in ons denken en in ons organiseren ratio én emotie een plek geven, de hele relationele mens. Alle systemen die we sinds de verlichting hebben opgebouwd moeten op de schop.
WE HEBBEN ONSZELF WIJSGEMAAKT DAT WE RATIONELE WEZENS ZIJN en dat we alles, inclusief onszelf, rationeel kunnen sturen en beheersen. Met dat uitgangspunt hebben we allerlei organisaties en instellingen opgezet en arrangementen ingericht. Die hebben decennialang goed gefunctioneerd en zo gezorgd voor veel welvaart. Maar vroeg of laat, weten we nu, zullen we de rekening gepresenteerd krijgen voor die kapitale misvatting over wat wij mensen zijn en wat er voor ons echt toe doet. De instellingen die we met die misvatting als ontwerpprincipe hebben opgezet, gaan zich tegen ons keren. Een voorproefje van die rekening krijgen we nu gepresenteerd, in de vorm van onder andere angst, hebzucht, wrok, haat, jaloezie en ressentiment. Het onderliggende gevoel van miskenning, betekenisloosheid, zinloosheid en machteloosheid heeft zich sinds de Verlichting langzaam opgebouwd, maar de afgelopen zeventig jaar heeft dit proces zich steeds meer versneld. Katalysatoren zijn de verzorgingsstaat (zowel de bloei als de neergang en afbraak ervan) en de neoliberalisering en financialisering van onze economie, van de samenleving en van onszelf, in de afgelopen veertig jaar.
Democratie gaat stuk aan emoties
De bedoeling van democratie is om verschil te accommoderen en te organiseren. Uiteenlopende en conflicterende meningen, stemmingen en belangen worden door diverse partijen gerepresenteerd, en de partij met de meeste stemmen wint de verkiezingen. Het probleem is dat deze mechaniek – partijen, verkiezingen, meerderheidsregel – op allerlei manieren misbruikt kan worden. Een actueel voorbeeld. Een effectieve manier om stemmen te winnen is de in de samenleving levende ressentimenten politiek te kapitaliseren: haat als politiek kapitaal. Politici die dit doen representeren de maatschappelijke tegenstellingen niet alleen, maar ze genereren en verscherpen die zelfs; ze zetten mensen tegen elkaar op. Bedoeld om het fatsoenlijk samenleven van verschil mogelijk te maken, bewerkstelligt de democratische mechaniek juist het tegenovergestelde: ze genereert haat en tweedracht en maakt vreedzaam samenleven ten slotte onmogelijk.
Waar zulke politici verkiezingen winnen en de macht krijgen, ontstaat een situatie die Fareed Zakaria twintig jaar geleden typeerde als illiberal democracy: een democratisch gekozen regering centraliseert de macht, neutraliseert eventuele checks-and-balances en schaft de rechtsstatelijke waarborgen voor minderheden af.1 Twintig jaar geleden was dat nog vooral een derdewereldfenomeen, maar dat is het allang niet meer. Zo concludeert Freedom House in zijn laatste rapport: ‘Political rights and civil liberties have been on the decline for eleven consecutive years, and this year established democracies dominate the list of countries suffering setbacks in freedom.’2 Welbeschouwd, schreven Dani Rodrik en Sharun Mukand onlangs, is de vraag niet waarom democratie zo vaak illiberal wordt, maar hoe een democratische rechtsstaat überhaupt kan bestaan.3
Democratie kan niet zonder emoties
Dit vraagstuk van de levensvatbaarheid van de democratische rechtsstaat is al ruim veertig jaar geleden met grote nauwkeurigheid aan de orde gesteld door Ernst-Wolfgang Böckenförde.4 Hij signaleerde dat in de feodale periode de koning zijn macht legitimeerde met Gods genade en de loyaliteit van zijn onderdanen afdwong met geweld; zo schiep hij zelf de bestaansvoorwaarden voor zijn heerschappij. Maar hoe doet de liberale rechtsstaat dat, als God en geweld niet meer in aanmerking komen? Hij is aangewezen op de democratische Gesinnung van de burgers, maar heeft niets in handen om dat zeker te stellen. Vandaar Böckenfördes beroemde theorema: De democratische rechtsstaat is niet bij machte om zijn eigen bestaansvoorwaarden te reproduceren. Die bestaansvoorwaarden zijn, aldus Böckenförde: een moraliteit op individueel niveau, en een verbindend ethos op samenlevingsniveau. Samen zorgen ze, in diens woorden, voor vrijheidsregulering-van-binnenuit. Het probleem is dus dat de staat deze zaken zelf niet kan genereren, en dat komt doordat de middelen waarover hij beschikt – wet- en regelgeving, beloning en dwang – daarvoor niet geschikt zijn. Met die middelen kan hij noch moraliteit, noch een verbindend ethos produceren. De staat kan moraliteit en ethiek ook al niet aan zijn burgers opleggen of deze afdwingen, omdat dan de vrijheid in het gedrang zou komen – en die vrijheid, daar was het allemaal om begonnen.5
Decennialang is het theorema van Böckenförde een theoretische kwestie gebleven, vooral interessant voor wetenschappers. Er was immers nauwelijks aanleiding om te twijfelen aan de stabiliteit van de democratische rechtsstaat in de westerse samenlevingen. Nu die zekerheid wegvalt krijgt Böckenfördes theorema een nieuwe, praktische relevantie. Emoties zijn terug – with a vengeance! In actuele politieke analyses zijn woorden als ‘boosheid’, ‘onbehagen’, ‘ressentiment’ en ‘wrok’ niet van de lucht. Pankaj Mishra heeft er een bestseller over geschreven: Age of anger.6 Mishra signaleert de spanning die bestaat tussen enerzijds de verheven beloften van vooruitgang, vrijheid en welvaart, en anderzijds de realiteit: grote delen van de wereldbevolking leiden een van betekenis beroofd bestaan, talloze mensen zijn buitenstaanders in een door geld en macht gedreven samenleving. Mishra beschrijft hun ontworteling, vernedering, jaloezie en wrok; en het cynisme van de elites, ook van de politieke elites, van autoritaire leiders die de wrok van deze mensen politiek te gelde maken en versterken. Die spanning zal een gewelddadige uitweg vinden.
Wat Nederland betreft signaleert Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau een dieper wordende kloof tussen blije en boze burgers, optimisten en pessimisten. Dat leidt tot polarisatie, wantrouwen en maatschappelijk conflict. Wegkijken voor populisme en extremisme is spelen met vuur, aldus Putters, en urgente actie is geboden, want de eerste stap buiten het systeem is snel gezet.7
De vraag is dan: wat te doen? Putters zoekt de oplossing in de ontwikkeling van een nieuw sociaal contract, een nieuwe onderlinge afspraak over hoe we willen samenleven. Zo’n contract zou uit drie hoofdstukken moeten bestaan: (1) een nieuwe definitie van solidariteit en inclusie in het maatschappelijk systeem; (2) een economisch systeem dat insluit in plaats van polariseert; en (3) de herijking van zeggenschap in ons politieke systeem, met doordachte combinaties van representatieve en directe democratie. Putters maakt daarbij de kanttekening dat hiervoor veel meer maatschappijvisie nodig is dan het politiek leiderschap ons nu biedt.
Heel concreet is Putters verder niet. Zowel zijn pleidooi voor nieuwe politiek-maatschappelijke arrangementen als dat voor politiek leiderschap is in feite niet veel meer dan het opnieuw stellen van het probleem. Waar moet de capaciteit vandaan komen om tot een nieuw sociaal contract te komen? Waar vinden we de bereidheid om samen af te spreken hoe we willen samenleven? En waar komen de benodigde verlichte politici vandaan, en hoe krijgen zulke politici de wind in de electorale zeilen? Een nieuw samenlevingsmodel ontstaat niet per fiat. Hoe dan wel?
Hoe mensen sociale talenten ontwikkelen
We zagen al dat democratie zich niet kan verweren tegen ressentiment, haat, hebzucht en afgunst. Integendeel, de democratische mechaniek zal die emoties en affecten niet alleen representeren maar zelfs genereren, en zo de samenleving zelf te gronde kunnen richten. En omgekeerd kan democratie, de democratische rechtsstaat, niet (voort)bestaan zonder allerlei emotiegeladen morele en sociale disposities, zoals engagement en loyaliteit, empathie en generositeit – zaken die de democratie juist níét zelf kan genereren.
Emoties bepalen de toekomst, het lot van de democratische rechtsstaat en van de samenleving. Alle reden dus om er beter naar te kijken. Waar komt bijvoorbeeld dat eerdergenoemde ressentiment vandaan? En hoe ontwikkelen mensen morele en sociale talenten als engagement, empathie, vertrouwen en loyaliteit?
Michael Tomasello van het Max-Planck-Institut für evolutionäre Anthropologie heeft in twee monumentale werken aannemelijk gemaakt dat de oorsprong en de ontwikkeling van zowel onze cognitieve als onze morele vermogens nauw verbonden zijn met samenwerkingsprocessen, met wat hij aanduidt als shared intentionality.8 Coöperatieve sociale interactie is de sleutel tot de menselijke uniciteit, zowel cognitief als moreel. Door samen te werken leren mensen de wereld te zien van verschillende kanten, ontwikkelen ze complexere denkwijzen en leren ze ook de eigen inzichten te monitoren aan de normatieve inzichten van de ander en van de groep. Mensen worden mens in coöperatieve processen; daarin ontwikkelen ze hun specifieke menselijke vermogens: cognitief, sociaal en moreel. Waarschijnlijk gaat het hier om existentiële behoeftes. De mens is relationeel en wil gezien, erkend, recht gedaan worden; de mens wil van betekenis zijn, ertoe doen. De mens wil ook ergens bij horen, deel zijn van een groter geheel. En hij wil zich, liefst samen met anderen, inzetten voor iets wat betekenisvol is; hij wil ergens voor gaan. In de mate dat dit allemaal het geval is, komt de mens tot zijn recht. Hij is dan vrij in de betekenis die de Amerikaanse filosoof Frithjof Bergmann aan dat woord heeft gegeven.9 In zulke processen ontwikkelen mensen als vanzelf, als onbedoeld bijproduct, disposities als empathie, loyaliteit en vertrouwen, generositeit en liefde.
Omgekeerd: voelen of weten mensen zich genegeerd en miskend; worden ze niet gezien of wordt hun geen recht gedaan; horen ze er niet bij of ervaren ze hun inzet als betekenisloos; voeren ze alleen de instructies van hogerhand uit; worden ze gedegradeerd tot apen die een voorbedacht script uitvoeren; voelen ze zich speelbal van externe krachten waar ze geen vat op hebben – dan gaat er met mensen van alles mis. Ze raken dan verminkt en ontwikkelen emoties en disposities van een heel ander soort: angst, wrok, haat en woede, ressentiment. Juist hier is het de afgelopen decennia fout gelopen. In de periode van de verzorgingsstaat werden allerlei sociale functies verstatelijkt, waarmee materie en motieven voor socialerelatielogica’s, en daarmee voor de ontwikkeling van morele en sociale disposities, van de mensen werden afgenomen. Toen die verzorgingsstaat onbetaalbaar werd en werd afgebroken, bleven de mensen – intussen individuen en cliënten – met lege handen en verweesd achter. In de periode van het neoliberalisme werden de verzorgingsstaatfuncties geprivatiseerd en gefinancialiseerd, en sindsdien kennen we nog maar één relatielogica, namelijk de transactie. Paul Dembinski typeert financialisering treffend als de ultieme triomf van transactie op relatie.10
Lange regeneratieprocessen
De democratische rechtsstaat (of gewoon: een fatsoenlijke samenleving) is afhankelijk van de morele en sociale emoties en disposities van mensen; emoties en disposities als empathie, loyaliteit en vertrouwen, generositeit en liefde. Mensen zullen die emoties en disposities ontwikkelen in samenwerkingsrelaties, als ze gezien en erkend worden, als ze ertoe doen, als ze erbij horen en zich samen met anderen inzetten voor een betekenisvol doel, in processen van shared intentionality. We hebben evenwel een samenleving geschapen waarin de relaties tussen mensen gestuurd en vervormd worden door staat en markt, hiërarchie en marktwerking, dwang en prijsprikkels.
De volgende oproep van Herman Tjeenk Willink uit 2009 is nu dus meer dan ooit van kracht: ‘De publieke ruimte zal door burgers en organisaties van burgers opnieuw moeten worden veroverd op staat en markt.’11 Burgerschap komt volgens Tjeenk Willink alleen tot gelding in relatie met andere burgers: in netwerken en structuren van burgers die zich gezamenlijk inzetten voor een sociaal of ideëel belang.
Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Paus Franciscus wijst erop dat we ons moeten voorbereiden op lange regeneratieprocessen.12 Het paradigma van de moderne tijd – het technocratische beheersingsdenken en het instrumenteel nutsdenken, waarin alles en de ander verandert in een object dat naar believen is te gebruiken of te misbruiken – heeft zich immers vastgezet in allerlei systemen en structuren, en conditioneert het leven van de personen en het functioneren van de maatschappij. Daarom moeten we werken aan een nieuw model betreffende de mens, het leven, de samenleving en de relatie met de natuur.13 Een andere kijk, een denken, een politiek, een praktijk die richting geeft aan een gezondere en vruchtbaardere menselijke en maatschappelijke ontwikkeling.14
Lange regeneratieprocessen, jazeker, maar het programma, de richting is duidelijk. Ten eerste: de publieke ruimte moet worden gesocialiseerd, oftewel teruggegeven aan ‘netwerken en structuren van burgers die zich gezamenlijk inzetten voor een sociaal of ideëel belang’.15 Dat betekent het ontstatelijken en het definancialiseren van de publieke functies: het onderwijs (inderdaad, alle scholen ‘bijzonder’, dat wil zeggen: van de ouders of de buurtgemeenschap), de zorg, het recht, huisvesting, enzovoort. Al die functies moeten zo veel mogelijk motief en materie opleveren voor samenwerkingsrelaties en daarmee voor de ontwikkeling van morele en sociale disposities van mensen. Ten tweede: we moeten anders organiseren, en prestatie en transactie inbedden in relaties, zodat functionele interactie niet verminkend maar humaniserend is.16 Het moet anders, en het kán ook anders. Er zijn allerlei initiatieven die de goede kant op wijzen, waaronder Buurtzorg en Eigen Kracht (zie kaders).
BUURTZORG
Buurtzorg breekt radicaal met de hiërarchische regelen prikkelge-stuurde systemen. Wat zijn precies de lessen van Buurtzorg waar het gaat om organiseren? De eerste is: behandel professionals niet als instrumenten die je stuurt met instructies en targets en die je prikkelt met beloningen en sancties, maar zorg ervoor dat ze de bedoeling van de organisatie kennen en dat ze goed zijn toegerust. De tweede en de derde zijn: organiseer professionals in zelfsturende teams op menselijke maat, en laat die teams een ruime mate van beleidsvrijheid – ongeregelde ruimte17 – om hun werk zelf te organiseren. Het teamverband is een plek van ontmoeting en ontwikkeling waar mensen elkaar stimuleren en aanspreken op de gedeelde verantwoordelijkheid die gepaard gaat met de ervaren vrijheid; op die plek bloeien mensen en ontwikkelen ze zichzelf en de organisatie. De vierde is: laat die teams van professionals veel ongeregelde ruimte, ook waar het gaat om de relatie met de buitenwereld, de cliënten/klanten enzovoort. Dan kunnen ze beter omgaan met de variatie in die werkelijkheid; dan kunnen ze ook met hun cliënten natuurlijke gedragspatronen ontwikkelen, met een sociale relatielogica. Dat is goed voor de cliënten, voor de kwaliteit van het werk én voor henzelf.
Er is nog een ander, bijzonder relevant aspect van het werk van Buurtzorg: de organisatiefilosofie stelt Buurtzorgprofessionals in staat om mensgerichte zorg op maat te leveren, maar daarnaast betrekken ze ook nadrukkelijk de mensen in de omgeving van de patiënt, zoals familie, buren en anderen. Dat maakt de zorg beter en ook goedkoper, maar dat niet alleen. Hier gebeurt iets heel belangrijks, iets van wezenlijk belang vanuit ons perspectief. Het feit dat iemand zorg nodig heeft, levert hier motief en materie op voor relaties van erkenning en zorg, voor sociale bindingen; motieven ook voor mensen om hun zorgende vermogens te ontwikkelen. De zorgprofessional moet niet alleen zorgen, maar elke concrete zorgvraag ook zien als een kans om de zorgende vermogens van mensen en hun verbanden te versterken.
De scheiding tussen de formele zorg en het zorgen voor elkaar in de samenleving moet worden opgeheven. Een gebroken been moet natuurlijk vakkundig gezet worden, maar is ook een motief voor humanisering van mensen en de vitalisering van de samenleving. Andere motieven hebben we niet! Menswording moet plaatsvinden in al de manieren waarop mensen met elkaar verbonden zijn.
EIGEN KRACHT
Stelt u zich de volgende situatie voor. Een jongen heeft een andere jongen van zijn scooter getrokken, hem mishandeld en zijn scooter afgepakt. Wat er vervolgens gebeurt: de politie pakt de dader op, hij krijgt een strafproces, wordt veroordeeld en komt in de gevangenis. Goed geregeld toch? Maar het kan ook anders.
Wat de professional van de Eigen Kracht Centrale doet, is de dader en het slachtoffer bij elkaar brengen, plus de familie en andere belangrijke personen in de sociale omgeving van beiden, en ze goed voorbereiden op een bijeenkomst waarin de twee partijen de gelegenheid krijgen om er samen uit te komen, om in onderling overleg tot genoegdoening en herstel te komen. Bij die bijeenkomst is niemand van buiten aanwezig; de uitkomst ervan is geheel afhankelijk van wat zich gedurende de bijeenkomst tussen die mensen afspeelt. Welke emotionele registers worden daarbij aangesproken?
Het kan zijn – al gebeurt dat in de praktijk niet vaak – dat de partijen er niet uitkomen, en dan kan nog altijd het reguliere strafproces zijn beloop krijgen. Maar wat ook kan gebeuren is het volgende (een praktijkvoorbeeld). De dader van het hiervoor beschreven misdrijf, dat echt heeft plaatsgevonden, is een jongen van Marokkaanse komaf, en het slachtoffer is een autochtone Nederlander. Het moment van de bijeenkomst is aangebroken, de Eigen Kracht-begeleider verlaat de zaal en trekt de deur achter zich dicht. Na drie uur gaat de deur weer open, en de begeleider krijgt te horen dat de partijen tot een vergelijk zijn gekomen. Mooi! Ondertussen kijkt de begeleider rond, en hij ziet aan de gezichten van de aanwezigen dat het allemaal nogal heftig is geweest. Dan ziet hij dat de moeder van het slachtoffer opstaat en naar de moeder van de dader loopt, haar snikkend omarmt en zegt: ‘O, ik vind het allemaal zo erg voor jou!’
Hier is een vergrijp het motief voor humanisering geworden, voor relaties van wederzijdse erkenning en zorg! Dat is het idee: regeneratief recht.
Noten
- 1.Fareed Zakaria, ‘The rise of illiberal democracy’, Foreign Affairs 76 (1997), nr. 6 (november-december), pp. 22-43.
- 2.Freedom House, ‘The Prague appeal for democratic renewal’, FreedomHouse. org, 31 mei 2017. Zie https://freedom-house.org/blog/prague-appeal-demo-cratic-renewal
- 3.Dani Rodrik en Sharun Mukand, ‘Why illiberal democracies are on the rise’, The World Post. Zie http://www.huffing-tonpost.com/dani-rodrik/illiberal-democracies-on-the-rise_b_7302374. html
- 4.Ernst-Wolfgang Böckenförde, Staat, Gesellschaft, Freiheit. Studien zur Staatstheorie und zum Verfassungsrecht, Berlijn: Suhrkamp, 1976, p. 60.
- 5.Böckenförde 1976, p. 60.
- 6.Pankaj Mishra, Age of anger. A history of the present. Londen: Allen Lane, 2017. Zie ook: Pankaj Mishra, ‘Welcome to the age of anger’, The Guardian, 8 december 2016. Zie https://www.theguardian. com/politics/2016/dec/08/welcome-age-anger-brexit-trump
- 7.Kim Putters, ‘Land tussen hoop en vrees. Over het politiek en maatschappelijk vertrouwen van Nederlanders’ (Drees-lezing), 17 november 2016. Zie http://www.willemdrees.nl/wp-content/uploads/2016/11/Willem-Dreeslezing-2016-door-Kim-Putters.pdf
- 8.Michael Tomasello, A natural history of human thinking. Cambridge: Harvard University Press, 2014; en Idem, A natural history of human morality. Cambridge: Harvard University Press, 2016.
- 9.Frithjof Bergmann, On being free. Notre Dame: University of Notre Dame Press, 1977.
- 10.Paul H. Dembinski, Finance. Servant or deceiver? Financialization at the crossroads. Londen: Palgrave Macmillan, 2009.
- 11.H.D. Tjeenk Willink, ‘De Raad in de staat. Algemene beschouwingen’, in: Raad van State, Jaarverslag 2008. Den Haag: Raad van State, 2009, pp. 14-38, aldaar p. 22.
- 12.Paus Franciscus, Laudato Si’/ Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg InterKerk, 2015, no. 202.
- 13.Franciscus 2015, no. 107, 215.
- 14.Franciscus 2015, no. 116.
- 15.Herman Tjeenk Willink, ‘De betekenis van evenwicht en tegenwicht in de democratische rechtsstaat’, toespraak bij het symposium ter gelegenheid van het afscheid van prof. dr. R.M.G.E. Foqué, 1 december 2011.
- 16.Cor van Beuningen, ‘Sociocidaal besturen voorbij’, in: Govert Buijs en Jan Hoogland (red.), Ontzuilde bezieling. Gedreven maatschappelijk ondernemen. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2016, pp. 133-146.
- 17.A.H.W.M. van Beuningen, ‘Nut en noodzaak van de “ongeregelde ruimte” bij de uitvoering van de Jeugdwet’, Tijdschrift voor Familieen Jeugdrecht 11 (2016), nr. 2 (februari), pp. 46-51.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.