De pacificatieopdracht van de politiek
Samenvatting
Pacificeren: het lijkt er niet gemakkelijker op te worden om de gegroeide tegenstellingen in onze geglobaliseerde samenleving te overbruggen. Welke vormen van verzoening en verbinding zijn in onze samenleving nodig, mogelijk en denkbaar? Welke patronen van pacificatie kunnen zich ontwikkelen ? Die vragen rijzen in het bijzonder ook in Europa op, dat ooit zelf als pacificatieproject begonnen is, maar waarin nu het naoorlogse zelfvertrouwen in hoog tempo plaatsmaakt voor een groeiend onderling wantrouwen.
WE LEVEN IN EEN POLITIEK EN MAATSCHAPPELIJK KLIMAAT dat het denken in termen van strijd en geweld als oplossing voor grote maatschappelijke kwesties allengs steeds aanvaardbaarder maakt.1 En dan heb ik het niet alleen over de onrustbarende opkomst van de radicale islam en de verschrikkelijke oorlog in Syrië of de vileine dreiging van Donald Trump. Niet alleen in de Verenigde Staten of in Aleppo, maar ook dichtbij, in Europa, manifesteert zich boosheid en heersen angst, onrust en een diep wantrouwen tegen zichtbaar onzekere en soms zelfs angstige elites.2 Ergernis en ongenoegen, eerder nog gekanaliseerd via daarvoor geëigende instituties, komen nu rauw en zonder drempels in het vooral politieke deel van het publieke domein, en nemen er steeds vaker de vorm aan van regelrechte haat.
Gematigdheid, prudentie, zelfbeheersing, deliberatie, vertrouwen, moed: het zijn deugden en competenties die wezenlijk verbonden zijn met de mogelijkheid van pacificatie en democratie. Misschien zijn het wel noodzakelijke voorwaarden voor een duurzame democratische cultuur. Die voorwaarden en competenties zijn overigens vaak verankerd in constituties, mechanismen en instituties, patronen zo u wilt, die door de opgewonden hyperdemocraten van onze tijd als ondemocratisch worden gezien, want indirect of zelfs helemaal niet gekozen. In steeds meer ogen is directe democratie de ‘enig echte’ vorm van democratie, en digitalisering jaagt die idee steeds meer leven in. Het is een vorm van instantdemocratie die met de kloksnelheid van de al even gejaagde consument-burger de indirecte, representatieve democratie steeds verder onder druk zet, net als Airbnb de traditionele hotellerie. Tegenover de snelheid van de digitale democratie staat de bedachtzaamheid en de integrale afweging ‘zonder last of ruggespraak’ door gekozen volksvertegenwoordigers: het compromis is daar niet een laf gemiddelde, maar een ‘samen beloven’, in het besef dat nooit iedereen zijn volledige zin kan krijgen bij het formuleren van besluiten die het algemeen belang moeten dienen. Zorgvuldigheid, bedachtzaamheid, inschikkelijkheid: het zijn noodzakelijke voorwaarden, zo niet ‘deugden’ om tot wijze besluitvorming te komen. Maar van dit soort deugden en bedachtzame instituties moeten de protagonisten van de hyperdemocratie niets hebben. De consument-burger is immers zelf koning geworden.3 Steeds meer ontstaat zo het beeld van een dubbeldemocratie: één van de gekozen politici, en één van ‘het volk’.
Duidelijk is dat die vormen van hyperdemocratie de rol van ‘de burger’ en ‘het volk’ op een onverantwoorde wijze tot afzonderlijke grootheden maken – ‘de’ burger en ‘het’ volk bestaan simpelweg niet – en de rol van elites en deskundigen als ‘ondemocratisch’ wegzet. De vraag is echter of de vorm van democratie waarin de legitimiteit van ‘het’ volk ten opzichte van andere bronnen van legitimiteit wordt verabsoluteerd, niet op weg is naar een tirannie van meerderheden. Dat gevaar is er zeker wanneer een cultuur van economisch narcisme en entertainmentdemocratie alle mechanismen en patronen van reflectie, waarheidsvinding en zorgvuldige afwegingen naar de marge van het systeem heeft verdrongen.4 De technologie van sociale media maakt het enerzijds onvermijdelijk om met die nieuwe mogelijkheden rekening te houden; anderzijds ligt in de aard van de druk-opde-knopdemocratie een cultuur besloten die zich maar moeizaam tot die deugden en competenties lijkt te verhouden.
Die twee te verzoenen is een van de grote opgaven van onze tijd. Constructieve experimenten zijn nodig, en komen ook al voor: wij moeten investeren in een meervoudige democratie waarin de representatieve democratie wordt aangevuld met vormen van loting, burgergesprekken en vormen van actieve burgerbetrokkenheid. Elk stelsel wordt een stolsel: ook ons democratisch stelsel moet belangrijke veranderingen ondergaan, wil het zijn legitimiteit duurzaam behouden.5 Er lijkt bovendien een intieme verwantschap te bestaan tussen hyperkapitalisme en hyperdemocratie: in beide floreert de stijl van de almachtige consument en de macho mediasuperster, die zich zeer thuisvoelt in de toeschouwersdemocratie die we zijn geworden. En daar waar die de ruimte krijgt, ontstaat tirannie en verdwijnt de democratie, nadat die eerst zelf de grondslagen voor tirannie heeft bevorderd.
Socrates voorspelde dat al. De tirannie is een tovenaarsleerling van een democratie die zijn eigen morele grondslag niet bewaakt. En die grondslag behelst meer dan een puur instrumentele visie op besluitvorming of het organiseren van een meerderheid. Die grondslag is geworteld in de waardigheid van de mens, die méér dan een burger of consument is; dat wil zeggen: in een mens, die persoon is. De schrijver Thomas Mann, die in 1938 een groot aantal lezingen gaf in de Verenigde Staten (in verkorte vorm uitgegeven onder de titel The coming victory of democracy), definieerde democratie als ‘die vorm van regering en samenleving die zich bij uitstek laat leiden door een gevoel voor en bewustzijn van de waardigheid van de mens’.6 In 1938! Hetzelfde jaar waarin een eloquent zwijgen en zorgvuldig wegkijken Europa verder in de val van een tweede wereldoorlog lokte. Ik ben er niet gerust op dat de Tweede Wereldoorlog de laatste zal zijn, als de Derde al niet begonnen is. We lijken te leven in een soort van overgangstijd die in zijn onbedoeld ongecontroleerde en soms heftige dynamiek krachten losmaakt die niet meer op de traditionele wijze en door de bestaande instituties te beheersen zijn.7 Het doet me denken aan een citaat van Gramsci dat ik in een (overigens prachtig en optimistisch) boek over de toekomst van Europa tegenkwam: ‘Die Zeiten, in denen das Alte noch nicht sterben kann, und das Neue noch nicht werden kann, sind die Zeiten der Monster.’8
Mind the step en mind the gap
Maar aan de andere kant: is dit niet veel te pessimistisch? Als commissaris van de Koning in een zeer op innovatie en verandering gerichte provincie zie ik veel positieve veranderingen en veel engagement voor een overgang naar een nieuwe tijd, juist in het bedrijfsleven. Méér dan in de politiek zie ik het bij de ondernemers, zoals vorig jaar bij de Dutch Design Week. Veelal jonge mensen die ik in prachtige bedrijven en instellingen voor research ontmoet, zijn zeer actief met de toekomst bezig. Monsters? Ik zie vooral veel engagement, verbeeldingskracht, verbindingskracht! Steeds meer corporaties ontstaan: het delen van kennis leidt tot een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van resultaten. Innovatie is steeds meer open design, gericht op het creëren van waarde en maatschappelijke betekenis, méér dan op het louter verdienen van geld. Verbeeldingskracht gaat hand in hand met verbindingskracht; delen leidt er tot vermenigvuldigen. Een zorg voor maatschappelijke opgaven (zoals een verduurzaming van de energiehuishouding, een gezonde voeding en een leefbaar klimaat, een inzet op een werkelijk circulaire economie, en een inzet op wereldwijde solidariteit) gaat er hand in hand met slim en steeds vaker internationaal ondernemerschap.
Iets ‘beschikbaar hebben’ is er belangrijker dan het ‘zelf hebben’. Ambachtelijkheid wordt er weer meer gewaardeerd dan vrijblijvende conceptualisering. Ik zag er een generatie aan het werk die het atomaire individualisme dat ons sinds de neoliberale revolutie met een halfzijdig verlamd mensbeeld heeft opgezadeld, met een bijna nonchalant gebaar achter zich laat. Gemeenschapswerking vindt deze generatie net zo interessant als marktwerking. Er is een sterke gerichtheid op samenwerking, op delen. Men kijkt niet verontwaardigd om, maar vertrouwenwekkend vooruit. Ik zie de eerste bewegingen waarin deze generatie vanuit deze sfeer aanstalten maakt om verantwoordelijkheden te nemen in het politieke domein, dat daarvoor eerst wel grondig wordt veranderd (en kritisch op relevantie wordt getoetst).
Ook een nieuw design voor de democratie ontstaat meer buiten dan binnen de bestaande instituties. Geen nieuws: veranderingen beginnen altijd in de marge. Het gaat ook nog langzaam. Maar elke keer als ik die nieuwe bedrijven bezoek en met de ondernemers in gesprek ga, krijg ik goede zin, en realiseer ik me dat er per saldo geen grondslag is voor pessimisme.
Maar – aan de andere kant, goed blijven kijken – ik realiseer me terdege dat ik tijdens de Dutch Design Week een belangrijk deel van de samenleving niet tegenkwam. Mind the step, zeker, maar ook: Mind the gap! De samenleving versplintert en allerlei vormen van ongelijkheid nemen toe: vouwlijntjes vallen over elkaar heen, de eerste scheuren in het maatschappelijk weefsel worden zichtbaar. De veelbesproken ‘kloof’ tussen burgers en politiek valt steeds vaker samen met de verdeling van maatschappelijke kansen: een gap die niet minder revolutionair en disruptief kan gaan uitwerken dan de step waarover de digitaal technologen en andere ontwerpers van de samenleving van morgen spreken. De belangrijke vraag is hoe ze zich tot elkaar gaan verhouden, en hoe ze ons vermogen tot pacificeren zullen beïnvloeden.
Onze samenleving is steeds meer uiteengevallen, en vele ‘leefstijlen’ leven er vrolijk, maar eigenlijk onverschillig, meer naast elkaar dan met elkaar. Naast de zelfbenoemde voorhoede van vrolijke kosmopolieten is er (vaak op nog geen kilometer afstand) sprake van een groeiende groep die aan het verhaal van de geweldige globalisering niet meedoet. Dat geldt in toenemende mate overigens ook voor de middenklasse, wier banen door zowel globalisering als digitalisering onder druk zijn komen te staan.
Er is een groeiende groep boze mensen die muren willen bouwen, en die uit angst voor een onzekere toekomst hun heil – daartoe door valse profeten behendig verleid – steeds vaker zoeken in een vaak al even nostalgisch als romantisch beeld van waar we vandaan kwamen. Mensen die zich, wellicht niet ten onrechte, in de steek gelaten voelen, en zich afvragen of de mooie verhalen over morgen nog wel over hen of, indringender nog, over hun kinderen gaan.9 Mensen die zich niet betrokken voelen, die niet betrokken worden, en die een hun aangeboden referendum over willekeurig welk onderwerp vooral zien als een projectiescherm voor al hun opgestapelde ongenoegens.
Ook overigens is er geen reden te bedenken waarom deze groep niet even behendig zal zijn in het hanteren van de instrumenten en mogelijkheden die de nieuwe media (social media) tegenwoordig bieden. Onbehagen en ongenoegen: ze lijken diep geworteld in de huidige samenleving, en bepaald niet alleen bij de groepen waarvan zojuist sprake was. Het onbehagen verbreedt zich tot in de middenklassen, voor zover die nog bestaan. Angst regeert ook daar. Het is tekenend dat de scherpste analyses van onze tijd tegenwoordig door psychiaters en neurologen, en niet langer (alleen) door sociologen worden gemaakt.10
nieuwe bronnen van conflict
De Europese burger wordt zo vooral en eigenlijk alleen als consument gezien. Tot consument gereduceerd, wil ik ook wel zeggen. Koopkracht en een vrij verkeer van goederen waren in het Europese discours belangrijker dan stemrecht en andere burgerrechten. Europa voegde zich bijna geruisloos, en geheel in de tijdgeest, in een neoliberaal programma.
Politiek werd versmald tot het dienen van de economie, want ook andere problemen dan economische zouden als sneeuw verdwijnen voor de neoliberale zon. Het in de economische wetenschap zo belangrijke even-wichtsdenken zou, na de val van de Muur en de staatskapitalistische wending in Peking, ook voor de maatschappelijke vrede gaan zorgen.
Het kan verkeren. Francis Fukuyama schreef na de val van de Berlijnse Muur, en geheel in de optimistische tijdgeest van dat moment, zelfbewust maar bepaald voorbarig over het einde van de geschiedenis.11 Hij is van een koude kermis thuisgekomen, en de geschiedenis ging verder, volgens patronen die degenen die echt kennisnamen van de geschiedenis akelig bekend voorkwamen. Zowel binnen als tussen landen is het onrustig. Vormen van nationale en grillige geopolitiek grijpen, elkaar complex versterkend, diep in elkaar. Nieuwe bronnen van conflict en onrust voegden zich bij oude, en zij vermengden zich op een meestal ingewikkelde manier met elkaar. En de zogenoemde marktwerking heeft zich deels ontpopt tot zeer tijdrovende vormen van marktbureaucratisering, waar zelfs het bedrijfsleven over klaagt. Regulering van een dynamische innovatie-economie vraagt om het investeren in netwerken en vertrouwen, en verhoudt zich vaak problematisch tot de rigide regulering van klassieke markten.
Ik denk dat het wat naïef was om de geschiedenis zonder de aanwezigheid van kwade krachten te denken, en het lijkt me ook niet mogelijk om vooruitgang als een soort van lineair proces te denken. Ideologisch was het wellicht wenselijk, en in die tijd van een zelfbewust neoiberalisme ook wel begrijpelijk; maar zei Kierkegaard niet al: ‘Wie met de tijdgeest huwt, wordt doorgaans snel weduwnaar’?
En degenen die zich vastbeten in de boodschap in het nog maar enkele jaren geleden verschenen boek van Jeremy Rifkin over de Europese droom, hebben het niet minder moeilijk.12 Na de Amerikaanse verkeert nu ook de Europese droom in een diepe crisis, wie weet omdat het de Amerikaanse variant ervan wilde kopiëren en de eigen wortels vergat – en dat zijn de diepe culturele wortels die ervoor kunnen waken dat we de bekommernis om Europa reduceren tot een economisch of technologisch project. Dat zijn de wortels die de ziel van Europa duiden als: zorg om de ziel.13
Anders gezegd: daar waar Europa wordt gereduceerd tot een economisch project dat zich in de eerste plaats bekommert om de consument, verliest het zijn ziel. Het moet gaan om zorgen voor de mens, de persoon. Vrijheid, gelijkheid, – maar het meest wezenlijke is de broederschap. Vrijheid kan niet zonder verantwoordelijkheid, en betekent weinig als de kans om van die vrijheid ook daadwerkelijk gebruik te maken erg ongelijk verdeeld is. De groeiende kloof in zowel sociaaleconomische als culturele zin is zorgelijk, en dat is ook het verdampen van de middenklasse. De kloof wordt zo een diep ravijn, met alleen op de flanken nog een stevige bezetting. In een dergelijke constellatie heeft nog nooit een democratie en ook geen economie het lang volgehouden om succesvol en vreedzaam te zijn. Het hypereconomische en het hyperdemocratische tijdsbeeld komen zo bijeen in een Europa dat, als het zijn bekommernis om de ziel vergeet, niet zozeer wordt bedreigd door populisme, maar veeleer zijn eigen(tijdse) populisme voortbrengt.
Zeker als het over de toekomst van Europa gaat, is het oorverdovend stil, en lijken onze leiders verlegen te zitten om een boodschap. Er lijkt eerder sprake van destructieve verwarring dan van constructieve hoop. Ik maak hierbij graag een uitzondering voor de voormalige voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy. Hij slaagt erin, met een zachte stem maar met een duidelijke boodschap, mensen weer terug te brengen op het pad van hoop, en ziet de crisis van Europa vooral als een veranderkans voor komende generaties.
Pacificatie van sferen
De pacificatie die we in onze tijd nodig hebben, is niet zozeer een pacificatie van naties, maar een pacificatie van sferen die zich steeds verder van elkaar hebben losgezongen. Een stroom van literatuur wijst ons op de groeiende tweedeling: in culturele zin, in opleidingsniveau, in financiële en vermogende zin, in termen van generaties, tussen stad en platteland, tussen autochtonen en allochtonen, tussen seculieren en religieuzen. En daar waar de vouwlijnen in de samenleving die op gelijke wijze lijken te doorsnijden, ontstaan ontevredenheid en inproductieve vormen van populisme, die de weg vooruit als een weg terug proberen te verbeelden.
‘Het kwade schreeuwt, het goede fluistert’, zo citeerde kortgeleden Mgr. De Korte, de onlangs aangetreden bisschop van ’s-Hertogenbosch, een wijs gezegde. Als de tekenen niet bedriegen is er een hardop fluisteren nodig om de goede krachten, de pacificerende krachten, in positie te brengen om nieuw en verder onheil af te wenden. Elke tijd vraagt om zijn eigen benadering: nieuwe patronen van pacificatie zullen moeten worden ontwikkeld; patronen en pacificaties die passen bij de opgaven en eigenaardigheden van onze tijd.
Ik denk dat daarin een belangrijke les schuilt: in de laatste decennia heeft het in essentie politieke project van Europa al te zeer een puur economische gedaante gekregen, en daarmee is er een heel bepaald, en vooral technocratisch en op uniformeren en harmoniseren gericht patroon van ‘pacificeren’ ontstaan.
Die eenzijdige nadruk op het economische belang doet het project echter verworden tot een quasipacificatie, omdat die de ziel van Europa heeft aangetast of, erger nog, heeft miskend. Europa kenmerkt zich door een eenheid in verscheidenheid; een verscheidenheid die zich voortdurend inzet voor eenheid. Maar dat is geen ‘technische eenheid’ of ‘economische eenheid’. De eenheid van het Europese beschavingsideaal is sterk geworteld in een universele opdracht om de waardigheid van de menselijke persoon te beschermen en te bevorderen. Daarmee is ze verbonden met een ook publiek beleefde opdracht voor solidariteit en verantwoordelijkheid, voor een broederschap die een balans of evenwicht mogelijk maakt tussen vrijheid en gelijkheid.14
Een dergelijke opdracht is moeilijk uitvoerbaar zonder een adequaat mensbeeld; hij verliest dan al snel zijn morele kompas. In mijn ogen hebben mensen een bedoeling, en die is geworteld in het diepe besef dat mensen niet kunnen functioneren zonder zich ervan bewust te zijn dat zij deel van een geheel zijn. De condition humaine is er ten diepste een van wederzijdse afhankelijkheid. Halfzijdig verlamde mensbeelden, die de mens louter als autonoom individu of als willoos deel van een geheel verbeelden, miskennen het wezenlijk relationele karakter van de mens. Dat miskennen is de echte morele en culturele crisis, die ten grondslag ligt aan de zogenoemde financiële crisis.
Dat relationele karakter van de menselijke persoon is ten diepste erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het gaat hier om de mens die vrijheid niet zonder verantwoordelijkheid denkt, en die duidelijk inziet dat democratie en rechtsstaat niet los verkrijgbaar zijn. Een democratie die burgers louter als autonome individuen denkt, en denkt zonder de rechtsstaat te kunnen, verwordt al snel tot een tirannie. Een democratie erkent juist ten diepste de waarde van het verschil, en koestert de variëteit door die adequaat te borgen. De waardigheid van het verschil borgen, dát is dus de grote opdracht van het pacificeren in onze tijd. En die opdracht verhoudt zich maar moeilijk tot het eenzijdige economisme waarin het project Europa de laatste decennia is terechtgekomen. Vreedzaam omgaan met en ruimte geven aan verschil is een wezenlijke opdracht aan en voor de politiek; geen gemakkelijke opdracht in een wereld waarin sterke identiteiten steeds meer tegenover elkaar komen te staan.
Noten
- 1.Deze tekst is een bekorting van de 33e Pacificatielezing, door Wim van de Donk gehouden op 12 november 2016 in Gent.
- 2.Voor een indrukwekkende analyse van de state of mind van het leiderschap op diverse continenten, zie: Dominique Moïsi, The geopolitics of emotion. How cultures of fear, humiliation, and hope are reshaping the world. New York: Doubleday, 2012 (over Europa: pp. 95 e.v.).
- 3.Jason Brennan, Against democracy. Princeton/Oxford: Princeton University Press, 2016.
- 4.Zie Andrew Sullivan, ‘America has never been so ripe for tyranny’, New York Magazine, 2 mei 2016. Zie http://nymag.com/daily/intelligencer/2016/04/america-tyranny-donald-trump.html
- 5.David Van Reybrouck, Tegen verkiezingen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2013.
- 6.Thomas Mann, geciteerd in: Rob Riemen, ‘De terugkeer van Europa’, in: Rob Riemen (red.), De terugkeer van Europa. Haar tranen, daden en dromen. Tilburg: Nexus Instituut, 2015, citaat p. 41.
- 7.Peter Sloterdijk, De verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd. Amsterdam: Boom, 2015.
- 8.Gramsci, geciteerd in: Ulrike Guérot, Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie. Bonn: Dietz, 2016.
- 9.Robert D. Putnam, Our kids. The American Dream in crisis. New York: Simon & Schuster, 2015.
- 10.Zie onder andere: Byung-Chul Han, De vermoeide samenleving. De transparante samenleving /De terugkeer van Eros. Amsterdam: Van Gennep, 2012; en Dirk De Wachter, Borderline Times. Het einde van de normaliteit. Leuven: LannooCampus, 2012.
- 11.Francis Fukuyama, The end of history and the last man. New York: Free Press, 1992.
- 12.Jeremy Rifkin, De Europese Droom. Hoe Europa’s visie op de toekomst langzaam maar zeker de Amerikaanse droom overschaduwt. Amsterdam: Business Contact, 2005.
- 13.Riemen 2015.
- 14.Frans Timmermans, Broederschap. Pleidooi voor verbondenheid. Amsterdam: Podium, 2015.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.