Werken vanuit de marge
Samenvatting
Erik Borgman is een spraakmakend theoloog, van katholieken huize. Hij houdt zich niet primair bezig met interne kerkelijke aangelegenheden, hoewel kerk en liturgie hem lief zijn. Geregeld geeft hij zijn visie op politiek, klimaat, vluchtelingen, onderwijs en zorg. Dat is ook de taak van een theoloog, zo vindt hij: vanuit christelijk perspectief naar de wereld kijken. Niet dat je dan andere dingen ziet, maar je ziet de dingen wel anders, is zijn stelling. Wie leert om de wereld anders te bekijken, stapt die wereld ook op een andere manier binnen. Of, nog beter gezegd: je leert alleen op die andere – betere – manier kijken, als je bereid bent die wereld daadwerkelijk binnen te stappen. Een wereld die volgens Borgman rommelig is, vol pijn, lijden, uitsluiting en gebrokenheid, maar ook een wereld waarin het diepe verlangen naar liefde en gemeenschap zichtbaar en tastbaar wordt. Dat is de kerngedachte van Borgmans onlangs verschenen boek Leven van wat komt.

Erik Borgman
Leven van wat komt. Een katholiek uitzicht op de samenleving
Meinema | 2017 | 192 pp. |€ 16,99 | ISBN 9789021143965
***
Borgmans typering van de wereld kan wellicht pessimistisch overkomen, maar dat is niet wat hij beoogt. Hij wil met zijn boek een hoopvol perspectief bieden voor onze samenleving. Zorgvuldig schermt hij de term ‘hoopvol’ af van het woord ‘optimistisch’. Het optimisme is volgens hem namelijk de bron van tal van problemen waarvoor wij ons gesteld zien. Veel politieke bewegingen en partijen, maar ook kerken, religieuze bewegingen en maatschappelijke organisaties willen vanuit waarden en idealen de sociale problematiek te lijf gaan. Maar daar zit precies de wortel van de problemen: eerst definiëren we de crisis, waardoor we een deel van de wereld buiten onszelf plaatsen: wij moeten de armoede aanpakken, de opwarming van de aarde, het vluchtelingenprobleem, het gebrek aan maatschappelijke cohesie of de financiële crisis. We proberen die problemen op te lossen, te beheersen en te controleren, alsof we er niet ook zelf deel van uitmaken. Daardoor zien we problemen als bedreigingen voor ons veilige centrum van waaruit we opereren. Hoe meer we de orde vanuit dit commandocentrum proberen veilig te stellen, des te krampachtiger moeten we haar heroveren op chaotiserende krachten die keer op keer te sterk blijken te zijn. Het daadkrachtig streven naar een goede wereld resulteert in zijn tegendeel: een systeem van geweld, repressie en uitsluiting. Volgens Borgman zou er veel gewonnen zijn als we erkennen dat de crisis niet buiten onszelf ligt maar dat wij er midden in zitten, of dat we anders bereid zouden zijn om ons erin te begeven. Het zou ons bovendien helpen als we ruiterlijk erkennen dat wij mensen niet geschikt zijn om deze problemen het hoofd te bieden. We dragen wel een verantwoordelijkheid, maar wij zijn totaal ongeschikt om aan die verantwoordelijkheid invulling te geven.
Deze laatste opvatting komt opmerkelijk dicht bij de wat sombere protestantse overtuiging dat ieder mens de wet van God moet houden, zonder dat iemand daartoe in staat is. Waar zit dan het hoopvolle in deze visie? Het hoopvolle perspectief – door Borgman consequent een ‘katholiek uitzicht’ genoemd – is gelegen in de erkenning dat wij het goede leven niet maken, maar dat God ons altijd al vooruit is. Hij creëert uit het niets op ongedachte plaatsen en telkens opnieuw het goede: vertrouwen, liefde, gerechtigheid en verbondenheid. Wie gelooft dat deze vernieuwing nu al en steeds weer aan het gebeuren is, ontdekt een ongekende overvloed aan bemoedigende en hoopvolle initiatieven. Politiek met katholiek uitzicht is volgens Borgman dus eerst en vooral een kwestie van kijken: Waar dient het goede zich aan? Waar breekt de liefde door? Waar gloort de hoop? Dat is iets anders dan afstandelijk kijken naar wat er aan de hand is. Het is contemplatie, kijken met de ogen van het hart, met je zintuigen en vanuit het geloof dat de vernieuwing van de samenleving allang in gang gezet is. Politiek is volgens Borgman een vorm van geloof in, contemplatie van en toewijding aan wat komt. Het hoeft niet van ons te komen. Het gaat om ‘creatieve gehoorzaamheid aan wat zich onherleidbaar aandient en wat niet alleen de wereld, maar dankzij ons engagement ermee ook onszelf herschept’.
Het katholieke uitzicht dat Borgman voorstelt vraagt dus om engagement. In eerste instantie lijkt het erop dat Borgman zich aansluit bij de bekende trits van de Beweging van Barmhartigheid: zien, bewogen worden, in beweging komen. Toch is dat niet wat Borgman bedoelt. Hij draait het om: alleen wie in beweging komt, wie zich beweegt naar de plaatsen waar de samenleving breekt, wie contact maakt met mensen die zich uitgesloten voelen, wie geniet van de natuur, wie de roep om hulp beantwoordt, die loopt een gerede kans bewogen te worden. Die zal primair ervaren dat de kwetsbaarheid van de ander, of van de natuur, zijn eigen kwetsbaarheid onthult. Vanuit deze diepe verbondenheid met de andere kwetsbare mens, of met de kwetsbare schepping, ontstaat het juiste perspectief op deze wereld, als een plaats waar de Geest van God aanwezig is en nieuwe, heilzame mogelijkheden schept. Hoop zet ons niet aan tot engagement – het zou zomaar weer kunnen ontaarden in een vorm van goedkoop optimisme. Hoop is de vrucht van de beweging naar de marge, die leidt tot een diep menselijke verbinding en de bevrijdende ontdekking dat het goede vanuit de toekomst op ons afkomt en ons met zich meeneemt.
***
Deze nog tamelijk abstracte weergave van de grondstructuur van het boek roept geheel ten onrechte het vermoeden wakker dat Borgman zich in zijn studeerkamer ledig heeft gehouden met erudiete theologische exercitie. Dat zeker óók, maar hij confronteert zich in Leven van wat komt vervolgens met tal van actuele maatschappelijke thema’s, zoals het milieu, de zorg, het vluchtelingenvraagstuk, discriminatie en het onderwijs. In de manier waarop hij dat doet, blijft hij trouw aan zijn hiervoor beschreven uitgangspunten. Hij geeft dus geen afstandelijke analyse van het probleem, gevolgd door praktische voorstellen om deze wereld beter te maken. In ieder hoofdstuk zoekt hij, bij de hand genomen door paus Franciscus, Dorothy Day, Hannah Arendt, Barack Obama en andere contemplatieve voorgangers, naar de plaatsen waar onrecht, uitsluiting en gebrokenheid de toon aangeven. Dan volgen allerlei praktijkvoorbeelden van hoe engagement leidt tot de ontdekking dat precies in de verbinding met de kwetsbaarheid en het verlangen van mensen de hoop kan groeien.
Ik geef een illustratie uit de sfeer van de zorg. Borgman constateert dat we met alle goede bedoelingen om de zorg perfect te organiseren, mensen ook naar de marge drijven. Dat komt doordat we denken vanuit het midden. Politiek, zorgverzekeraars en zorgverleners bepalen vanuit de beschikbare voorzieningen wie er voor welke zorg in aanmerking komt, op basis van diagnoses, indicaties en de bijbehorende modellen voor vergoeding. Deze ‘perfect’ georganiseerde zorg is de vijand van het goede. Te veel mensen in precaire posities raken in de knel omdat ze ‘geen mens meer hebben’ of omdat ze door allerlei regelgeving in een negatieve spiraal zijn geraakt. Borgman wijst erop dat zorg niet primair iets is wat we kunnen organiseren en regelen. Zorg is eerst en vooral een relatie aangaan met de kwetsbaarste en de meest gemarginaliseerde mensen in de samenleving. We moeten erop uit: onze veilige professionele en administratieve omgeving verlaten en naar de mensen toe gaan die buiten de boot (dreigen te) vallen. Als we ons begeven in de marge, is de vraag niet langer wie welke zorg nodig heeft, maar voor welke mens van vlees en bloed wij een naaste kunnen zijn. Vervolgens richt Borgman zich op de zorgelijke manier waarop we in Nederland over de zorg spreken: de zorg zou onbetaalbaar worden. Borgman wijst erop dat daar de veronderstelling achter schuilgaat dat de behoefte aan zorg een uitzonderingssituatie is en dat we gezondheidsproblemen en beperkingen zouden kunnen opheffen. Dat we moeten proberen de burgers zo lang mogelijk gezond en zelfredzaam te houden, anders rijzen de kosten de pan uit. Niet waar, zegt Borgman, kijk eens goed! Onze samenleving is gemaakt van zorg. Het verlangen om voor elkaar van betekenis te zijn zit diep in ons, en op ontelbaar veel plaatsen en momenten lukt het ons om dat verlangen te realiseren. Wie zorgt of zorg ontvangt, ervaart dat God zelf voor ons uitgaat en met zijn Geest van liefde ons aan elkaar verbindt. Wie contemplatief de wereld waarneemt, zal zich eerder verwonderen over de uitbundige overvloed aan zorg dan dat hij zich verliest in een tobberig discours over betaalbaarheid. Dat Borgman niet naïef is, laat hij zien in zijn opvatting dat zorgen altijd een zootje is en niet meer zal worden dan lapwerk en broddelwerk. Het is altijd onaf, fragmentarisch en voorlopig, en het verstoort minstens zo veel als dat het oplost. Dat komt doordat de wereld gebroken is en omdat mensen gebroken wezens zijn. De pretentie dat zorg die gebrokenheid gaat oplossen, helpt ons niet verder. Waar mensen in de gebrokenheid, in de rotzooi, in de pijn en in de uitzichtloosheid stappen om elkaar nabij te zijn, wordt het meestal niet minder rommelig, maar wél menselijker.
***
Wat kunnen we met dit katholieke uitzicht waartoe Borgman de lezer wil verleiden? Wat betekent dit voor de politiek, het vreemdelingenbeleid, de zorg, het milieu, het onderwijs? Die vraag drong zich bij het lezen van dit boek meermalen aan me op. Al lezend betrapte ik me op de reflex dat ik toch zat te wachten op een heldere analyse, gevolgd door praktische aanbevelingen. Een soort stappenplan om vanuit de uitgangspunten van de katholiek sociale leer deze wereld een beetje beter te maken. Kijken waar God op ons toekomt en je te laten meeslepen in die beweging: het staat haaks op de huidige beheersingsideologie die mij ook, meer dan me lief is, in de greep heeft. Het boek is in die zin een confronterende onderbreking van het doelgerichte beleidsmatige denken. Je zou het een fundamentele oproep tot bekering kunnen noemen; een oproep om onszelf te zien als deel van de crisis, in plaats van als slachtoffer of oplosser daarvan. Het is een oproep om wat er gebeurt aan narigheid en onrecht niet alleen onder ogen te zien, maar om ons erin te begeven, omdat dat de enige weg is om elkaar in onze wederzijdse ongeschiktheid aan te vullen en vooruit te helpen.
Voor een politiek vanuit katholiek uitzicht betekent dat op zijn minst een getuigende opstelling: een benadering die de verhalen van kwetsbare mensen die zich met elkaar verbinden over het voetlicht brengt. Verhalen die gaan over geloof, vertrouwen, liefde en hoop. Verhalen die de focus verleggen van bange burgers naar het wonder van de bange burger die – God weet hoe – bevriend is geraakt met een vluchteling of met iemand met een ernstige beperking. Verhalen waarin maatschappelijke problemen gepresenteerd worden in het streepje licht dat binnenvalt door de barsten in het systeem. Verhalen die laten zien dat onze breekbaarheid niet per se hoeft te leiden tot angstige beheersing, maar de bron kan zijn van milde betrokkenheid. Politiek met katholiek uitzicht is narratieve politiek, die niet begint bij analyse en oplossing, maar bij contemplatie en het vertellen van goede verhalen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.