De brede volkspartij als waarborg en tegenwicht voor populisme
Samenvatting
De Tweede Kamerverkiezingen van 2017 vonden plaats in een woelig tijdsgewricht. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen en bij de referenda over de brexit en over het associatieverdrag met Oekraïne ging de kiezer een onverwachte keuze niet uit de weg. Gevestigde partijen die onvoldoende voeling hebben met hun eigen kiezers werden genadeloos afgestraft, en het aloude politieke linksrechtsschema is achterhaald door een nieuwe tegenstelling tussen zorgeloze en bezorgde burgers. Die polarisatie leidt tot een politiek landschap zonder een gematigd midden. De CDA-campagne zocht in toon en inhoud aansluiting bij de bezorgde kiezers. Als volkspartij kan het CDA voor deze groep een ‘redelijk alternatief’ zijn als waarborg en tegenwicht voor het voortwoekerend populisme.
IN DE NEDERLANDSE VERKIEZINGSCAMPAGNE vormde de tegenstelling tussen optimisme en pessimisme het duidelijkste onderscheid tussen de politieke partijen. D66 (‘En nu vooruit’), GroenLinks (‘Stem voor verandering’), VVD (‘Pessimist of optimist?’), maar ook de PvdA (‘Samen vooruit’) voerden campagne met een optimistisch en toekomstgericht geluid. Partijen als de PVV (‘Genoeg is genoeg’) en SP (‘#PakDeMacht’) brachten een somberdere boodschap. Het CDA (‘Voor een land dat we door willen geven’) koos bewust voor een gematigde positie tussen beide kampen in. In de tv-spot stonden de zorgen van mensen centraal, maar in de slogan klonk het perspectief door van een positieve verandering.
Deze positionering als redelijk alternatief sluit aan bij de historische rol en ambitie van het CDA als brede volkspartij. Vanuit zowel de protestantse als de katholieke zuil waren de voorlopers van het CDA emancipatiebewegingen van de lagere middenklasse. De strijd van Kuyper, Schaepman en Nolens voor een fatsoenlijk bestaan voor de ‘kleine luyden’ en de katholieke arbeiders in het Zuiden was de sociale kwestie van hun tijd. Alleen als het de gewone arbeider goed ging, kon het met Nederland goed gaan.
Nog altijd is een fors deel van het CDA-electoraat afkomstig uit de (lagere) middenklasse. Driekwart van de CDA-stemmers op 15 maart was laag of middelbaar opgeleid, tegenover een kwart hoogopgeleide CDA- kiezers. Ook deze CDA-kiezers delen de zorgen van dit moment.1 Met deze spreiding vervult het CDA- als brede volkspartij – een belangrijke brugfunctie tussen partijen met een overwegend hoger opgeleide achterban (D66, GroenLinks en in mindere mate VVD en PvdA) en de partijen die vooral lager opgeleide kiezers aan zich binden (SP en PVV). Maar hoewel deze historische en electorale overwegingen belangrijk waren, was de keuze voor de positionering als redelijk alternatief bovenal inhoudelijk gemotiveerd. Sinds de opkomst van het populisme aan het begin van deze eeuw worstelen de traditionele partijen met hun antwoord op het populistische discours.2 De boodschap van open grenzen, pluriformiteit en globalisering stuit steeds vaker op een sentiment van bescherming, law-and-order en behoud van identiteit. Die inhoudelijke spanning tussen een meer kosmopolitisch en idealistisch kader en een meer traditionele achterban is ook bij het CDA herkenbaar. In de positionering als het redelijke alternatief worden deze stromingen verenigd in het besef dat het behoud van een open en pluriforme samenleving als eerste vereist dat we de zorgen van gewone mensen begrijpen en van een antwoord kunnen voorzien.
Terechte zorgen
Eind 2016 schetste publicist Paul Scheffer in een interview een somber beeld van de politiek en de democratie in de westerse wereld.3 Trump, de brexit en de uitslag van het Oekraïne-referendum waren een harde afrekening met de politieke elite. ‘Het gevoel van machteloosheid zit heel diep bij mensen. Nogal wat mensen trekken aan de handrem en zeggen: niet verder!’ Scheffer beschrijft een samenleving waarin een grote groep mensen zich verweesd voelt. De bescherming die oude structuren als de kerk, de vakbond of het gezin boden zijn onder invloed van de secularisering en de individualisering afgebroken. ‘Mensen willen bescherming en die vinden ze niet bij de zittende politieke elite. “Een politiek die alles zet op liberalisering van de handel, open grenzen, verdere Europeanisering, miskent die behoefte volledig.”’4 De tegenreactie is een roep om sociaal en cultureel protectionisme; voor het behoud van economische zekerheden en behoud van de eigen identiteit.
In een bekend fragment uit de film Trumpland vertelt de Amerikaanse filmmaker Michael Moore hoe presidentskandidaat Trump de directeur van een Ford-fabriek waarschuwt tegen een voorgenomen verhuizing van de fabriek van Detroit naar Mexico.5 Trump dreigt de directeur met een importheffing van 35 procent op elke auto die Ford nog in Amerika wil verkopen. De vraag of hij dit kan waarmaken is volgens Moore niet relevant. De Ford-medewerkers zien vooral een politicus die bereid is voor hen de strijd aan te gaan en ‘dat had geen democraat of republikein ooit voor hen gedaan’, aldus Moore.
In de berichtgeving over de Trump-campagne was veel aandacht voor zijn omstreden voorstellen voor een moslimban en de bouw van een muur tussen de Verenigde Staten en Mexico, maar onderzoek onder Trumpstemmers laat zien dat deze thema’s geen doorslaggevende rol speelden bij hun keuze. Voor hen waren economie en werkgelegenheid de belangrijkste thema’s. Zij zijn meer bezorgd over hun eigen toekomst dan dat zij onverdraagzaam zijn ten opzichte van moslims of Mexicanen.
De Poolse socioloog Zygmunt Bauman beschrijft diezelfde zorg vanuit een economisch-sociologisch perspectief.6 Volgens Bauman is arbeid – het gewone werk van veel laagopgeleiden – in het moderne kapitalisme een wegwerpproduct geworden. Banen worden geautomatiseerd of verplaatst naar het buitenland. Grote bedrijven en banken worden onder druk van een hedgefonds of een activistische aandeelhouder opgeknipt en doorverkocht. Omdat de band tussen arbeid en kapitaal zo vluchtig is geworden, ontstaat bij deze werknemers een diep gevoel van machteloosheid. Bauman beschrijft hoe voor deze ‘verliezers’ de migrant – buiten diens schuld – uitgroeit tot symbool van hun eigen fundamentele onzekerheid. De economische migrant is immers een directe concurrent voor hun kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, terwijl het verhaal van de vluchteling raakt aan de existentiële onzekerheid dat wie vandaag nog comfortabel leeft, morgen alles kwijt kan zijn.
In een WI-studie naar nieuwe maatschappelijke scheidslijnen wordt beschreven hoe ook de brede middengroep in Nederland uitgehold wordt. Deze blijkt ‘meer dan de uitersten van het continuüm slachtoffer van de voortschrijdende modernisering en mondialisering. (…) Bovendien hebben de middengroepen sinds 2008 ook de klappen van de financieel-economische crisis moeten opvangen in de vorm van stevig lastenverzwaringen.’ Daarnaast zien we ‘de politiek-maatschappelijke versplintering van het midden’. Daarmee verliezen deze middengroepen het ‘vermogen om het samenbindende en stabiliserende cement van de samenleving’ te zijn.7
Blinde vlek
Bij al deze analyses rijst de vraag waarom gevestigde partijen het debat over deze tegenstelling zo lang hebben overgelaten aan de populistische partijen. Voor een deel heeft dit te maken met de eerdergenoemde interne worsteling tussen een kosmopolitisch-idealistisch kader en een meer traditionele achterban binnen deze partijen. In de ‘bubbel’ klinken tegengeluiden van onderop minder snel door dan in de oude structuur van de zuilen.
Maar er was ook sprake van een blinde vlek, waarbij de gevestigde politiek zich bij de opkomst van het populisme vooral verzet heeft tegen de stijl daarvan, in plaats van het inhoudelijk te bestrijden. In 2009 schreef de socioloog Anton Zijderveld een scherp – en nog altijd actueel – pamflet, getiteld Populisme als politiek drijfzand.8 Het pamflet deconstrueert haarfijn de methode van het populisme als antipolitiek, maar was – blijkens de flaptekst – vooral bedoeld om de ‘bekende spierballentaal van de oneliners die het in de media altijd erg goed doen (…) te analyseren en te ontkrachten’.
In een recent interview stelt ook PvdA-ideoloog René Cuperus dat het tijd wordt ‘voor het serieus nemen van de vragen waar het populisme aandacht voor vraagt’.9 De grootste misvatting is volgens hem dat populisten alleen fictieve problemen adresseren. Door de ontzuiling, de globalisering en de individualisering zijn onze samenlevingen fundamenteel uit het lood geslagen. ‘Te veel is gedacht dat iedereen wel wereldburger zou kunnen en willen worden in die globaliserende, hyperbeweeglijke wereld. Een wereld zonder grenzen, zonder controle of houvast, waarin ieder zijn eigen weg wel zou vinden. Een soort D66-eldorado van zelfredzaamheid.’
Voor heel veel mensen geldt dat niet. De nieuwe werkelijkheid geeft veel onzekerheid. De moderne tijd lijkt in een permanente staat van crisis te verkeren: rond de banken en de euro, de vluchtelingencrisis, het klimaat en de terugkeer van het terrorisme. De bovenlaag kan dit plaatsen en als het nodig is zijn boeltje pakken en vertrekken, maar voor de rest van de samenleving leidt deze permanente onzekerheid tot de ‘zorg dat je een uitgerangeerde tweederangsburger wordt in eigen land’, aldus Cuperus.
Maar politieke partijen moeten ook bereid zijn hun eigen opereren tegen het licht te houden. In Listen, liberal beschrijft de Amerikaanse schrijver Thomas Frank – zelf democraat – hoe de Amerikaanse democraten in zijn ogen zélf de ruimte hebben geschapen voor buitenstaanders als Trump en Bernie Sanders.10 Frank verwijt zijn partij de band met de arbeidersklasse te hebben verbroken. De democraten waren altijd de partij van het volk, maar zijn onder Clinton en Obama de partij van de progressieve professionele klasse geworden; van de managers, de professoren, van Wall Street en Hollywood, en van de nieuwe technologische elite van Zuckerberg (Facebook) en Gates (Microsoft). Zij zijn de pleitbezorgers van de meritocratie, van de individuele ontwikkeling, onderwijs en innovatie geworden, in plaats van de steun en toeverlaat van de lagere en middenklasse.
In The road to somewhere beschrijft de Britse journalist David Goodhart hoe dezelfde ontwikkeling in het Verenigd Koninkrijk de uitslag van het brexitreferendum verklaart uit het onderscheid tussen anywheres en somewheres in de Britse samenleving.11 De somewheres zijn een combinatie van conservatieve burgers op het platteland en de oude arbeidersklasse uit de industriegebieden. Zij hechten nostalgisch aan hun gemeenschap en familiebanden, en gaan maar langzaam mee in de veranderingen van deze tijd. De somewheres staan tegenover de hoger opgeleide, progressieve en Europagezinde anywheres in de grote steden, die minder hechten aan tradities en aan de gemeenschappen waar ze wonen. Deze anywheres waren de afgelopen decennia dominant in de politiek, de media en het bedrijfsleven en hebben de samenleving naar hun wereldbeeld van individuele vrijheid, zelfontplooiing en open grenzen vormgegeven.
Ook de Labour Party heeft onder Blair de oude arbeidersklasse verruild voor de hippe, progressieve middenklasse. De agenda verschoof van klassieke sociaaldemocratische thema’s als de economie, huisvesting en zorg naar moderne thema’s als innovatie, diversiteit en gender. Omdat de bezorgde kiezer noch bij de conservatieven noch bij Labour werd gehoord, restte bij het brexitreferendum slechts de radicale keuze van de noodrem: weer baas in eigen land.
Nieuwe antwoorden
De positionering als brede volkspartij die een redelijk alternatief wil zijn voor bezorgde kiezers moet verder strekken dan de afgelopen campagne. Om de kloof tussen de zorgeloze en de bezorgde kiezer te overbruggen is een stevige middenpartij nodig die de zorgen serieus neemt en van een haalbaar antwoord kan voorzien. Die opdracht begint met de onderkenning dat een groeiende kloof tussen anywheres en somewheres ook in onze samenleving de saamhorigheid ondermijnt. Die onderkenning is niet vrijblijvend, maar moet zichtbaar zijn in het denken en handelen van elke CDA-politicus.
Op een verkiezingsmanifestatie in Drachten sprak Sybrand Buma over de ‘nieuwe, horizontale verzuiling als de sociale kwestie van deze tijd’.12 ‘De oude zuilen in Nederland waren verticaal (…), maar binnen die zuilen kwamen alle rangen en standen elkaar tegen en mochten de lagere en middengroepen vertrouwen op de saamhorigheid, de zorg en de bescherming van de bovenlaag. (…) Dat vertrouwen is verdwenen in de nieuwe horizontale verzuiling. (…) Het is nu ieder voor zich.’ De sociale kwestie betreft de opdracht het vertrouwen van deze kiezers te herstellen. ‘Dat begint met deze zorgen en boosheid serieus te nemen en vervolgens oplossingen te bieden die recht doen aan deze onzekerheid. Door de balans te herstellen tussen het eigen belang en het gezamenlijk belang’, aldus Buma.
Volgens Piet Hein Donner ligt in die opdracht tot verbinding het wezenlijke verschil tussen het populisme en een volkspartij.13 ‘Het concept van een volkspartij is het tegendeel van een populistische beweging die pretendeert de volkswil te vertegenwoordigen. Want die volkswil waar een populist zich op beroept is per definitie de “wil” van slechts een deel van het “volk”. En hij – de populist – wil die “wil” doorgaans realiseren in confrontatie met en vaak ten koste van een welbepaalde minderheid.’14 Daartegenover staat volgens Donner een christendemocratisch concept van een volkspartij dat berust op ‘de gelijkwaardigheid van mensen’ en dat ‘alle mensen wil verenigen in de gemeenschappelijkheid van belangen en in de verwerping van belangenstrijd als politiek model’. Omdat ieder mens de ander nodig heeft om tot zijn recht te komen, is de volkspartij de uiting van de overtuiging dat politiek niet gaat om het aanzetten van tegenstellingen, maar om het vinden en ontwikkelen van gemeenschappelijke belangen.
Een tweede onderscheid ziet Donner in de bejegening van bezorgde kiezers. ‘Populisten zullen kiezers vooral willen aanspreken als “slachtoffer” van overheidsmachten, politieke krachten en economische ontwikkelingen (…). Kiezers worden dan niet meer aangesproken als burgers die mede verantwoordelijkheid dragen.’ De christendemocratie wil mensen houvast bieden door samenwerking en zekerheid bij elkaar te vinden, en niet door ‘voor mensen alles te regelen en ze de oplossingen op te leggen. (…) Niets werkt zo louterend als zelf betrokken te zijn (…).’15
In hetzelfde CDV-nummer wijst Hirsch Ballin op een derde belangrijk element in het weerwoord tegen het populisme: het belang van de bescherming van de instituties van de democratische rechtsstaat.16 Deze instituties vervullen een bewezen belangrijke ‘taak in het concretiseren en realiseren van waarden van rechtvaardigheid en solidariteit’, maar zijn kwetsbaar tegenover de kritiek en retoriek van populisten, die hun integriteit en onafhankelijkheid in twijfel trekken.
Het CDA won zes zetels bij de Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. Een bescheiden, maar betekenisvolle winst in een moeilijk politiek tijdsgewricht. De keuze om als volkspartij een redelijk alternatief te vormen voor bezorgde kiezers, biedt een kans voor verder herstel van vertrouwen. Het draagvlak voor moeilijke thema’s als Europa en migratie vraagt om een nieuwe doordenking en vertaling van de christendemocratische uitgangspunten naar de politieke actualiteit van nu. Door de zorgen van kiezers te voorzien van haalbare antwoorden die uitgaan van de gemeenschappelijke belangen en van de eigen verantwoordelijkheid van mensen, kan het CDA niet alleen een redelijk alternatief, maar juist ook een waarborg vormen tegen de splijtende krachten van het populisme.
Noten
- 1.Evaluatieonderzoek Motivaction, verkiezingen 2017.
- 2.Mark Bovens en Anchrit Wille; ‘Populisme en de kloof tussen hoger en lager opgeleiden’, in: Govert Buijs, Pieter Jan Dijkman en Frank van den Heuvel (red.), Populisme in de polder (CDV Lente 2011). Amsterdam: Boom, 2011, pp. 87-94.
- 3.Martin Visser, ‘Gepeperde rekening voor politieke elite’ (interview met Paul Scheffer), De Telegraaf, 31 december 2016.
- 4.Visser 2016.
- 5.Het fragment is te zien op YouTube: ‘Michael Moore explains why TRUMP will win’.
- 6.Martijn Stronks, ‘Vluchtige macht en logge verliezers. Zygmunt Bauman en de vloeibare tijd’, De Groene Amsterdammer, 23 mei 2017.
- 7.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Lang leve het verschil, weg met de fragmentatie. Een christendemocratisch antwoord op het sociale vraagstuk van deze tijd. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 2015, pp. 32-33.
- 8.Anton C. Zijderveld, Populisme als politiek drijfzand. Amsterdam: Cossee, 2009.
- 9.Jakko Gunst, ‘Cuperus (PvdA): Mijn hoop is gevestigd op Buma’, Reformatorisch Dagblad, 17 mei 2017.
- 10.Thomas Frank, Listen, liberal. Or, what ever happened to the party of the people? New York: Metropolitan Books, 2016.
- 11.David Goodhart, The road to somewhere. The populist revolt and the future of politics. Londen: Hurst, 2017.
- 12.Sybrand Buma, ‘Eerlijke economie’, toespraak in Drachten, 27 januari 2017. Zie https://d2vry01uvf8h31.cloudfront.net/user_upload/Speech%20Eerlijke%20Economie%202.pdf
- 13.Piet Hein Donner, ‘De ware volkspartij zoekt naar gemeenschappelijke belangen’, in: Govert Buijs, Pieter Jan Dijkman en Frank van den Heuvel (red.), Populisme in de polder (CDV Lente 2011). Amsterdam: Boom, 2011, pp. 113-118.
- 14.Donner 2011, p. 116.
- 15.Donner 2011, p. 118.
- 16.Ernst M.H. Hirsch Ballin, ‘Henk, Ingrid en de rechtsstaat’, in: Govert Buijs, Pieter Jan Dijkman en Frank van den Heuvel (red.), Populisme in de polder (CDV Lente 2011). Amsterdam: Boom, 2011, pp. 119-127.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.