Het verlangen naar een ‘thuis’
Samenvatting
De bezorgdheid van burgers over de komst van grote aantallen vluchtelingen valt te begrijpen als de angst voor het verlies van hun gemeenschap. Dit gevoel van verlies projecteren ze niet alleen op vluchtelingen, maar ook op andere processen die van buiten op onze democratie in werken, zoals de invloed van de Europese Unie en de internationale economie. Wat zij miskennen is dat de democratie zelf actief bijdraagt aan de ondermijning van gemeenschappen. Nodig is een gezonde vorm van nostalgie waarin ons ‘thuis’ geen object van liefde of fobie is, maar een van de plekken waar we ons thuis kunnen voelen zonder weg te vluchten voor de spanningen die democratie met zich meebrengt.
DE VLUCHTELINGENCRISIS VAN DE AFGELOPEN MAANDEN roept bij de inwoners van Nederland uiteenlopende reacties op. Voor sommigen moet Nederland een reddende ark zijn voor zo veel mogelijk vluchtelingen, maar anderen, vaak luidruchtiger dan de eerste groep, zouden Nederland liever in een afgesloten fort willen veranderen. De meeste burgers hebben minder uitgesproken opvattingen. Zij voelen wel het appel dat vluchtelingen op hun gemoed doen, maar zijn er niet gerust op dat we in alle gevallen met echte vluchtelingen te maken hebben en schrikken ook terug voor de grote aantallen vluchtelingen die zich in Nederland melden.
De vraag of ons land een reddende ark moet zijn of juist een gesloten fort is een morele en politieke vraag waarop vanuit de wetenschap niet zomaar een antwoord te geven is. Eén vluchtige blik op onze geschiedenis leert ons al dat de tegenstelling eigenlijk geforceerd is. Voor veel vluchtelingen is Nederland – denk aan de joden en de Franse hugenoten die hun toevlucht zochten in de Nederlandse Republiek – in het verleden een reddende ark geweest, maar de politieke elite heeft maar zelden zichzelf als de reddende engel gezien. Ook hier ging de dominee hand in hand met de handelsreiziger. Er is veel discussie over de vraag of en in hoeverre Nederland profiteert van de nieuwe golf vluchtelingen, maar dat is niet een invalshoek die ik hier wil kiezen. Een eenduidig antwoord op die vraag is van de kant van de wetenschap niet te verwachten, maar zelfs als dat wel zo zou zijn, wordt daarmee de morele en politieke vraag weer ontlopen. De mensen die zich in Purmerend, Medemblik enzovoort verzetten tegen de komst van vluchtelingen zijn bovendien helemaal niet geïnteresseerd in de mogelijkheden die vluchtelingen bieden, en ook niet in verhalen over onze geschiedenis waarin hun profijt voor de Nederlandse samenleving wordt uiteengezet. Ze willen de grens dicht, dat is alles.
Waarom willen ze dit? Deze bewoners, aldus de stelling van dit artikel, projecteren het gevoel van verlies van gemeenschap op processen die van buiten op onze democratie inwerken, zoals de vluchtelingenstroom, de internationale economie, de ‘verkleuring’ van Nederland en de invloed van de Europese Unie. Deze externe krachten bedreigen in hun ogen onze democratie, maar wat zij miskennen is dat de democratie zelf actief bijdraagt aan de ondermijning van gemeenschappen.
Verlies van gemeenschap
Luister eens naar deze boze burger uit Purmerend, een van de plekken waar de discussie over de opvang van vluchtelingen zo uit de hand liep: ‘Ik ben wel opgelucht dat het niet doorgaat. Ik vind dat ze wel een plek moeten hebben, maar niet hier [een schooltje tegenover haar huis]. Het is te dicht bij de mensen. Er staan hier toch twee auto’s voor de deur. Zoveel weelde om hen heen, dat zijn ze niet gewend. Wat denk je dat dat doet met mensen? (…) Dit zijn wel koopwoningen hè, dat vergeten veel mensen. Noodopvang, dat moet je maar afwachten. Als het er eenmaal zit.’ Een van de actievoerders, van de groep Hop Purmerend, komt uit een rood nest, maar hij vindt dat de PvdA de arbeiders links heeft laten liggen. Hij verbindt zijn verontwaardiging aan democratie: ‘Wij hebben een vrije democratie, als dat je ook nog wordt afgepakt …’ Ook opvallend is de reactie van deze oudere man van Indische komaf: ‘Ik heb een koopwoning. Als straks die gasten daar zitten en ik wil mijn huis verkopen, dan krijg ik er niets voor terug. Ik ben van Indische komaf, mijn ouders zijn gevlucht uit Indonesië, maar wij zijn direct hard gaan werken. Ik heb 45 jaar in ploegendienst gezeten. Ik lees in de krant dat deze mensen aan het profiteren zijn van Nederland.’ Uiteindelijk vormen verontwaardiging over de aanpak van de gemeente (zonder overleg) en angst voor verandering de rode draad in veel van de reacties van deze boze burgers, die in groten getale op Geert Wilders stemmen.1
Dit zijn geen joelende racisten of rabiate vreemdelingenhaters, maar doorsneeburgers die bang zijn dat de opvang van de vluchtelingen ten koste zal gaan van de waarde van hun koopwoning, hun vrije democratie, de plek die ze zelf na migratie moeizaam verworven hebben. Het is het verlies van hun gemeenschap, van wat zij als hun gemeenschap zien, van wat zij van waarde achten, zowel materieel als immaterieel, waar zij zich zorgen over maken en wat hen doet besluiten om in sommige gevallen met spandoeken de straat op te gaan. Hun meningen en overwegingen dreigen verloren te gaan in het geschreeuw en de reltrapperij van een klein groepje, maar ik denk dat we meer aandacht moeten besteden aan deze steeds grotere groep van burgers die niet meer zoals vroeger gemakkelijk meebuigen met wat hun politieke leiders voor ze bekokstoven. Ze vertrouwen niet meer in de politieke leiders van de middenpartijen en in de reguliere mechanismen van onze vertegenwoordigende democratie. Anders dan de ‘passieve’ en ‘lijdzame’ burgers over wie de grote politicologen Lijphart en Daalder hebben geschreven, gaan ze de straat op om zelf politiek te bedrijven.2 De vluchtelingen zijn hier de directe aanleiding, maar ze komen net zo goed op voor het behoud van de traditionele Zwarte Piet en dat van Nederland tegen ‘Europa’.
Wat is de achtergrond van deze houding en hoe past het verlies van gemeenschap in een democratische samenleving? Deze burgers treden naar voren uit de grote groep van ‘bedreigde’ en ‘berustende’ burgers.3 Ze zijn sceptisch over grote woorden als modernisering, individualisering en secularisering die sociologen gebruiken om de voorwaartse beweging van samenlevingen te beschrijven, omdat ze menen dat er helemaal niet meer voorwaarts bewogen hoeft te worden. Nederland is misschien niet af in hun ogen, maar wat er is, is het waard om te behouden, desnoods met politieke actie en lichte vormen van sabotage. Het zijn geen traditionele conservatieven die hun zucht voor behoud en verzet tegen verandering aankleden met mooie verhalen over het belang van traditie in politiek, onderwijs en opvoeding en die de elite oproepen om de opvoeding van het volk weer ter hand te nemen. Ze wijzen elke elite af; ze willen eenvoudig wat ze hebben (verworven) niet verliezen en menen dat vluchtelingen in dit opzicht voor hen een gevaar vormen.
In deze discussie is iedereen begaan met het lot van onze democratie. De tegenstanders zien de vluchtelingen als een bedreiging voor onze democratie; denk aan het citaat hiervoor: ‘Wij hebben een vrije democratie, als dat je ook nog wordt afgepakt …’ De voorstanders van opvang van vluchtelingen verbinden de opvang van vluchtelingen ook aan het lot van de democratie: wij zijn afhankelijk van deze instroom, al was het maar om onze dreigende vergrijzing een halt toe te roepen. En is opvang van vluchtelingen geen kenmerk van onze democratie? In beide analyses is democratie de ontvangende partij: door vluchtelingen zal onze democratische gemeenschap ondermijnd worden of juist weer opbloeien.
Democratie als ondermijning van gemeenschappen
Waarom wordt er nooit eens op gewezen dat onze democratie zelf actief bijdraagt aan de ondermijning van gemeenschappen, inclusief – in de context van Europa – de nationale staat als die als een culturele gemeenschap wordt opgevat? Aan de ene kant biedt een moderne democratie burgers het recht en de mogelijkheid om zich te organiseren op basis van (religieuze) identiteit, gender, ideologie of cultuur. Met name religieuze gemeenschappen hebben sterke en wijdvertakte organisaties voortgebracht, maar ook het feminisme en het socialisme hebben zich georganiseerd op basis van hun identiteit en belang. Op deze manieren heeft democratie een cruciale rol gespeeld bij de emancipatie van diverse groepen, een proces dat nog niet ten einde is. Aan de andere kant zorgt democratie er ook voor dat deze gemeenschappen steeds onder druk worden gezet. Dit gebeurt door onderlinge concurrentie tussen deze gemeenschappen en door de mogelijkheid die een liberale democratie burgers biedt om hun gemeenschap te verlaten. Zware gemeenschappen worden lichte gemeenschappen.4 Zowel de verzuiling als de latere ontzuiling is ontsproten aan de werking van onze democratie. Het onbehagen dat voortvloeit uit de teloorgang van deze gemeenschappen (religieus, politiek-ideologisch, cultureel) is diffuus. Het zorgt bij veel mensen voor het gevoel dat ze hun houvast kwijtraken, en dat gevoel is niet zomaar een hersenspinsel. Veel burgers zien Europa daarom als een bron van onbehagen. Of de vluchtelingen die zich in zulke grote aantallen bij het COA aanmelden.5
Dit gevoel van verlies hecht zich nu sterk aan vluchtelingen of aan ‘Europa’, maar hechtte zich in een eerdere fase aan andere zaken, bijvoorbeeld het verlies van de hechte levensbeschouwelijke gemeenschappen die Nederland kende, zoals de katholieke zuil, of aan het verlies van de ideologische vanzelfsprekendheid van de Rode Familie. Elders heb ik het zelfvertrouwen van een belangrijke representant van de katholieke zuil, Anton van Duinkerken, vergeleken met de tobberige discussie die twee bekende zonen van de katholieke traditie, Godfried Bomans en Michel van der Plas, in 1969 over het katholicisme publiceren.6 Zij voelen rancune tegen het instituut van de katholieke kerk omdat zij te lang bang zijn gemaakt met de hel. Zij voelen zich suppoosten van een museum, maar kunnen zich tegelijk niet voorstellen dat een traditie van tweeduizend jaar die prachtige kathedralen en beschaving heeft voortgebracht, geen elementen van waarheid zou bevatten. De onttovering van het katholicisme komt mooi tot uitdrukking als Bomans in een verwijzing naar de afschaffing van het Latijn (als ‘vocale wierook’) constateert dat het floers van het katholicisme werd afgerukt. Waar het mij om gaat: de strijd ging toen tussen humanisten, protestanten, socialisten en katholieken. Niemand heeft die strijd gewonnen, maar alle partijen zijn door die strijd wel veranderd. Zij hebben hun ‘geloofsfundamenten’ moeten loslaten of herzien en de warmte van hun groep voelen uitdoven.
De sociaaldemocratische traditie heeft een vergelijkbare onttovering ondergaan. De vooroorlogse SDAP manifesteerde zich in alle opzichten als een levensbeschouwing, terwijl de doorbraak vlak na de oorlog leidde tot een levensbeschouwelijk opener sociaaldemocratische partij, de PvdA. De verdere cultuurstrijd heeft echter ook deze PvdA niet onberoerd gelaten: alle oude socialistische veren werden in de loop van de tijd geplukt totdat in de jaren negentig een partij overbleef die niet alleen haar ideologie maar ook haar oude emancipatie-idealen was kwijtgeraakt.
Deze twee voorbeelden van de ontmanteling van de katholieke zuil en de Rode Familie wijzen op een algemeen patroon in onze democratische samenleving: een democratie biedt de ruimte voor mensen om groepsgewijs op te komen voor hun emancipatie en om hun conceptie van het goede leven vorm te geven, maar de groepen die zo ontstaan roepen ook onderlinge strijd en concurrentie op, omdat een pluriforme democratie zich ook verzet tegen de dominantie van een van die groepen over de andere.
Nostalgie
Intussen lijken we de verzuiling voorbij, maar dat geldt niet voor de ervaring van verlies van houvast. Nu vormen Europa, de ervaring van de ‘verkleuring’ van Nederland en de internationale economie de stenen des aanstoots. In reactie hierop zijn we nu getuige van de herontdekking van de Nederlandse cultuur als iets waar we meningen over hebben, waar we een nieuw museum zoals het Nationaal Historisch Museum voor nodig hebben en waar we betrekkelijk onschuldige tradities als die van Sinterklaas en Zwarte Piet herijken tot de kern van onze cultuur. Die Nederlandse cultuur is in feite een recente uitvinding als een product van wat Svetlana Boym restauratieve nostalgie noemt, als poging om ons verloren ‘thuis’ te reconstrueren.7 Deze vorm van nostalgie heeft twee plots: een oorsprongsverhaal waar bijvoorbeeld Zwarte Piet in thuishoort en niet een of andere regenboog-Piet, en een verhaal over aanranding en samenzwering: onze democratie wordt als een voordien nog ongerepte maagd van buiten overvallen door externe machten zoals de EU en de internationale economie, en overlopen door migranten en vluchtelingen. De samenzwering herkennen we aan de retoriek van populisten die de huidige elite de schuld geven van deze ‘uitverkoop’. Deze externe krachten zijn in feite interne krachten: de Europese Unie is allang binnenland geworden, de internationale economie is altijd al een integraal onderdeel van onze economie geweest, en zelfs de vluchtelingen vormen allang een intern probleem voor wie zich realiseert dat Nederland samen met andere EU- en NAVO-landen partij is in conflicten die voor zoveel vluchtelingen zorgen, zoals dat in Syrië.
Dit externaliseren van problemen als problemen die van buiten onze democratie ‘aanranden’ is een bekend fenomeen; het kwaad komt altijd van buiten, net als de zondebokken, die als wezensvreemd aan onze cultuur worden voorgesteld. Dit externaliseren heeft er ook voor gezorgd dat je de dominante tegenstelling in het huidige politieke debat kunt aanduiden als die tussen enerzijds kosmopolitisme en anderzijds dat wat men ‘oikofilie’ noemt (liefde voor ‘thuis’ – als tegenhanger van de door Thierry Baudet bekritiseerde ‘oikofobie’).8 Deze tegenstelling kan alleen maar floreren als het inderdaad mogelijk is om een hek rondom onze democratie als ongerepte maagd te zetten, maar dat is natuurlijk niet mogelijk. De oikofielen voeden de restauratieve nostalgie en op termijn ook de frustratie van de burger, zoals die uit Purmerend die zich zorgen maakt over zijn koopwoning of de actievoerder van Hop Purmerend die de PvdA ervan de schuld geeft dat hij als arbeider in de steek is gelaten. Wat Nederland goed kan gebruiken is niet zozeer meer kosmopolitisme. Niet omdat, zoals René Cuperus heeft betoogd, de wereldburger niet bestaat, maar omdat er vooralsnog niet zoveel van zijn.9 De doorsneeburgers in Nederland zijn dorps- en stadsbewoners voor wie ‘de wereld’ veel te dichtbij komt.
Wat wel zou helpen is een beetje meer van die andere vorm van nostalgie waar Boym over schrijft, dus de reflexieve vorm, waarin ons ‘thuis’ geen object van liefde of fobie is, maar één van de plekken waar we ons thuis kunnen voelen zonder weg te vluchten voor de spanningen die de modernisering met zich meebrengt. Deze vorm van nostalgie biedt nog steeds ruimte voor het weemoedig mijmeren over het Nederland dat geweest is, zoals we kunnen mijmeren over onze jeugd en oude liefdes, de dingen die voorbijgaan. Déze vorm van nostalgie staat echter wel open voor de ervaring dat datzelfde Nederland intussen veranderd is, dat het processen van democratisering zijn geweest die oude en vertrouwde gemeenschappen hebben doen eroderen en dat we for better or for worse een rol dienen te spelen in grotere verbanden, zoals daar zijn de internationale economie en de EU. De problemen die dit oplevert kunnen niet aan een boze buitenwereld worden toegeschreven of aan een kwaadwillende elite die Nederland in de uitverkoop heeft gedaan. Het zijn onze problemen, die we gezamenlijk moeten oplossen.
Noten
- 1.Irene van der Linde, ‘“Liever niet.” De boze burgers van Purmerend’, De Groene Amsterdammer 139 (2015), nr. 51/52 (17 december), pp. 22-27.
- 2.Vgl. H. Daalder, Leiding en lijdelijkheid in de Nederlandse politiek (oratie). Assen: Van Gorcum, 1964. Arend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek. Amsterdam: De Bussy, 1968.
- 3.Gabriël van den Brink, Mondiger of moeilijker? Een studie naar de politieke habitus van hedendaagse burgers. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2002, pp. 76-86.
- 4.Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp (red.), Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Amsterdam: Van Gennep, 2004.
- 5.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Het onbehagen voorbij. Een wenkend perspectief op onvrede en onmacht. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 2013.
- 6.Sjaak Koenis, De democratisering van het ressentiment. Emancipatie en onbehagen in de Nederlandse politiek (oratie uitgesproken op 16 februari 2012). Maastricht: Universiteit Maastricht, Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen.
- 7.Svetlana Boym, Nostalgia and its discontents. The Hedgehog Review 9 (2007), nr. 2 (zomer), pp. 7-18.
- 8.Thierry Baudet, Oikofobie. De angst voor het eigene. Amsterdam: Bert Bakker, 2013.
- 9.René Cuperus, De wereldburger bestaat niet. Waarom de opstand der elites de samenleving ondermijnt. Amsterdam: Bert Bakker, 2009.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.