Een kritische geschiedenis van de utopie
Samenvatting
Grote utopieën over een totaal andere samenleving bieden valse hoop en kunnen ontaarden in geweld. De communistische blauwdruk was een voorbeeld van zo’n ideale maatschappij, maar ook de hedendaagse utopie van de vrije markt heeft dergelijke totalitaire trekken. Zonder kleine utopische experimenten dreigt de kapitalistische utopie ons echter te verlammen. Zowel voor de kritiek op het blauwdrukdenken als voor hoopvolle suggesties om de samenleving met kleine stapjes te verbeteren, kunnen we nog steeds bij Thomas Mores klassieke boek Utopia terecht.
IN HET VOORWOORD VAN DE NEDERLANDSE VERTALING VAN KAN, waarvan ik de tweede druk uit 1956 heb, was het nog vanzelfsprekend dat Utopia een utopie was. Thomas More (1478-1535) wordt in de aankondiging op de flaptekst geïntroduceerd als een ‘humanist die in de eerbiedwaardige wensdroom Utopia zijn idealen verwerkelijkt zag’. Als moderne lezers zouden wij allen vanzelf ‘de wens voelen opkomen in een dergelijke staat ons bestaan te mogen doorbrengen’. De ideale maatschappij van More was volgens Kan al grotendeels in de Sovjet-Unie gerealiseerd. Met instemming wordt Stalin geciteerd, die stelde dat ‘het individu, bevrijd van de zorgen voor het directe levensonderhoud (…) tenslotte werkelijk vrij zal worden’. More zou hiermee, volgens Kan, ‘van ganser harte kunnen instemmen’.1
Dit soort interpretaties van Utopia waren indertijd algemeen gangbaar. Simpel gezegd was het een uitgemaakte zaak dat Utopia (1516) de eerste utopie was. Daar worden tegenwoordig steeds meer vragen bij gesteld. In mijn recente studie Koning van Utopia beargumenteer ik dat More het in zijn eigen zogeheten ideale staat waarschijnlijk geen dag zou uithouden.2 Utopia is volgens een beroemde uitspraak van Erasmus (ca. 1467-1536) eerder een grap en satire waar je hard om kon lachen, dan een serieus bedoelde ideale samenleving.
De utopie als motor van de vooruitgang
Het zou veel te ver voeren om de interpretatiegeschiedenis van Utopia, die ik in Koning van Utopia deels bespreek, hier uit de doeken te doen. Het is voldoende om te onderstrepen dat er tegenwoordig een vrij algemene wetenschappelijke consensus bestaat dat Utopia niet door More als een utopie bedoeld is. Zelf zie ik het boek graag als een vervolg op de aan More opgedragen Lof der zotheid van Erasmus; anderen betogen dat het juist eerder bedoeld was als een waarschuwing tegen de al te moralistische maatschappijvisie van onze grote vaderlandse humanist.
Belangrijker dan deze interpretatieverschillen is de vraag hoe we kunnen verklaren dat eeuwenlang de tekst van More als een utopie werd gelezen. Het antwoord op deze vraag ligt voor mij in wat ik als ‘het vertoog van de utopie’ kenschets. Het begrip ‘vertoog’ (discours) stamt uit de Franse filosofische traditie. Het verwijst naar een samenhangend geheel van betekenissen rondom een bepaalde thematiek. Wanneer je over die thematiek wilt schrijven, word je grotendeels meegezogen in de hoofdlijnen van het al klaarliggende vertoog. Je krijgt als het ware een bril opgedrukt om naar een bepaald thema te kijken. Daardoor kun je nog wel kleine vernieuwingen en veranderingen in het vertoog aanbrengen, maar er een blik buiten werpen is bijkans onmogelijk.
Het begin van dit vertoog van de utopie lokaliseer ik ongeveer een eeuw na de verschijning van Utopia. Er wordt in het begin van de zeventiende eeuw een aantal utopieën gepubliceerd die voortbouwen op en zich verhouden tot Utopia, waardoor ze in retrospectief deze tekst tot een utopie promoveren. Deze utopieën bieden een blauwdruk voor een ideale samenleving, die maakbaar is. Het gaat niet om een irrealistische droom; de beschreven utopieën zijn door de bewoners zelf gerealiseerd. Ze bieden daardoor de lezers een kritiek op de bestaande maatschappij, gekoppeld aan de mogelijkheid om deze te verbeteren.
De belangrijkste van deze vroegzeventiende-eeuwse utopieën is ongetwijfeld Het nieuwe Atlantis van Francis Bacon. Zijn ideeën over een nieuwe technologisch gerichte natuurwetenschap worden door hem geprojecteerd op een fictief eiland waar in nood geraakte Europese zeevaarders terechtkomen. De hoofdlijnen van dit scenario zijn regelrecht overgenomen van Mores Utopia. Maar ook op veel andere punten gaat Bacon in gesprek met zijn voorganger, die zo achteraf tot een heuse, bewuste utopist wordt gemaakt.
Na Het nieuwe Atlantis zal de stroom utopieën, die het vooruitgangsgeloof van de verlichting populariseren en concretiseren, aanzwellen. De interessante bundel Andersland. In de voetsporen van Thomas More bevat een lijst van maar liefst veertienhonderd utopische geschriften die vanaf het begin van de zeventiende eeuw verschenen zijn.3 Verhalenderwijs begeleiden zij de filosofische beschouwingen van de verlichting.
Ik moet eerlijk toegeven dat, ondanks het feit dat ik mij al zo’n twee decennia intensief met utopieën bezighoud, ik verrast was door deze hoeveelheid aan materiaal. Ik wist hoe belangrijk utopieën waren om het westerse vooruitgangsgeloof in een betere wereld te ondersteunen en in te vullen, maar deze overvloed had ik nooit verwacht. Het leeuwendeel was voor mij dan ook onbekend.
Deze utopieën zijn niet alleen vergeten omdat het er gewoonweg te veel waren. Ze zijn tegenwoordig ook onbekend omdat ze voor belangrijke delen gerealiseerd zijn. C.A. Muijen, de vertaler van Het nieuwe Atlantis, stelt met recht dat Bacons denken de overgang naar onze moderne tijd markeert: ‘De westerse beschaving is over het algemeen de richting ingegaan die Bacon voorstelde.’ Bacon wordt zo ‘de heraut van de Industriële Revolutie’; veel revolutionaire prestaties op het gebied van de natuurwetenschappen had Bacon reeds in zijn geest volbracht.4 Juist omdat de moderne beschaving de vooruitgangsweg die de utopieën aanwezen, is opgegaan, zijn we ze grotendeels vergeten. De vooruitgang die zij beloofden, is geïnstitutionaliseerd; economische groei en technologische innovatie zijn vanzelfsprekend en noodzakelijk in een moderne maatschappij. Daar lijken we geen utopieën meer voor nodig te hebben. Dat deze eens belangrijke inspiratiebronnen waren, vergeten we gemakkelijk.
Utopie en revolutie
Het citaat van Kan uit een eerdere vertaling van Utopia laat zien dat er in het verlengde van deze klassieke tekst nog een andere weg dan het westerse vooruitgangsgeloof kan worden ingeslagen. Dat is het verleidelijke, maar ook levensgevaarlijke pad van het communisme. Karl Marx zag Thomas More duidelijk als voorloper. Binnen de marxistische traditie wordt dan ook veel aandacht aan More en zijn geschrift besteed. Op het Rode Plein in Moskou treffen we nog steeds een gedenksteen voor deze eerste communistische utopist aan.
De interpretatie van Utopia binnen het marxisme heeft vanuit het vertoog van de utopie goede papieren. More benadrukt namelijk dat zijn utopie door een radicale breuk met het verleden is gerealiseerd. De ideale maatschappij is niet via langzame vooruitgang en partiële verbetering tot stand gekomen, maar wordt door een revolutie gerealiseerd. Oorspronkelijk was, vertelt More, Utopia een deel van het vasteland. Met een massale ingenieursinspanning heeft men er in het verleden een eiland van gemaakt. Daar kon koning Utopus, ongehinderd door nefaste invloeden van buitenaf, vervolgens zijn ideale maatschappij opbouwen. Centrale kenmerken daarvan waren het gemeenschappelijke bezit en de afschaffing van het geld. Hier lag ook het einddoel waarnaar de Sovjet-Unie op weg heette te zijn. Het IJzeren Gordijn bood de garantie dat de kapitalistische verleidingen op afstand werden gehouden.
De val van de Muur in 1989 betekende het einde van de communistische utopie. Maar net als bij het vooruitgangsgeloof vergeten we vaak te snel hoe invloedrijk ook hier de utopische inspiratie was. Dat een goedwillende intellectueel als Kan erdoor betoverd werd, is duidelijk. Maar hij stond allerminst alleen. Een belangrijk deel van de linkse intelligentsia zag in het recente verleden de Sovjet-Unie als de inlossing van de belofte van de communistische utopie. Gevangen in het vertoog van de utopie waren ze blind voor de schaduwzijden van het grote maatschappelijke experiment. En wanneer ze de specifieke schaduwzijden van de Sovjet-Unie wel zagen, meenden ze toch dat elders – van China tot Cuba – de communistische utopie wel gerealiseerd was.
Het denkmodel dat zij hanteerden, de bril die zij opzetten om de maatschappelijke ontwikkelingen te interpreteren, kan samengevat worden met de tegenstelling tussen revolutie en reformisme. Kleine stappen vooruit om een betere maatschappij te realiseren waren onvoldoende; er was een radicale breuk, een revolutie nodig. Sterker nog, de kleine verbeteringen zouden de slecht geachte maatschappij alleen maar vaster in het zadel helpen en zo de noodzakelijke revolutie uit- of zelfs afstellen. Van Sartre tot Marcuse zat men gevangen in dit denkmodel. De eerste had zijn utopische bril zo vast op dat hij zelfs na een bezoek aan Moskou in de jaren vijftig van de vorige eeuw kon vaststellen dat de mensen daar, in tegenstelling tot de inwoners van Parijs, vrij en gelukkig waren.
De utopie van de hebzucht
De aantrekkingskracht van de linkse, socialistische en communistische utopie was na de Tweede Wereldoorlog zo groot dat het liberalisme min of meer genoodzaakt werd om de eigen beginselen ook als utopie uit te werken. De grote liberale econoom en filosoof Friedrich Hayek, die bij ons door de VVD nog steeds als de belangrijkste intellectuele leidsman wordt beschouwd, bracht vanaf 1947 liberale kopstukken vanuit de hele wereld bijeen in de Société de Mont-Pèlerin. Hij riep hen op om een eigen liberale utopie te ontwikkelen. ‘Wij moeten in staat zijn een nieuw liberaal programma te formuleren dat een beroep doet op de verbeelding … Wat ons ontbreekt is een liberale utopie (…) die niet al te direct gericht is op de praktijk en die zich niet beperkt tot wat vandaag haalbaar wordt geacht.’5
In De utopie van de vrije markt laat ik zien hoe deze oproep van Hayek door veel liberale economen werd opgepakt. Zij ontwikkelden theorieën over de samenleving waarin de markt de centrale institutie was. De totale invoering van het marktprincipe zou voor groei en welvaart zorgdragen. Deregulering en privatisering werden de leuzen waarmee overheidsvoorzieningen werden afgebroken.
Wat aan deze theorieën nog ontbrak was de door Hayek gevraagde stap naar de utopische verbeelding. Die werd in 1957 gemaakt door Ayn Rand, een in West-Europa nog steeds zo goed als onbekende, maar in de Verenigde Staten massaal gelezen auteur. Atlas shrugged (in de Nederlandse vertaling De kracht van Atlantis), haar grote utopische roman, is voor de Amerikanen al decennia het belangrijkste boek, na de Bijbel.
In West-Europa, en zeker in Nederland, hebben we weinig gevoel gehad voor de achtergrond en wervingskracht van de marktutopie. Toch is deze voor een deel gerealiseerd; we leven ermiddenin, maar onderkennen niet het utopische karakter ervan. Alan Greenspan, die als voorzitter van de fed vanaf 1987 tot vlak voor de kredietcrisis de scepter zwaaide over de wereldeconomie, was de belangrijkste leerling van Rand. In zijn autobiografie The age of turbulence. Adventures in a new world getuigt hij uitvoerig van zijn utopische inspiratie. Die werd door ons in Europa nauwelijks onderkend. Toen Wim Kok bijvoorbeeld de ideologische, utopisch gekleurde, veren van het socialisme afschudde, zag hij niet dat hij ze voor die van een andere ideologie en utopie inruilde. Hij dacht zelf een neutrale, pragmatische en wetenschappelijk onderbouwde keuze te maken. Ook typerend voor het vaderlandse onbegrip is de vertaling van de utopisch geladen ondertitel van Greenspans autobiografie: Een leven in dienst van de economie.
Ayn Rand noemt de kleine exemplarische utopische gemeenschap die zij in De kracht van Atlantis beschrijft ‘de utopie van de hebzucht’.6
Hebzucht is voor haar als rationeel beoefend egoïsme de centrale deugd waaromheen zij de utopie inricht. Haar Atlantis betekent zo de radicaalste breuk in de geschiedenis van de mensheid die men zich kan voorstellen. Er ontstaat letterlijk ‘een nieuwe wereld’. Religie en filosofie hebben volgens Rand in het verleden altijd vormen van altruïsme en plichtsbesef gepropageerd. Daar moet haar utopie een einde aan maken. Mensen mogen, ja moeten, op rationele wijze alleen hun eigen belang najagen.
Rand, geboren Russische, maakte in haar jeugd de revolutie mee en verfoeide al snel de communistische maatschappij die de uitkomst ervan was. Ze week uit naar de Verenigde Staten, waar ze de kapitalistische utopie als de absolute tegenhanger van het communisme ging uitwerken. In We the living, een interessante, maar door haar Amerikaanse aanhangers nauwelijks gelezen roman, laat ze overtuigend zien dat het absoluut altruïstische mensbeeld – iedereen is kameraad van elkaar – irreëel was. Het leidde tot een algemene hypocrisie die verlammend uitpakte. Andrei Taganov, het enige oprechte partijlid dat in het utopisch ideaal blijft geloven, wordt door ‘Het Collectief’ gemangeld. Hij wordt weggezuiverd en pleegt zelfmoord.7
Zelden zal het absolute mensbeeld van een totale utopie scherper zijn bekritiseerd dan in We the living. Een algemeen, zich tot iedere medemens uitstrekkend altruïsme leidt onvermijdelijk tot zowel maatschappelijke hypocrisie als teleurstelling bij de oprechte gelovigen. Mensen zitten ingewikkelder in elkaar; ze zijn ook op zichzelf en hun directe naasten betrokken. Wat Rand niet zag, was dat haar eigen precies tegengestelde utopische mensbeeld aan hetzelfde euvel leed. Zij riep mensen op tot rationeel egoïsme en een rationeel onderbouwde hebzucht, maar besefte niet dat dit tot meedogenloos egoïsme en vulgaire zelfzucht zou leiden. In een ideale marktrelatie waarin de partijen evenveel macht hebben, kunnen en mogen mensen misschien voor zichzelf opkomen, maar in de maatschappelijke werkelijkheid ontbreken door machtsverschillen meestal de voorwaarden hiervoor. Bovendien zijn mensen deels ook altruïstisch, en door dat af te wijzen en te veroordelen, breng je hen in situaties die aan de beroemde ‘oorlog van allen tegen allen’ van Thomas Hobbes doen denken. Onze hedendaagse moderne wereld is door de utopie van de hebzucht volgens Michel Houellebecq veranderd in een marktplaats en een strijdtoneel.8
Leve de kleine utopie: terug naar utopia
Misschien is Houellebecq (net als ikzelf met mijn verwijzing naar Hobbes) te somber. Wanneer de marktutopie inderdaad ons hele leven en de totale maatschappij zou beheersen, lijkt de situatie uitzichtloos. Dan lijkt alleen maar een andere totale utopie uitkomst te kunnen bieden. Daar is Houellebecq in zijn latere romans dan ook naarstig naar op zoek. In zowel de beloftes van de biotechnologie als de onderwerping aan de islam verkent hij ‘de mogelijkheden van een (utopisch) eiland’.9 Hoe interessant dit literair ook mag zijn, naar mijn mening gaat het om gevaarlijke en doodlopende wegen, die overigens wel tot het landschap van de utopie behoren. Veel utopieën uit de traditie komen namelijk zo aantrekkelijk over omdat ze gepresenteerd worden als antwoorden op extreme crisissituaties. Hoe dieper de ellende wordt voorgesteld, hoe stralender de utopie als verlossing eruit kan worden gepresenteerd. De zeevaarders van Bacon komen al ziek en hongerig aan op een eiland vol welvaart en rijkdom.
Het diepgaande pessimisme en cynisme van Houellebecq deel ik niet. Overal om mij heen zie ik groepen en bewegingen die zich verzetten tegen de marktutopie. Opvallend is dat zij hierbij zelden een beroep doen op de grote utopische vergezichten die in het verleden veel maatschappijkritiek bepaalden. Waar dat wel gebeurde, bijvoorbeeld in de Occupybeweging, leken de mislukking en de teleurstelling al van meet af aan ingebouwd. In kleinere projecten waarin mensen gezamenlijk aan de slag gaan, is dat veel minder het geval.
In Koning van Utopia bespreek ik een aantal van deze hoopgevende activiteiten, van het franciscaanse milieuproject Stoutenburg tot praktische pogingen om een basisinkomen in te voeren. Hier wijs ik er alleen op dat tot mijn eigen grote verrassing een nieuwe lezing van Utopia mij op weg hielp bij het theoretisch nadenken erover. Daarvoor vond ik twee aanzetten in de oude tekst van More.
In de eerste plaats bevat Utopia naast de bekende beschrijving van dit gelukzalige eiland nog flarden van andere samenlevingen die ingezet kunnen worden om de eigen maatschappij te kritiseren en te verbeteren. Ik wees al op de overeenkomst tussen Lof der zotheid en Utopia. Net als Erasmus had More veel los materiaal voor zijn boek verzameld, waaronder reisverhalen van historici en ontdekkingsreizigers. Dit paste niet allemaal in zijn totaalbeschrijving van Utopia. Deze zogeheten ‘zusjes van Utopia’ werden losjes in zijn tekst geïntegreerd. Als kritische speldenprikken werken ze overtuigender dan de totaalbeschrijving van Utopia. Ze bieden uitzicht op gerichte maatschappijkritiek en hervormingen in plaats van een radicale breuk voor een totaal nieuwe maatschappij te suggereren.
In de tweede plaats vinden we in het eerste boek van Utopia, dat More na het tweede boek over het eiland zelf schreef, een vernietigende kritiek op de onteigening van de commons, de gemeenschappelijke vruchtbare gronden, die in het begin van de zestiende eeuw in Engeland plaatsvond. De bewoners van de Engelse dorpen, die voor hun overleven vaak afhankelijk waren van de commons, werden ervan verjaagd zodat er schapen op konden worden gehouden; de wol hiervan bracht in Vlaanderen namelijk veel geld op. Deze praktijk leidde tot een ernstige hongersnood. ‘De schapen eten de mensen op’, luidt de beroemde aanklacht van More.
Rondom het thema van de commons heeft zich de afgelopen jaren een wereldwijde beweging georganiseerd. Enerzijds verzet zij zich tegen de vele nieuwe vormen van onteigening van onze gemeenschappelijke menselijke erfenis, die via marktregels tot stand komen, anderzijds ontwerpt zij nieuwe vormen van gemeenschappelijkheid en gezamenlijk delen om aan de marktorde te ontkomen. Voor beide kanten van deze maatschappelijke beweging kan de inspiratie gevonden worden via een nieuwe lezing van een boek dat vijfhonderd jaar geleden verscheen.
Noten
- 1.Thomas More, Utopia (vertaald en ingeleid door dr. A.H. Kan). Rotterdam: Donker, 1956, p. 20.
- 2.Hans Achterhuis, Koning van Utopia. Rotterdam: Lemniscaat, 2016, pp. 42-43.
- 3.Erik de Bom en Toon van Houdt (red.), Andersland. In de voetsporen van Thomas More. Kalmthout: Polis, 2016, pp. 321-350.
- 4.Francis Bacon, Het nieuwe Atlantis. Amsterdam: Ambo, 1988, pp. 31 en 13.
- 5.Sebastien Caré, La pensée libertaire. Genése, fondements et horizons d’un utopie libérale. Parijs: Presses Universitaire, 2009, p. 7.
- 6.Ayn Rand, De kracht van Atlantis. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 2012 (1957), pp.- 879-953.
- 7.Ayn Rand, We the living. Londen: Penguin Books, 2010 (1936), p. 408.
- 8.Michel Houellebecq, De wereld als markt en strijd. Amsterdam: de Arbeiderspers, 2000.
- 9.Michel Houellebecq, La possibilité d’une He. Parijs: Fayard, 2005; Michel Houellebecq, Soumission. Parijs: Flammarion, 20i5.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.