Ergens tussen Vlieland en Avondland
Samenvatting
Wat moeten we eigenlijk vinden van de verkiezingsuitslag van 15 maart 2017? Het CDA kende een puik resultaat met een stijging van zes zetels en bijna vijftig procent groei in relatieve zin. Wat laten de eerste analyses en duidingen zien? Want er is meer te vertellen dan een opbeurend verhaal over vooruitgang over de hele linie. Alleen Vlieland was daarbij de uitzondering: die gemeente kende als enige een verlies voor het CDA. Je kunt je een minder mooi resultaat voorstellen. En toch, er is meer.
IN DE WINTER VAN 2016 WERD HET ONVERWACHT ‘DRUK’ in het constructieve midden van de Haagse politiek;1 precies wat de ontwerpers van de CDA-campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen níét hadden voorzien in de zomer van dat jaar. Zij gingen ervan uit dat een electorale plus moest en zou komen vanuit het aanschurken tegen kiezers die somber en afkerig waren. Het midden was immers middelpuntvliedend geworden. Velen in de lagere middengroepen waren ontevreden en die boze burgers moest je bedienen, zo was de denklijn. Tekenend in dat opzicht was het feit dat het CDA zou buigen voor de uitslag van een raadplegend referendum, dat zowel constitutioneel als inhoudelijk flagrant in strijd was met de beginselen van de partij.
Toen in de weken na de kerstkransjes en appelflappen de campagne begon, bleek echter dat burgers andere, aanzienlijk verfijndere denklijnen ontwikkeld hadden. Hoe kwam dat? De hysterie van de flanken na de brexit en de overwinning van Donald Trump deed zijn werk. Overal waar extreemrechts, Bernie Sanders-achtige radicalen en de vele soorten Pegidaaanhangers de patriottische lente der boze burgerij zagen naken, brak voor het constructieve midden de voorjaarszon door. De Europese kiezer hervond het vertrouwen in brave, onspectaculaire, polderende partijen. Oude burchten werden nieuwe vluchtheuvels.
Boos? Verreweg de meesten waren helemaal niet zo bozig en zagen daar ook bij anderen niet zo heel veel reden voor. De GeenPeil-lieden, Wierd Dukken, Leon de Winters en Syp Wynia’s meenden wel dat hun inzichten veel aandacht en zelden tegenspraak verdienden, maar op de keper beschouwd leverden zij in feite vooral stemmingmakerij. Geen wonder dat austrexit, nexit, frexit, grexit en meer van zulke exodussen die grote groep Europeanen allerminst wisten te overtuigen. De cijfers waren verpletterend: wat de bepleiters van het volg-maar-liever-de-boze-burgerdiscours ook beweerden, feit was dat zeventig tot tachtig procent en meer van de Europeanen niets moest hebben van zo’n apocalyps. Ze keken wel uit met hun spaargeld, hun oudedagreserves en het vrij reizen en ondernemen over een heel continent.
Wenen, holland en rijnland
In Europa vond in een halfjaar tijd een reeks cruciale verkiezingen in beeldbepalende landen plaats. Extreemrechts en anti-EU-krachten zouden in Oostenrijk, Nederland en Frankrijk zeker triomferen. In vier Duitse verkiezingen op rij zou Merkel sneven en zouden de polariserende SPD en AfD winnen. De Britse stembusgang zou brexit-hardliners stapels zetels geven.
We weten hoe het afliep. Oostenrijk kreeg een groene professor op leeftijd als nieuwe president. Buma won zes zetels, meer dan Wilders. De CDU verpletterde in drie bondsstaten al haar rivalen. ‘Die Kanzlerin’ uitgeregeerd, mislukt met haar nuchter opbeurende parool van ‘Wir schaffen das’ in crisistijden? ‘Ons lukt dat wel’ – inderdaad. De diva van Vichy ging af; Le Pen had geen idee hoe een frexit kon zonder instorting van de sociale zekerheid en van de waarde van de Franse spaarcentjes en pensioenen. De stad waar in Europa de meeste IS-slachtoffers vielen, Parijs, gaf haar opponent Emmanuel Macron bijna negentig procent van de stemmen.
Dankzij, of ondanks?
Waren ‘het populisme’ en zijn bastaardkind, de xenofobie, daarmee verslagen? Dat natuurlijk niet, maar hun pretentie was fataal geraakt. Het bleek dat een aanzienlijk deel van ook de Nederlandse kiezers zich rekende tot de mensen die vertrouwen in elkaar, de samenleving en Europa hoog in het vaandel hielden. Het waren deze mensen die – zeker als ze tot de jongeren behoorden – hun stem aan GroenLinks gaven en Klaver een winst van 4 naar 14 zetels gaven. Maar Klaver was niet de enige die profiteerde.
Het CDA had zijn zes zetels vooruitgang ook primair vanuit zulke allesbehalve bozige kiezersgroepen weten te veroveren. De vooruitgang onder jonge kiezers was zelfs spectaculair. Het waren primair VVD’ERS, PvdA’ers, door het xenofobe ‘minder, minder’-kabaal uit de PVV verjaagde kiezers én thuisblijvers van 2010 en 2012 die Buma zijn winst gunden. De CDA’er bleef een constructief denkende burger, veelal ouder, gelijkelijk verdeeld over de inkomensen opleidingscohorten. Het idee dat het CDA het moest hebben van een mobilisatie van lager opgeleide klagers uit het Zuiden van het land, was een gevaarlijk misverstand geweest. Als deze klagers al bestonden, hadden ze geen CDA gestemd in elk geval.
Waarom was dit misverstand zo gevaarlijk? De winst die Buma boekte, was vrucht van een Europese trend naar het fatsoenlijke midden. Ze kwam tot stand niet zozeer dankzij, maar veeleer ondanks de campagne die zijn partij had gevoerd. Het gejuich over de negentien zetels in de exitpoll op de avond van 15 maart 2017 had bij de CDA-diehards in de oude tramremise van Den Haag dan ook meerdere dimensies. Allereerst was deze jubel ongecompliceerd en oprecht; er viel niets te mitsen en maren. Vijftig procent erbij was niet niks, zeker niet als je deze afzette tegen het verlies van de VVD en de destructie van de oude zuilenrivaal, de PvdA. Tevens was het CDA even groot als de PVV en D66, en het zag ernaar uit dat het van deze drie nog net de grootste was geworden. Dit betekende dat er geen serieuze coalitie denkbaar was zonder het CDA. Buma, de Friese CHU-man, had op geheel eigen wijze de KVP in ere hersteld. Hij was de Nolens en de Romme van de eenentwintigste eeuw.
De avond werd daarna toch wat verwarrend. Het rekenkundig analfabetisme van de publieke omroep leidde ertoe dat een nieuwe exitpoll werd gepresenteerd waarin het CDA met afstand de tweede partij van het land bleek te worden. 25 zetels! Een soort polonaise brak los tussen de antieke trams van de HTM. Cijfertjesfreaks als Pieter Omtzigt en Wopke Hoekstra zagen meteen waar de snag zat. Deze exitpoll was een ruwe omrekening naar een virtuele uitslag, gesteld dat de gemeenten die tot op dat moment data hadden doorgegeven meteen ook het eindresultaat leverden; maar het waren natuurlijk vooral veel kleinere gemeenten buiten de Randstad die hun resultaten al hadden kunnen doorgeven. Eigenlijk, voor kenners althans, waren die 25 zetels de eerste tegenvaller van de avond, want dit hadden er dertig of meer moeten zijn, wilde het CDA aan het slot van de avond twintig (of een paar meer) zetels overhouden.
Omhoog en omlaag
Het goede nieuws voor het CDA was hoe dan ook dat het in ongeveer elke gemeente van het land vooruitging. Het CDA was een stevige winnaar onder de jonge kiezers en anderen die eerder niet waren komen stemmen. Had men in 2010 en 2012 juist onder hen de zwaarste klappen moeten verduren, nu steeg Buma van vijf naar negen procent onder de 18tot 24-jarigen. Deze toename met tachtig procent mocht er zijn. Had het hele kiezersvolk de jeugd gevolgd in die relatieve sprong vooruit, dan had Buma wel 24 zetels kunnen veroveren.
Waar kwam die plus vandaan? Deze opmerkelijke trendwende – in een campagne waarin iedereen dacht dat de jonge, optimistisch gestemde, studerende kiezers zich massaal tot GroenLinks bekeerden – was de beloning voor het verzet van het CDA tegen het afschaffen van de studiebeurzen en de vervanging daarvan door een leenstelsel en schuldenopbouw. Desondanks waren ook deze negen procent nog een matige score, wilde het CDA ooit terugkeren in een stevige positie in het midden.
Onder Balkenende was het CDA lange tijd opvallend sterk onder jongeren. Bij de tegenvallende verkiezingsuitslag van 2006 was het CDA onder de jonge kiezers de grootste partij met 28 procent. Het idee dat het CDA een partij is voor primair de oudere burgers in het boerenland en het buitengebied, is dan ook een mythe. Juist onder jongere kiezers stortte de steun in 2010 en 2012 dramatisch in. De vier procent winst onder hen van 2017 was dan ook bij lange na niet voldoende om weer terug te komen op het oude niveau.
De kiezers boven de 60 tilden – mede door de hoge opkomst in deze leeftijdscategorie – het CDA nog wel tot vlak bij de twintig zetels. Maar dat was het dan ook verder wel. Op slechts weinig plaatsen ging men er substantieel op vooruit, en niet op die plaatsen waar dat zoden aan de dijk zou zetten. Het CDA scoorde in wezen alleen goed in die delen van Nederland die in hoog tempo aan demografische en economische impact verliezen. Daar waar ons land krimpt, staat het CDA nog min of meer overeind. Duitsers noemen zo’n club een Auslaufmodell.
Het gat van de marginalisering
Dat het CDA vooral scoort waar het er niet echt toe doet, lieten de regionale plussen en minnen duidelijk zien. In heel het land steeg de partij nominaal met 3,9 procent. Dat was echter primair zichtbaar in drie provincies waar het resultaat er extra uitschoot. Winnaar was Overijssel, zeg maar ‘Omtzigtland’, waar ook een volgende Boer’n Annie – de rurale edelman Maurits von Martels – flink wat voorkeurstemmen binnenhaalde. Het CDA ging hier 6,1 procent vooruit. Was dit de trend voor heel het land geweest, dan had het CDA wel 23 zetels kunnen halen. In Friesland en Limburg waren de uitslagen respectievelijk 5,5 en 5,3 procent beter dan in 2012, ook niet mis. In deze drie provincies leeft, woont en werkt echter maar een beperkt deel van ons land. Ze hebben samen iets meer dan 2,5 miljoen inwoners, een zevende van de Nederlandse bevolking.
Daar waar het potentieel van ons land zich in toenemende mate concentreert, haalde het CDA minder opbeurende cijfers. In de vijf grote steden – met ongeveer evenveel inwoners als die drie hele provincies – ging de partij niet meer dan 1,3 procent omhoog, en in de vijftien grootste gemeenten kreeg het nauwelijks meer dan vijf procent van de stemmen. Het CDA scoorde hier relatief bijna vijftig procent beneden zijn landelijk gemiddelde, en is daarmee kleiner dan de VVD, D66, GroenLinks, PVV en de SP. Ook in de uitslagen van de 32 gemeenten met meer dan 100.000 inwoners steeg het CDA duidelijk minder dan het landelijk gemiddelde.
De desastreuze uitslagen van het CDA in 2010 in met name de steden en hun voorsteden waren in 2012 en 2017 nauwelijks verbeterd. Steden waar de neergang destijds vijftig of zestig procent of zelfs nog hoger was geweest, kenden wel enkele plusjes op het eerste gezicht, maar de marginalisering van het CDA in centra van bevolking en bloei van de economie en cultuur ging al met al onverminderd voort.
Veel moeite, weinig impact
Er was nog een tegenvaller. Op de plekken waar het CDA de meeste winst verwachtte en waarop het het zwaarst had geïnvesteerd tijdens de campagne, was het succes pijnlijk uitgebleven. De uitslagen in Limburg en vooral Noord-Brabant waren een domper op het feest. De vooruitgang langs de Maas leek met 5,3 procent heel wat, maar was zwak voor een regio die als wingewest gold. Had men in 2010 een instorting van 44 procent beleefd, van bijna 29 naar 16 procent, nu werd het CDA niet, zoals gehoopt en voorspeld, de grootste partij in Limburg, maar bleef het met 15 procent duidelijk achter bij de leerlingen van Jos van Rey, zware verliezer VVD en de in zijn thuisland stagnerende ‘Geertke’. Een vooruitgang van 10 naar 15 procent was niet echt indrukwekkend. Het zat daarmee ongeveer op de gemiddelde nationale trend; Limburg leverde op geen enkele manier de extra electorale impuls waarop gerekend was. Als dat hier al niet lukte, waar dan wel?
In Noord-Brabant was het nog erger. In deze provincie wonen bijna evenveel mensen als in de drie eerdergenoemde ‘CDA-provincies’ samen. Hier bleef de partij steken op 13,4 procent en werd zij in slechts twee perifere plattelandsgemeenten de grootste. In 2010 was de neergang hier erger geweest dan in Limburg: een achteruitgang van 49,1 procent van de stemmen, van 31,8 naar 16,2 procent van het totaal. Men moest nu, in 2017, zowel verliezer VVD als winnaar PVV voor zich dulden, en eindigde op ongeveer gelijke hoogte met D66 en de op haar thuisbasis opvallend zwak scorende SP. Dat het CDA beneden de rivieren niet had weten te slagen, lieten ook individuele uitslagen zien. Vermeende stemmenkanonnen die de partij op plaats 3 en 5 van de lijst had gezet, verbleekten bij het electorale geweld van Omtzigt en local heroes elders. Noord-Brabant leverde niet, en juist die bevolkingsrijke regio had dit moeten doen. Ook hier rees de vraag: ‘Als het hier niet lukt, waar dan wel?’
Boeren en buitenlui
Waarom leverde Noord-Brabant niet de verwachte uitkomsten? De cijfers spreken duidelijke taal. De PVV kon haar positie in het al veel langer door het Vlaams Blok of het Vlaams Belang beïnvloede West-Brabant uitbouwen – net als destijds de LPF – en won van zowel VVD als SP. D66 won fors onder de jonge tweeverdienersgezinnen die de VVD te rechts vonden en Groen-Links te linksig. De voortgaande ‘roomse’ ontzuiling en de pluriformiteit van verstedelijkte, welvarende Speckgürtel rond kennishotspots als Brainport Eindhoven maakten de traditionele steun voor het CDA marginaal.
Het CDA had hier een leutige campagne gevoerd voor boeren en buitenlui, met kandidaten die de stem van Roy Donders dachten te moeten winnen, alsof men winst zocht in een boers, laagopgeleid en armoedig gebied. Het CDA leefde hier in een verleden van worstenbroodjes en vaandelzwaaiende dorpjes, maar de provincie leefde, werkte en dacht inmiddels allang als een stuk Randstad.
Stedenbanden met een sterke kenniseconomie elders deden hetzelfde. Denk daarbij aan Wageningen/Arnhem/Nijmegen en Groningen met hun krans van R&D-centra, villadorpen en tienduizenden kenniswerkers uit heel de wereld. Zulke hoogopgeleide, productieve en ondernemende mensen met een global outlook zijn de beeldbepalers van de bloei van Nederland. Bozig of anti-EU zijn zij sowieso niet. Nederland is voor hen bij uitstek het land in het hart van de Unie dat hun zoveel kansen biedt. Hun taal, hun zorgen, visies, successen, ambities en dromen kent het CDA volstrekt niet.
Terug naar Noord-Brabant. Enigszins stevig bleef het CDA nog langs de grenzen met Vlaanderen en Limburg: gebieden met weinig bevolking en een hoofdzakelijk agrarische structuur. De Brabantse kiezers van de eenentwintigste eeuw zouden voor een ‘merkeliaans’ CDA zeker te winnen zijn geweest – en bepaald niet alleen zij trouwens –, maar de campagne had zich hier gericht op bestrijding van de wietteelt en het aanprijzen van de boerenstand. Een vergissing, want een focus op megastallen en de varkensteelt heeft de partij waarschijnlijk vele urbane stemmen gekost, terwijl het er maar weinig rurale stemmen mee heeft gewonnen.
Prima toch?
Het generieke, nationale beeld van de CDA-uitslag was onbevredigend, maar de reactie ‘Prima toch?’ was eigenlijk ook wel van toepassing. Buma’s partij deed het al met al best goed, maar opvallend genoeg vooral daar waar men niet vol had ingezet. Men was succesvol waar men de campagne had overgelaten aan filiaalhouders, zoals Omtzigt in Twente.
Net als in 2010 bij de grote nederlaag bleek – voor het eerst in decennia – het CDA een mannenpartij. Er stemden duidelijk meer mannen op het CDA dan vrouwen, historisch en demografisch gezien zeer ongebruikelijk. De grootste en trouwste kiezersgroep – vrouwen boven de 50 à 60 – deed niet wat zij ooit deed voor Dries van Agt, Ruud Lubbers, Jan Peter Balkenende en Camiel Eurlings. Deze loyale kiezers schaarden zich niet voluit achter de beweging naar het CDA van nota bene hun kleinkinderen.
De focus op de boze burger had hier gewerkt, maar helaas ten detrimente. Het CDA was mopperig masculien gemaakt. De knuffels voor de zuurpruimen hadden de positivisten ontmoedigd. Een winnende campagne durfde het CDA niet aan. Men kwam niet met een onversneden pro-Europees betoog bij nuchtere strengheid op begrotingen à la Schäuble; het durfde ondanks de MH17 niet met een anti-Poetinen dus anti-Wildersinzet te komen à la Macron; het kwam niet met een verhaal dat ‘pro-polder’ was en dat samenwerken over grenzen van links en rechts vooropzette, à la Van der Bellen in Wenen en Merkel in Berlijn. Buma bleef vastzitten in een campagneopzet die vooral ‘tegen’ was, al slaagde hij er af en toe behendig in zijn droge, Britse humor uit dat frame te laten ontsnappen.
Een CDA van Merkel, van de ‘bumor’ (die bijna cultstatus heeft gekregen), met een opbeurend verhaal over saamhorigheid, je best doen voor je studie en je werk, was er nauwelijks. De partij viel primair op als een club van moppermannen die Máxima haar paspoort wilden afnemen. Een zeer geslaagd filmpje met ruziënde schooljongens die door de kleine consensuszoeker Sybrand tot de orde werden geroepen, was wel populair, maar sloeg zo als kip op Dirk.
Winnen in loppersum
Het CDA remde het eigen resultaat al met al met het leggen van de focus op regio’s en groepen die electoraal in de min zitten, zeker gezien de langetermijntrends in de economie en cultuur: krimpregio’s, dunbevolkt gebied, mannen met lagere opleidingen, het Nederland van ‘Volendam’. Precies waar het rapport-Frissen Verder na de klap in 2010 al tegen waarschuwde, gestaafd met feiten, cijfers en kaartjes. Aan de winst die – heel Bijbels toch wel – zeven magere jaren later geboekt werd, ontbrak een boost. Die had kunnen en eigenlijk móéten komen van de nu niet bereikte en niet aangesproken kiezers onder de vrouwen, hoger opgeleide jongeren, urbane en suburbane gezinnen en mkb’ers, werkenden, in met name Noord-Brabant, Gelderland en de Randstad, want dat zijn de electoraal, economisch en cultureel dominante landsdelen waar het CDA in 2010 massaal verloor. In Gelderland was dat verlies 46,4 procent, in Noord-Brabant 49,1 procent, en in de vier Randstedelijke provincies samen 55 procent, met Noord-Holland als trieste koploper met een neergang van 57,1 procent. Een dergelijk verlies – en nog eens acht zetels in 2012 – compenseer je niet door matige vooruitgang in krimpende streken.
In dit verband leeft er nog een hardnekkig misverstand, namelijk de gedachte dat het CDA-electoraat relatief laagopgeleid is en dat men daarom een laagwaardig niveau van Nederlanders moet bespelen. Hoe is dit ontstaan? Welnu, de CDA-kiezers zijn gemiddeld genomen wat ouder dan de Nederlandse bevolking als geheel. Nu is het demografisch juist dat de ouderen in ons land – zeker de vrouwen – minder hoog zijn opgeleid dan de generaties van na de basisbeurs van Deetman, maar dat betekent allerminst dat zij een beperkte horizon of laagwaardige opvattingen hebben.
De volgende fout is dat men die cijfers over mensen boven de 60 zonder meer toepast op de jongere generaties en denkt dat het CDA ‘de kleine gestudeerde elite’ daarbinnen wel kan negeren. Feitelijk is het echter zo dat nu al de helft van de jongeren op de arbeidsmarkt op hboof wo-niveau functioneert, en dat de mbo’er van vandaag een opleidingsniveau heeft dat meekan op een internationale, hoogtechnologische arbeidsmarkt. Een CDA dat zich richt op mensen op vmbo-niveau is dus bezig verdampende kiezersgroepen te veroveren, terwijl het groeiende segmenten impliciet te verstaan geeft dat het deze als elitaire groepjes ziet die men kan veronachtzamen. Geen wonder dat velen van hen het CDA links en rechts laten liggen. Heel spijtig, want de christendemocratische maatschappijvisie zou juist hen zeer kunnen aanspreken, zoals Angela Merkel in Duitsland aantoont.
Kortom, een opbeurende uitslag rond het geplaagde Loppersum strekt de campagnevoerders daar tot eer, maar je hebt er niets aan als je in dichtbevolkte kenniscentra en hun hoogopgeleide satellietgemeenten zo zwak staat dat je zelfs ver achterblijft bij een DENK. DENK haalde in Amsterdam 7 procent van de stemmen, het CDA kwam uit op 2,9 procent. Dat gebeurde in stadsdelen waar meer mensen wonen dan in heel het aardbevingsgebied.
Leven in een echt land
Voor degenen die proberen dit soort feiten en cijfers weg te wuiven met het betoog dat dit een grachtengordelprobleem is of met het argument dat een volkspartij nu eenmaal buiten urbane centra de mensen wil aanspreken, is er slecht nieuws: ook in die ‘volkspartijgebieden’ was het resultaat zo matig dat het CDA zelfs niet de deprimerende 21 zetels van 2010 kon evenaren. En het grachtengordelargument werd in ontzenuwd in het vurigst kloppend hart van het CDA.
De plussen in Twente waren hartverwarmend. Veel van de hoogste resultaten in procenten voor het CDA waren plaatsen in deze regio. Omtzigt en Von Martels harkten stemmen bij de vleet binnen en de burgers daar staan allerminst bekend om bozigheid. Maar toch: in de stedelijke centra viel het ook daar tegen. Het CDA ging er wel wat omhoog, maar niet met meer elan dan elders. Almelo was zelfs de enige stad buiten Limburg die de PVV de grootste maakte. Enschede was eigenlijk nog pijnlijker. Dit is immers een hotspot van kenniswerkers vlak bij CDU-land, die het CDA had kunnen winnen met een ‘Merkel-verhaal’ en ‘de basisbeurs’ – maar ook Enschede maakte de VVD de grootste partij, vlak voor de PVV. In urbaan Twente is het CDA dus evenmin een partij die potten kan breken, net als elders in urbane streken.
Het gaat hier dus niet om een grachtengordelprobleem dat een vermeende volkspartij kan negeren, al was het maar omdat in die ‘gordels’ in de Randstad en andere kennisknooppunten veel meer mensen en dus kiezers wonen, leven en werken dan in heel Overijssel. Zeg maar zeven keer Overijssel in omvang, of nog meer. En dat deel van Nederland groeit. Er komen steeds minder noabers en steeds meer stedelingen; minder krentenweggen en meer hipsters.
Ontkenning is een begrijpelijk fenomeen voor een stroming die zich identificeert met juist rurale gebieden, maar erg verstandig is die houding niet. De commissie-Frissen schreef al in 2010: ‘Nederland zal het CDA pas willen herontdekken, als het CDA Nederland weer herontdekt.’ Het ontkennen van de probleemlagen onder de resultaten van maart 2017 is een fundamenteel obstakel voor die herontdekking. Het niet trekken van conclusies kon weleens een nog hardnekkiger, zelfs fataal obstakel blijken te zijn.
Het CDA moet willen leven in een echt Nederland. Het moet de fictie loslaten van een land van warmbloedige regio’s vol vaandelzwaaiers, Elfstedenkruisjes, Volendamse zangers en noaberschap, waar iedereen dol is op het CDA. Die regio’s zijn – als ze ideaaltypisch ooit bestonden! – zelf in hoog tempo zowel geürbaniseerd als vergrijsd en ontzuild. Campagnes gericht op niet-bestaande bevolkingsgroepen als de boze burger en zulke verdwenen nostalgieregio’s zijn gedoemd te mislukken.
Mutti of donald?
2017 was een leerzaam jaar. Het CDA lijkt nu op die antieke held in Bachs cantate ‘Herkules am Scheidewege’. Gaat het de weg inslaan van de relance van Europese solidariteit in een ruige buitenwereld, de route van Macron en Merkel? Of blijft het vergeefs doorgaan de afkerige kiezer met weinig diploma’s te paaien met een hoop socialmediakabaal?
Wordt de boodschap er een voor het groeiende, dynamische Nederland van saamhorige, jonge aanpakkers, of een vol knuffels voor krimpgebieden, leeglopende streken met meer zuipketen dan innovatie? Meer Bumor of meer Volendam? De sereniteit van Mutti of de dystopie van the Donald? Het antwoord op die vraag zal de verkiezingen van 2021 de spannendste ooit maken. Dan is het CDA net 40 geworden, en zoals bekend: dan begint het leven pas.
Noot
- 1.Binnenkort verschijnt van de hand van Kroeger een boek over de geschiedenis van het CDA tussen 1998 en 2018. Deze bijdrage is een voorpublicatie van een deel van het slothoofdstuk.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.