Jongeren als tekens van hoop
Samenvatting
Het is prachtig om hoop te hebben teneinde de moed niet te verliezen. Opvallend is echter dat jongeren het woord ‘hoop’ nauwelijks in de mond nemen. Ze leven niet tussen hoop en vrees, maar veelal in het nu. In hun eigen woorden: ‘De wereld is zoals die is, ik groei erin op en ga er mijn toekomst bouwen.’ Paradoxalerwijs gaat van deze jongeren in zekere zin hoop uit, zoals ook hun gevoel van eigenwaarde en hun streven om iets moois in de wereld te gaan doen inspirerend voor oudere generaties kunnen zijn.
ER KAN BIJNA GEEN GROTERE KLOOF BESTAAN tussen de twee concepten ‘jongeren’ en ‘hoop’. Ze komen uit twee verschillende taalwerelden. ‘Hoop’ is een woord dat oudere mensen gebruiken die vinden dat er iets zou moeten veranderen in de wereld. ‘Hoop’ hebben parochiebesturen en kerkenraden als er weer eens enkele jongeren op een activiteit zijn afgekomen; dat geeft hoop voor het voortbestaan van de kerk en doet hen hopen dat er ooit weer volle kerken zullen zijn. ‘Hoop’ hebben ouders van wie de kinderen zo puberen dat ze vrezen dat het nooit meer iets wordt, dat ze volstrekt hedonistisch door het leven zullen gaan en dat drank en drugs wellicht hun hersenen kapotmaken; zij hopen dan dat de kinderen eroverheen groeien en dat ‘het weer goed komt’ als ze volwassen zijn.1
Het is dus prachtig om hoop te hebben om zo de moed niet te verliezen, maar jongeren zullen zelf nauwelijks het woord ‘hoop’ in de mond nemen. Het woord ‘jongere’ ook niet trouwens; niemand onder de 20 noemt zichzelf een ‘jongere’. Net zoals bij het concept ‘hoop’ praten we over ‘jongeren’ vanuit het perspectief van een oudere.
Zijn jongeren dan ‘hooploos’? Leven ze zonder verwachtingen, zonder toekomstperspectief? Dit doen zij niet. Onderzoek wijst uit dat al dan niet met angst of vrees in verband staande hoop voor hen geen bepalende betekenis heeft. Zij zijn gewoon jong, leven nu hun leven en vinden de wereld zoals die zich nu aan hen aandient ‘gewoon’. In onderzoek worden ze de millennials genoemd,2 de ‘generatie ik’,3 of de internetgeneratie.4 Jongeren hebben geen moeite met de 24 uursmaatschappij, de enorme impact van globalisering en digitalisering, de verdwijnende instituties, de secularisering of multiculturaliteit. Dit is hun wereld en zij groeien erin op. In deze samenleving zoeken ze naar hun identiteit: naar wie ze willen zijn, met wie ze willen leven, wat ze willen worden en waar ze willen wonen; het huisje-boompje-beestje-idee anno nu.
Jongeren en hun zingeving
In onze masteropleiding theologie, en in het bijzonder in de lerarenopleiding godsdienst en levensbeschouwing, leiden we mensen op die met jongeren het gesprek aangaan over hun kernwaarden, over wat hen drijft en motiveert in het leven bij het maken van keuzes. Als daar echt een open dialoog over plaatsvindt, blijken die waarden ook vaak verbonden te kunnen worden met de christelijke waarden van naastenliefde, openheid, respect. Deze waarden herleiden zij naar de christelijke traditie die ons land bepaald heeft. Dát waarden dus kunnen worden teruggevoerd op een rijke traditie geeft jongeren wel vaak kracht en extra houvast in al die keuzes die zij de hele dag door moeten maken. Het besef geworteld te zijn maakt hen sterker bij het afwegen van al die keuzes, en geeft hun het vertrouwen dat ze mogen worden wie ze echt zijn.
Ik doe ten behoeve van de genoemde lerarenopleiding al jaren onderzoek naar jongeren, hun religie en zingeving.5 Correlaat hiervan is dat ik de hoop bij (oudere) mensen intensiveer; mensen die zich zorgen maken om de huidige generatie jongeren. Ik begin bij de jongeren zelf en tracht te denken vanuit hun perspectief. Vervolgens zoek ik in hun uitspraken naar hun diepere lagen, hun spiritualiteit, hun zingeving. In het kader van dit artikel wil ik enkele waarden bespreken die jongeren belangrijk vinden.
De jongeren krijgen een lijst voorgelegd van 23 waarden die ze heel belangrijk, belangrijk, neutraal, onbelangrijk of heel onbelangrijk kunnen vinden; ze scoren deze waarden dus op een zogenoemde vijfpuntsschaal.
De drie antwoorden die door de meeste leerlingen (15- tot 18-jarigen) als belangrijk of heel belangrijk worden gescoord zijn: blij zijn met jezelf, van het leven genieten, vrij en onafhankelijk zijn (91-93 %). Op deze leeftijd zijn jongeren dus vooral met zichzelf bezig, zo lijkt het. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Het lichaam ontwikkelt zich tot een volwassen lijf. De jongeren zitten nog op school en moeten daar van alles wat niet altijd even relevant lijkt voor hun eigen leven. Zij wonen meestal nog thuis, en ook hun ouders hebben zo hun verwachtingen over hoe hun kinderen zich moeten gedragen en wat zij belangrijk moeten vinden. Vrij zijn van al die opgelegde wensen en verwachtingen is op dat moment het liefste wat zij willen.
Toch komen ook meer christelijke waarden in de lijst van deze scholieren zeker niet op de laatste plaats. Men vindt rechtvaardig zijn (81 % belangrijk), je inzetten voor een rechtvaardige maatschappij (55 %) en altijd klaarstaan voor anderen (78 %) zeker niet irrelevant. Echt geloofsgerelateerde waarden bevinden zich evenwel onderaan in de lijst. Een leven begeleid door God, vertrouwen hebben in God, en geloof hebben kunnen zich niet verheugen in veel belangstelling van middelbare scholieren; 47-64 % vindt deze waarden onbelangrijk tot zeer onbelangrijk.
Een interessante waarde die ik uit deze lijst met waarden nog wil noemen is het genieten van stille momenten (door 36 % belangrijk gevonden en slechts door 17 % onbelangrijk). Vaak vinden oudere mensen dat het leven van jongeren veel te vol zit. Ze zijn vergroeid met hun mobiele telefoon en staan voortdurend in contact met anderen. Zij doen ook meerdere dingen tegelijk, zoals huiswerk maken, muziek luisteren, film kijken en chatten met vrienden. Men wenst de jeugd de rust om eens na te denken over hun keuzes, om te verstillen in alle drukte, om hun kernwaarden te overdenken om deze vervolgens tot uiting te kunnen laten komen. Wederom is dit een wens vanuit het perspectief van hun eigen jeugd. Maar voor de jongeren van nu is het ondenkbaar om zonder mobiele telefoon door het leven te gaan; voor hen is de wereld nu eenmaal dag en nacht via internet bereikbaar voor alle antwoorden. Klinkt dit vrij hopeloos? Het is nu eenmaal zoals het is. Als wij hen vertrouwen en helpen om sterke mensen te worden in het hier en nu, in de wereld waarin zij groot worden, is de vrees voor de toekomst minder groot en komt hoop vrij, die niettemin geen centrale notie in hun denken is.
Jongeren en hun zorgen
Omgekeerd evenredig aan het zoeken naar redenen voor hoop is het achterhalen van redenen waarom jongeren bezorgd zijn. In onze vragenlijst komt de volgende vraag voor: ‘Waar maak jij je zorgen over?’ De zorg om slechte cijfers staat daarbij bovenaan (deze wordt door 66 % van de leerlingen aangekruist). Uiteraard is het halen van goede cijfers en daarmee het afronden van een schoolopleiding voor de meeste scholieren een belangrijk streven. Zorgen over een dierbaar persoon die ziek is of is overleden staat op de tweede plaats (door 49 % aangekruist) en problemen met ouders staat op de derde plaats (40 %). 19 % kruist ‘de samenleving’ aan als iets waarover men zich zorgen maakt. Het zou bijzonder interessant zijn te weten wat ze daarmee nu precies bedoelen, maar helaas leent een kwantitatieve enquête zich er niet goed voor om dit te achterhalen. Als dit in een kwalitatief onderzoek in de toekomst wel nagestreefd zou worden, dan kan ook het aspect van hoop in de belevingswereld van jongeren – of het ontbreken ervan – wellicht een genuanceerdere inhoud krijgen.
In het onderzoek onder scholieren waren wij ook nog benieuwd naar wie men toe gaat als men zich zorgen maakt. Daarbij staan ouders bovenaan (door 65 % genoemd). Dit laat zien dat de band tussen kinderen en ouders gekarakteriseerd wordt door wederzijds vertrouwen. Vrienden komen op de tweede plaats (58 %). De veelgehoorde uitspraak dat peers het belangrijkst zijn voor jongeren klopt dus niet: bezorgde scholieren delen hun zorgen dus liever met hun ouders dan met vrienden.
Kennen jonge mensen nog voorbeeldfiguren of idolen die hen inspireren in deze tijd? Op deze vraag konden de leerlingen diverse mensen aankruisen. Iemand in de eigen omgeving wordt daarbij het meest gekozen (58 %), gevolgd door een filmster, popster of muzikant (55 %). Ook mensen uit de sport fungeren als voorbeeldfiguur (48 %), evenals wereldleiders of politici (40 %), kunstenaars en schrijvers (39 %) en mensen met een ideaal (38 %). Wereldleiders en politici die met name genoemd worden zijn Barack Obama (15 %) en Nelson Mandela (3 %). Landelijke politici worden sporadisch genoemd, zoals Geert Wilders (2 %), Mark Rutte en Diederik Samsom (beiden minder dan 1 %). Mensen met een ideaal zijn in de ogen van jonge mensen bijvoorbeeld Nelson Mandela, Gandhi en Martin Luther King. Ook stichtingen of verenigingen als Greenpeace, Unicef, Artsen zonder Grenzen en het Wereldnatuurfonds worden als inspirerend voorbeeld genoemd. Stichters van een religie of godsdienst worden iets minder vaak als voorbeeldfiguur gezien (35 %). Hierbij werden Jezus (6 %) en Mohammed (2 %) het meest genoemd.
Jongeren en hun geloof
Zoals gezegd is met een kwantitatief onderzoek niet te achterhalen waar respondenten precies aan denken als ze een bepaald antwoord aankruisen. Verstaan zij onder de genoemde begrippen hetzelfde als de onderzoekers die de lijst hebben samengesteld? Wat vinden ze nu eigenlijk zelf? Daarom hebben we ook een open vraag ingevoerd waarin de leerlingen kunnen aangeven wat ze zelf belangrijk vinden op het gebied van geloof, levensbeschouwing, religie en zingeving. Daar komen bijzonder mooie reacties op. Het voert te ver om er hier dieper op in te gaan, maar enkele antwoorden wil ik u niet onthouden:
‘Het vertrouwen op God en het vasthouden aan hem als je het moeilijk hebt, en je naasten liefhebben en niet oordelen over de mensen om je heen. En ook geen zorgen hebben voor de toekomst, want daar voorziet God in, en genieten van de talenten die God je gegeven heeft en alles om je heen.’
‘Als jij je maar verbonden voelt met iets of iemand, dan komt het goed.’
‘Het geloof moet mensen rust geven en het gevoel geven dat zij ook bestaan en niet zomaar een nummertje zijn.’
‘Ik vind het belangrijk om mijn dromen na te jagen, want daardoor voelt het alsof mijn leven een beetje zin heeft.’
‘Ik vind het belangrijk om voor mezelf te weten wat ik belangrijk vind in mijn leven, om zelf over dit soort dingen na te denken en om er anderen over te horen. Het liefst van mensen die mij inspireren en zelf weer aan het denken zetten.’
In deze uitspraken proef je de positiviteit van de scholieren. Ze zijn ervan overtuigd dat ze er zelf toe doen en dat ze het leven aankunnen. Ze klagen niet over het vele gebruik van internet, over de globalisering en het verdwijnen van instituties. In hun antwoorden, onze gegevens dus, vinden we geen tekens van angst en dus ook geen tekens van hoop. Zij leven in het hier en nu en zijn optimistisch. Bovendien blijkt dat jonge mensen ook graag echt gezien, gerespecteerd en serieus genomen willen worden. Zij willen gewaardeerd worden, en niet alleen gezien worden als bron van hoop voor oudere mensen die ten diepste door angst worden bepaald.
Jongeren inspireren
Als onderzoeker neem ik dus als uitgangspunt datgene wat bij jongeren leeft aan zingeving en spiritualiteit, en zoek ik naar hun waarden in het leven. Zoals gezegd kan ik dan niet anders dan concluderen dat zij hun leven niet vanuit vrees of hoop gestalte geven, maar ‘gewoon’ in het ‘nu’ leven. Paradoxalerwijs put ik daar, als onderzoeker en als ouder mens, in zekere zin hoop uit, zoals ook hun gevoel van eigenwaarde en hun streven om iets moois in de wereld te gaan doen inspirerend kunnen werken op mensen van mijn generatie. Voorwaarde is wel dat jongeren door de voorgaande generaties moeten worden gezien zoals zij werkelijk zijn, en dat zij niet in het licht van de vrees voor de toekomst die in deze generaties leeft, worden gezien als zorgwekkend. Evenmin dienen zij te worden beschouwd als degenen die verbetering moeten aanbrengen, omdat de ouderen vrezen dat het anders niet goed zal gaan in de wereld. Juist omdat jongeren niet tussen hoop en vrees laveren, dient de oudere generatie deze ook niet in hen te projecteren. Zo bezien kan het woord ‘hoop’ voor jongeren gewoon uit hun taalgebruik blijven, want bij hen is er geen angst en geen hoop; het is al goed.
Noten
- 1.Zie bijvoorbeeld: Bert Roebben, Godsdienstpedagogiek van de hoop. Grondlijnen voor religieuze vorming. Leuven: Acco, 2007; Sara Savage, Sylvia Collins-Mayo en Bob Mayo (red.), Making sense of Generation Y. The world view of 16- to 25-year-olds. Londen, 2006; Ton Zondervan (red.), Bricolage en bezieling. Over jongeren, cultuur en religie. Averbode: Altiora, 2008; Marisa Crawford en Graham Rossiter, Reasons for living. Education and young people’s search for meaning, identity and spirituality. A handbook. Camberwell: ACER Press, 2006; Hans-Georg Ziebertz en Ulrich Riegel, Letzte Sicherheiten. Eine empirische Untersuchung zu Weltbildern Jugendlicher. Freiburg: Herder, 2008.
- 2.Neil Howe en William Strauss, Millennials rising. The next great generation. New York: Vintage, 2000.
- 3.Ofwel ‘Generation Me’; Jean M. Twenge, Generation Me. Why today’s young Americans are more confident, assertive, entitled – and more miserable than ever before. New York: Free Press, 2014.
- 4.Ofwel ‘Net Generation’; Ian Shapira, ‘What comes next after Generation X?’, The Washington Post, 6 juli 2008.
- 5.Vijfjaarlijkse enquête onder middelbare scholieren. Zie voor rapportages: Monique van Dijk-Groeneboer en Jacques Maas, Op zoektocht. Levenslang! Utrecht: Katholieke Theologische Universiteit, 2001; Monique van Dijk-Groeneboer en Jacques Maas, Geloof? Ff checke! Onderzoek naar jongeren en zingeving. Utrecht: KTU, 2005; Monique van Dijk-Groeneboer, Jacques Maas en Hans van den Bosch, ‘Godsdienst? Lekker belangrijk!’ Onderzoek naar jongeren en zingeving. Tilburg: Katholieke Faculteit Theologie, 2008; en Monique van Dijk-Groeneboer en Bernice Brijan, Kerk uit zicht? Jongeren inspireren …! Tilburg: Tilburg University, 2013.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.