Gelukkig het land dat door gematigden wordt bestuurd
Samenvatting
De onoverzichtelijke werkelijkheid van de spaghettiachtige netwerksamenleving roept gevoelens van onbehagen bij burgers op en een vergeefs verlangen naar controle en morele eenduidigheid. Veel politici reageren op dit onbehagen door burgers duidelijkheid en daadkracht te beloven. Het politieke midden is gevaarlijk terrein – dat is niet duidelijk, niet daadkrachtig. Door de politieke cultuur die daardoor is ontstaan, zitten veel vraagstukken, inclusief dat van de vluchtelingencrisis, vast in een links-rechtsframe. Het is de hoogste tijd dat het CDA zich weer als middenpartij presenteert en de verbindende krachten zoekt.
DE VLUCHTELINGENCRISIS RAAKT AAN EEN ONDERSTROOM die we al een paar decennia zien in de westerse samenlevingen: burgers zijn bang en boos op de politiek. ‘Washington’, ‘Brussel’ en ‘Den Haag’ dien je te wantrouwen: daar bevechten politici elkaar op een vierkante kilometer, politici die zijn losgezongen van de echte werkelijkheid van echte mensen. De politiek levert onvoldoende, krijgt problemen niet onder controle, lijkt vaak machteloos, heeft geen antwoord op de grote uitdagingen van deze tijd: economie, zorg, Poetin, terrorisme, immigratie. De vluchtelingen zijn de volgende uitdaging in deze rij – en weer komt de politiek niet met een adequate reactie.
Laat ik er even van uitgaan dat dit klopt – de politiek levert onvoldoende en lijkt vaak machteloos. De belangrijkste verklaring voor gevoelens van onbehagen lijkt mij dat onze wereld steeds meer vervlochten raakt, in jargon: steeds meer uit netwerken van interdependenties bestaat. We zien dat internationaal: de werkgelegenheid in Nederland wordt beïnvloed door de Amerikaanse huizenmarkt; de kleine Griekse economie trekt de hele EU uit het lood; een oorlog in Syrië reikt letterlijk tot aan onze voordeur. We zien dat ook nationaal: verduurzaming van de energievoorziening vinden we allemaal belangrijk, maar het gaat tergend langzaam. Wie een eenvoudige windmolen wil exploiteren, heeft met verzet van de omwonenden te maken, met dalende olieprijzen, met vragen over landschapsvervuiling; alles hangt met alles samen, iedereen die iets wil is van anderen afhankelijk, niets gaat vanzelf. Nederland, Europa, de wereld: het zijn spaghettiachtige netwerken geworden.
De gevolgen van de spaghettisamenleving
De wereld-als-spaghetti heeft twee belangrijke problemen tot gevolg. Het eerste is het gevoel dat we de controle over ons bestaan kwijt zijn. Niemand is in control; voor iedere bestuurder geldt dat er krachten zijn die groter zijn dan hij of zij. Besturen doe je altijd in sterke afhankelijkheid van anderen, dus is het een proces van eindeloos overleggen en onderhandelen met anderen – zie de besluitvorming over de vluchtelingen, over de euro, over een windmolen. Het is altijd weer stroperig aanmodderen, en dan zien wij als burgers vaak nog geen fractie van wat er binnenskamers gebeurt. Het is ook vaak reactief; politici voeren geen plannen uit, maar reageren op ‘events’ die ons overkomen.
Het tweede probleem is dat die spaghettiachtige wereld onze morele schema’s overhoophaalt: we weten niet meer wat goed en fout is. Waarom niet? Hoe ingewikkelder de werkelijkheid, hoe minder eenvoudig het is om daar een eenduidig moreel oordeel over te vellen. Wie zijn de badguys in de eurocrisis? De zuidelijke lidstaten, zeggen wij vanuit het Noorden, met Griekenland voorop. De Grieken hebben ons immers voorgelogen. Wie echter met Zuid-Europese ogen kijkt, ziet vooral badguys in het Noorden. De noordelijke lidstaten hebben schandalig veel geprofiteerd van de euro, hebben de zuidelijke lidstaten leeggezogen, want die beschikten niet meer over hun klassieke wapen van devaluatie van hun munt. Voor beide valt iets te zeggen: in een spaghettiachtige samenleving is er geen eenduidig moreel gelijk.
En dan: hoe ingewikkelder de samenleving, des te groter het risico dat moreel geïnspireerde keuzes onvoorziene neveneffecten hebben of zelfs in het tegenovergestelde resulteren van wat werd beoogd. Neem de Flexwet van minister Asscher. Daar zit een morele keuze achter: je mag mensen niet voortdurend op tijdelijke contracten zetten; werknemers hebben na verloop van tijd recht op zekerheid. Een prachtige moraal, maar het effect is omgekeerd. Werkgevers die na een tijdelijk contract een vast contract moeten aanbieden, zien daarvan af. Het gevolg is dat de werknemer géén contract meer heeft: noch vast, noch tijdelijk. Goede bedoelingen die helaas het leven slechter maken.
Ziehier de gevolgen van de spaghettisamenleving. De vraag wat goed is en wat fout, is niet eenduidig: er is altijd dat andere perspectief. En keuzes die door morele overwegingen worden ingegeven, kunnen de verschrikkelijkste effecten hebben. Het logische gevolg: wie het goede wil bereiken, moet dat vaak via omwegen doen, via het halfbakken compromis, of erger nog, door met de badguys samen te werken. Denk aan de internationale politiek, waar je de duivel vaak met Beëlzebub moet verdrijven. In de spaghettisamenleving lijken er geen morele ijkpunten te bestaan.
Geen controle? bang. geen moraal? boos
In een netwerkachtige samenleving verloopt besluitvorming dus stroperig en is de betekenis van moraal vaak beperkt. In zo’n samenleving ontstaat al snel het beeld dat politici out of control zijn en geen moraal hebben, opportunistisch zijn. En dat leidt tot bange en boze burgers. Geen controle – daar kun je bang van worden. Geen moreel kompas – daar kun je boos van worden. Overigens is de beeldvorming weleens dat bange en boze burgers vooral te vinden zijn onder laagopgeleide blanke mannen van 50+, maar dat is echt niet het geval: we komen bang en boos overal tegen. Niemand regeert is de titel van een bundeling columns van NRC-columnist Marc Chavannes. Nederland vliegt met een ‘onbemande bestuurderscabine’, ‘zonder piloot’, de toekomst in.1 Welkom in de eenentwintigste eeuw: de samenleving heeft geen cockpit. NRC-columnist Bas Heijne suggereert telkens weer dat de politici tot technocraten en pragmatisten zijn verworden, dat zij hun idealen en waarden kwijt zijn. Dat impliceert dat wanneer politici zich weer door hun waarden zouden laten leiden, we een heel andere wereld hebben. Niet dus.
Om misverstanden te voorkomen: stroperige besluitvorming en een beperkte betekenis van moraal zijn onontkoombaar in een wereld van interdependenties.2 Sterker nog, ze kunnen zelfs gewenst zijn. Stroperige (of chiquer geformuleerd: incrementele) besluitvorming is vaak heel effectief. Moraal die geen rekening houdt met de werkelijkheid, is vaak heel gevaarlijk. Ik ga daar in dit essay verder niet op in, maar het zijn belangrijke constateringen. Waar het mij hier om gaat is dat de spaghettisamenleving nu eenmaal dat gevoel van onbehagen oproept.
Niet in control – dat maakt bang. Geen moraliteit, opportunisme – dat maakt boos. Politiek en politici lijken out of control te zijn en geen morele ijkpunten te hebben. Dat leidt tot een verlies van legitimiteit voor de politiek. Hoe heeft de politiek hier de afgelopen decennia op gereageerd? Hoe hebben politici dat verlies van legitimiteit proberen tegen te gaan? Op drie manieren, en de paradox is: die drie reacties kunnen juist tot meer verlies van legitimiteit leiden.
Eerste reactie: de daadkrachtcultuur
In de eerste plaats is er een politieke cultuur ontstaan die wezenlijk anders is dan die van het tijdperk tot en met Paars. Ik noem deze de daadkrachtcultuur. In zo’n cultuur willen politici ‘duidelijk’ zijn, niet ‘met meel in de mond praten’. Als politici duidelijk zijn, valt er immers ‘iets te kiezen’. En dat is belangrijk, want als er niets te kiezen valt, haken de kiezers af. Daarna is ‘daadkracht’ belangrijk en ‘doorpakken’ en ‘doorzettingsmacht’, want als de kiezer heeft gesproken, moet de politiek natuurlijk leveren. Onderdeel van het daadkrachtjargon is ook een woord als ‘benoemen’. Alles moet ‘benoemd’ worden, niet onder het tapijt geveegd – en als je een probleem eenmaal benoemd hebt, ga je het natuurlijk oplossen. De lezer zal het taalgebruik herkennen – en taalgebruik zegt altijd veel over een politieke cultuur.
‘Luisteren naar de burger’: ook een voorbeeld van taal die in die cultuur past. Politici moesten ‘weer’ gaan luisteren naar ‘de burger’. Die was jarenlang verwaarloosd – omdat politici problemen niet ‘benoemden’ – en heeft daardoor inmiddels de status verworven onfeilbaar te zijn. Let maar eens op als aan politici de vraag wordt gesteld of boze en bezorgde burgers gelijk hebben. Bijna niemand durft te zeggen dat ze ongelijk hebben. En neem van mij aan: een burger heeft geregeld ongelijk, net als ieder ander mens.
Nu heeft de daadkrachtcultuur ons natuurlijk wel wat opgeleverd. Denk aan de zorgen van burgers over veiligheid, waar nu beter mee wordt omgegaan dan een paar decennia terug. Geen politicus durft op dit thema nog weg te kijken. Maar wat is het paradoxale effect van deze daadkrachtcultuur? De werkelijkheid van de spaghettisamenleving dwingt tot incrementele, stroperige besluitvorming, tot voortdurend overleg, tot compromissen. Dat leidt tot gevoelens van onbehagen: we zijn bang en boos. En dus is er sprake van legitimiteitsverlies van de politiek; er ontstaat een verlangen naar politici die in control en daadkrachtig zijn. De politiek bedient ons op onze wenken met retoriek over luisteren, daadkracht en duidelijkheid. Daarmee wordt de kloof tussen retoriek en de werkelijkheid van de spaghettisamenleving alleen maar groter. Zo wordt dus, ten slotte, het proces van legitimiteitsverlies alleen maar aangejaagd door de daadkrachtretoriek.
Tweede reactie: het evenwicht tussen politiek en bestuur is verstoord
Er is het bekende onderscheid tussen de wereld van de politiek en de wereld van het bestuur, en er zijn politieke politici en bestuurlijke politici. In de wereld van de politiek gaat het om agenderen en profileren. Agenderen: wat zijn de grote problemen en oplossingen waaraan een samenleving moet werken? Profileren: politieke politici vergroten tegenstellingen uit, opdat duidelijk wordt dat jouw visie op de toekomst van het land een betere visie is dan die van de politieke tegenstander.
In de wereld van het bestuur gaat het om realiseren en om verbinden. We werken met anderen samen, zijn coöperatief ingesteld; er moet immers iets worden gerealiseerd. De bestuurlijke politicus wordt veel meer dan de politieke politicus geconfronteerd met de kenmerken van de spaghettisamenleving. Hij moet voortdurend onderhandelen, compromissen sluiten, zit in stroperige processen, weet dat moraal niet altijd helpt.
Een tweede reactie op het onbehagen is dat politiek belangrijker geworden is dan bestuur. Deels is dat een gevolg van de daadkrachtcultuur. Die heeft geleid tot overwaardering van de duidelijke politieke politicus. Maar ze heeft ook geleid tot een enorm dedain voor de bestuurlijke politicus. We zien dat heel erg uitvergroot in Amerika, waar het woord ‘compromis’ bij veel Republikeinen gelijkstaat aan uitverkoop van principes. Maar ook in Nederland geldt: wanneer van een partij wordt gezegd dat ze ‘bestuurlijk’ is, is dat een negatief oordeel. Nu is een zekere spanning tussen politiek en bestuur functioneel, maar de afstand mag niet te groot zijn. Hoe groter de afstand tussen agenderen (politiek) en realiseren (bestuur), hoe meer teleurstelling en kans op verlies van legitimiteit en vertrouwen. Ook hier geldt dus: een grotere afstand tussen politiek en bestuur leidt alleen maar tot nog minder vertrouwen in de politiek en tot voortdurende teleurstelling in politici. Zie de huidige politieke volatiliteit: per verkiezing kunnen tientallen zetels van partij wisselen; je kunt als partij zomaar doormidden gaan in zetelaantal.
Derde reactie: de vlucht uit het midden
De daadkrachtcultuur en de onderwaardering van bestuur hebben als vanzelf geleid tot een leegloop van het politieke midden. In het midden zitten immers de partijen met de minder uitgesproken politieke opvattingen: de partijen van het ‘enerzijds, anderzijds’, de liefhebbers van het compromis, en dat is natuurlijk niet duidelijk. In het midden zitten de bestuurlijke partijen, en ‘bestuur’ is fout. In een cultuur van daadkracht zijn de flanken in de politiek veel aantrekkelijker; dáár vinden we de uitgesproken standpunten. In de cultuur van daadkracht zien we ook de herleving van de links-rechtstegenstelling; dat is ook al lekker duidelijk.
Het lege midden en het cda: twee opties
Het CDA is altijd een partij in het midden geweest. Wat betekenen de drie genoemde ontwikkelingen nu voor de positie van het CDA? Er zijn hier twee opties.
De eerste optie is dat deze drie ontwikkelingen als een gegeven worden beschouwd. De gevolgtrekking ligt dan voor de hand: je moet mee in deze ontwikkeling. Politieker worden, duidelijker zijn, je profileren: dat betekent in de praktijk dat je naar rechts opschuift. Het CDA wordt een partij op rechts, in concurrentie met vooral de VVD. Het zal een beetje de politiek van de communicerende vaten worden. De winst van de een is het verlies van de ander. Het succes van het CDA wordt bepaald door hoe goed de partij het zelf doet, maar ook door hoe slecht de VVD het doet. Veel gedoe binnen de VVD? Dan is er de vluchtheuvel die CDA heet. En de andere kant op gaat het natuurlijk precies zo: een fout van het CDA en de VVD spint er goed garen bij.
De tweede optie is dat het CDA ervoor kiest weer een middenpartij te zijn, dus dat het CDA zich manifesteert als een gematigde partij. Dat lijkt, gegeven de hiervoor beschreven ontwikkelingen, politieke zelfmoord, maar dat is het volgens mij niet.
De daadkrachtcultuur loopt tegen haar grenzen aan
Daar is allereerst het gegeven dat iedere politieke cultuur haar levenscyclus van opgaan, blinken en verzinken kent. Met Lubbers begon een nieuwe zakelijkheid in de politiek, Kok schudde zijn ideologische veren af en nam die zakelijkheid over. Maar daarna werkte het niet meer. Er kwam kritiek: de zakelijkheid was verworden tot een politiek van grauwe compromissen waarin principes er niet meer toe deden en partijen zich onvoldoende profileerden. Alles en iedereen leek in het midden te zitten; politiek was verworden tot kluitjesvoetbal.
Daarmee trad de huidige politieke cultuur van duidelijkheid en daadkracht in. Ook die heeft best gewerkt. Neem het genoemde voorbeeld van veiligheidsbeleid. Maar daar komt ook ooit eens een einde aan, als we die cultuur zat worden en als blijkt dat de problemen die in zo’n cultuur niet op de agenda komen, zich te veel opstapelen.
Het thema van de vluchtelingencrisis geeft het perfecte voorbeeld: heel veel mensen hebben daarbij een tweeslachtig gevoel. Enerzijds wil je deze mensen helpen; je ziet, om Merkel te citeren, ‘de mens in de mensenmassa’. Anderzijds zul je moeten accepteren dat er grenzen zijn aan wat we aankunnen. En dat zou de kracht van het midden kunnen en moeten zijn: dat je met passie spreekt over onze verplichting om mensen uit Syrië en Irak te helpen, en dat je met evenveel passie spreekt over de plicht die we hebben om de stroom in te dammen. De samenleving heeft nu eenmaal een beperkte draagkracht.
De kracht van het midden
Een belangrijk nadeel van de daadkrachtcultuur en de opkomst van de flanken is dat bepaalde onderwerpen ‘eigendom’ zijn geworden van bepaalde partijen. Ze zijn vast komen te zitten in de links-rechtstegenstelling. Armoede, bijvoorbeeld, is van de SP. Hard optreden tegen criminaliteit is van de VVD. Kiest het CDA voor de eerste optie en wordt het een rechtse partij, dan zal de partij een agenda krijgen die op die van de VVD lijkt. Het CDA wordt dan een ‘VVD light’.
Maar neem nu eens een aantal onderwerpen die echt niet tot hun recht komen als ze in een rechts-linkstegenstelling blijven hangen. Een paar vragen:
- Het CDA is voor hard optreden tegen criminaliteit, ook tegen criminaliteit onder Marokkaanse jongeren, die oververtegenwoordigd zijn in de foute statistieken. Maar wie heeft er vrede mee dat jonge Marokkanen die van goede wil zijn en een baan zoeken, veel te weinig kansen krijgen? Dat Jan wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, en Jamal niet?
- Het CDA is altijd een partij voor ondernemers geweest, zeker voor de kleine en middelgrote ondernemers – die moeten alle ruimte krijgen. Maar wie heeft er vrede mee dat de partij zo’n flets profiel heeft als het gaat om duurzaamheid, een groene toekomst, de strijd tegen de opwarming van de aarde?
- Het CDA is een partij waarbij de economie in veilige handen is: Nederland moet een sterke, internationaal georiënteerde, competitieve economie zijn. Nog altijd is de partij trots op Ruud Lubbers, die de Nederlandse economie in de jaren tachtig uit het slop haalde. Maar wie heeft er vrede mee dat er in Nederland echte armoede bestaat, dat kinderen in armoede opgroeien?
Voor deze thema’s geldt: heel veel mensen willen graag allebei. Ze waarderen ondernemerschap, maar willen ook duurzaamheid. Ze willen hard optreden tegen criminaliteit, maar goedwillende jongeren kansen bieden. Maar waar kunnen ze terecht? Het CDA lijkt een eenzijdig profiel te hebben, terwijl hier alleen een houding van ‘enerzijds, anderzijds’ ons verder brengt. Hier liggen kansen voor het CDA.
Het CDA wil niet de partij zijn die verblind is door politieke ideologie; niet door een eenzijdig geloof in de markt, niet door een eenzijdig geloof in de overheid. Dat biedt de kans om de eenzijdigheid van het politieke debat te doorbreken. Er is echt weer behoefte aan een krachtige middenpositie.
Er zijn onderwerpen zat waarvoor dat bitter noodzakelijk is. De VVD lacht de klimaatcrisis en duurzaamheid weg, GroenLinks zit helemaal aan de andere kant van het politieke spectrum; waar is de krachtige middenpositie? De VVD beschouwt zich als de ondernemerspartij, de SP wijst op de armoede in Nederland; waar is de krachtige middenpositie? En er is ongetwijfeld meer. Een partij die nu durft te kiezen voor het midden, verkleint ook de kloof tussen politiek en bestuur.
Het CDA profileert zich altijd met de waarde van het ‘samen’. Angela Merkel zei het onlangs mooi. Haar CDU is de ‘volkspartij van het midden’: was nooit de partij van óf de werkgever óf de werknemer, maar overbrugt tegenstellingen tussen klassen en standen. Copy paste CDA. Het is toch een prachtig profiel in een samenleving die zo verdeeld is, een verdeeldheid waar zovelen zich zorgen om maken. Ik noem alleen maar de tegenstellingen tussen moslims en niet-moslims en die tussen de oudere en de jongere generaties.
Ik moet eerlijk zeggen: ik overzie niet alle beleidsdossiers waarmee de fracties in de Eerste en Tweede Kamer zich bezighouden en ook niet alle standpunten. Natuurlijk overzie ik die niet, dus misschien doe ik met deze vragen de fracties onrecht, en is het beleid van de fracties veel evenwichtiger dan ik nu suggereer. Misschien zal een analyse van alle standpunten van de fracties wel tot de conclusie leiden dat het CDA wél een middenpartij is. Maar het gaat mij niet alleen om beleid, maar vooral ook om de passie die je mag verwachten.
Dat brengt mij op een laatste observatie. Als we één ding kunnen leren van Amerikaanse campagnes is het dat beleid er veel minder toe doet dan de waarden van een partij. Als het gaat om beleid heeft het CDA straks tientallen standpunten, en geen mens kan die overzien. De partij presenteert een programma in een gefragmenteerd veld van concurrenten. Heel veel mensen zullen de verschillen met andere partijen niet kunnen benoemen. Beleid is vaak koud. De waarden van een partij zijn veel duidelijker en bovendien kunnen ze mensen passioneren. Ze kunnen een warm gevoel oproepen. Ook al weet je niet wat het beleid van de SP is, je weet wel voor welke waarden die partij staat; het is de partij die altijd weer opkomt voor de mensen aan de onderkant van de samenleving.
Stel dat het CDA de middenpositie (weer) wil opzoeken, dan bestaat het huiswerk volgens mij uit de volgende drie vragen:
- Hoe gaat het CDA de waarden van het midden weer expliciteren, en deze echt met passie uitdragen? De eerste antwoorden gaf Merkel: het overbruggen van tegenstellingen, tussen mensen en tussen standpunten.
- Wat is, vanuit die waarden, de analyse van de staat waarin Nederland verkeert? Wat is de essentie van de problematiek waar Nederland de komende jaren voor staat? Eerste antwoorden: te gepolariseerd, te veel grove tegenstellingen, te veel problemen die niet besproken kunnen worden omdat ze in de links-rechtstegenstelling vastzitten.
- Wat is de bijpassende agenda? Een politieke agenda die vanuit het midden wordt opgeschreven, zou best eens een spannende agenda kunnen zijn. Voor ondernemerschap en groen, voor economie en zwaar inzetten op armoedebestrijding.
Leidt een sterker midden tot minder bang en boos? Dat weet ik niet, maar de huidige daadkrachtcultuur leidt daar zeker ook niet toe. En een partij die een beetje gematigd is, die probeert om de uitersten te verenigen, die in onzekere tijden niet polariseert, die niet gevangenzit in een politieke ideologie, die bovendien altijd een volkspartij is geweest – zo’n partij hoort er in het politieke krachtenveld echt bij.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.