Moed houden, hoop geven
Samenvatting
George Maduro was een van degenen die met moed, beleid en trouw – het devies van de Militaire Willems-Orde, waarmee hij postuum is onderscheiden – offers heeft gebracht voor een samenleving waarin ieders persoonlijke waardigheid ongeacht herkomst en afkomst wordt beschermd. Daarvoor binnen de EU en het Koninkrijk der Nederlanden te blijven opkomen, tegen de stroom in van nieuwe nationalismen en vijandbeelden, is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dit vergt moed, want onzekerheden zijn er te over. Een democratische rechtsstaat moet worden gedragen door een politieke cultuur die dit erkent.
ONORA O’NEILL, EEN BRITSE FILOSOFE, gaf in 2002 in haar BBC Reith Lecture een scherpe analyse van de ‘crisis of public trust’ die zij toen al waarnam.2 Trust, ‘vertrouwen’, wordt op verschillende manieren ondermijnd, bijvoorbeeld door terroristisch geweld, maar ook door het bedrieglijk vertellen van verhalen die mensen in diskrediet brengen. Nieuwe informatietechnologieën die dit verspreiden mogen dan antiautoritair zijn, ze tasten ook het democratische bestel aan. Dat bestel moet worden gedragen door een ethos van verantwoordelijkheid, met wederzijdse rechten en plichten.
Eind 2016 hield Onora O’Neill de jaarlijkse Tobias Asserlezing, georganiseerd door het T.M.C. Asser Instituut voor Internationaal en Europees recht.3 Het vertrouwen in nationale, Europese en internationale instituties is de afgelopen jaren verder aangetast. Geweld en wantrouwen versterken elkaar. Dat blijkt uit een groeiend aantal conflicten zonder uitweg, onder andere in het gebied van de uiteengevallen vroegere Sovjet-Unie en in het Nabije Oosten. Bevolkingsgroepen zijn daar niet alleen tegen elkaar opgezet, maar ook tegen al die politici die hebben geprobeerd hun land als geheel te dienen. De in de jaren twintig van de vorige eeuw door Carl Schmitt geformuleerde opvatting dat politiek een strijd is tussen groepen die elkaar als vijanden bestrijden, lijkt daardoor te worden gerealiseerd – terwijl we toch dachten dat in 1945 door dit soort opvattingen een streep was gezet.
De stroom van populisme die zich tegen groepen mensen keert (met moslims en immigranten als favoriete collectieve zondebokken) is in Europa verder aangezwollen. Dat wordt ongetwijfeld in de hand gewerkt door bewegingen zoals Daesh (de ‘Islamitische Staat’) die, met een vervalsing – dat is de communis opinio van alle gezaghebbende moslimgeleerden – van de islam jonge mensen mobiliseert.
Staten en volkeren worden nauwelijks nog gedragen door idealen; in plaats daarvan heersen bij velen wantrouwen en angsten. Anderen waaien al snel met de wind mee, wat ontmoedigend werkt. De instellingen van de rechtsstaat moeten bescherming bieden tegen discriminatie van personen en groepen die het onderspit delven, wat sommige populistische politici – niet alleen in de vs – ertoe brengt ook naar de onafhankelijke rechterlijke macht uit te halen. Deze stroom is krachtig, maar dat mag ons er niet van weerhouden daartegen in te gaan en vertrouwenwekkende alternatieven te ontwikkelen.
Tegen deze achtergrond heb ik mij de afgelopen jaren verdiept in de levensgeschiedenissen van enkele mensen die onder veel moeilijker omstandigheden moed hielden en daardoor aan anderen hoop gaven: zoals pater Titus Brandsma, die de bisschoppen hielp om de NSB buiten de deur te houden bij katholieke maatschappelijke instellingen, de ontslagen Joodse president van de Hoge Raad, mr. L.E. Visser, en de Surinaamse activist Anton de Kom.4 Hun idealen gaven aan hun moed en strijdbaarheid voor ons betekenis. Zulke idealen moeten het recht en de instellingen van de rechtsstaat tot leven brengen.
De levensgeschiedenis van george maduro
Natuurlijk waren zij niet de enigen die zo’n voorbeeld hebben gesteld. In het honderdste jaar na zijn geboorte is George Maduro (1916-1945) op verschillende manieren en plaatsen herdacht. Zijn persoonlijke moed, zowel in mei 1940 na de Duitse inval als later in het verzet, is een bron van inspiratie; zijn onverschrokkenheid een aansporing om etnische scheidslijnen uit ons denken uit te bannen. Dat geeft het herdenken zin en waarde voor heden en toekomst.
De op Curaçao geboren Sefardisch-Joodse Antilliaanse Nederlander George Maduro was in mei 1940 24 jaar oud. Hij studeerde rechtsgeleerdheid in Leiden en was reserveluitenant der tweede klasse van de cavalerie toen de Duitse Wehrmacht op 10 mei Nederland binnenviel – overviel, beter gezegd, want Nederland had na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 zijn neutraliteit strikt in acht genomen. Het ging dus evident om agressie in de volkenrechtelijke betekenis. Ondanks de grote Duitse overmacht bood de Nederlandse krijgsmacht gedurende vier dagen taai weerstand. Het Duitse aanvalsplan was erop gericht met luchtlandingstroepen de regio Den Haag, dat het centrum van regering en militair commando was, onmiddellijk onder Duitse controle te brengen, evenals de havenstad Rotterdam: de slag om Holland. Die opzet mislukte, deels door fouten aan Duitse zijde, deels door manmoedig verzet en zelfs kleine tegenoffensieven van Nederlandse zijde. Eén daarvan was de succesvolle ‘stormaanval op parachutisten die zich aan de Vliet, in een huis waar vier oude dames woonden, verschanst hadden’. Die aanval werd uitgevoerd onder leiding van luitenant Maduro, die met zijn kleine groep dappere militairen elf Duitse parachutisten krijgsgevangen wist te maken.5 De door de Duitse Wehrmacht ondervonden tegenslagen hebben weliswaar de Nederlandse capitulatie slechts vertraagd tot 14 mei, maar daarmee ontstond wel de ruimte waardoor eerst het prinselijk gezin en vervolgens koningin Wilhelmina en haar regering naar Engeland konden uitwijken. Dit heeft de uitvoering bemoeilijkt van Hitlers voornemen om een tot inschikkelijkheid gedwongen Nederlands volk in het Groot-Germaanse imperium te integreren.
De herovering van dit huis – villa Dorrepaal, eerder villa Leeuwenbergh genaamd – had dan ook veel meer dan enkel symbolische betekenis. De capitulatie van de Nederlandse krijgsmacht op 14 mei 1940 bracht mee dat George Maduro net als de andere militairen krijgsgevangen werd gemaakt. De meesten werden al na enkele weken vrijgelaten, maar Maduro werd een halfjaar vastgehouden. Na zijn vrijlating werd hij geconfronteerd met de eerste tekenen van de Jodenvervolging; hij liep als Joodse burger meer gevaar dan anderen. Hij sloot zich aan bij het verzet en dook onder bij de – later als Nederlands politica zeer bekend geworden – freule ‘Bob’ Wttewaal van Stoetwegen, de zus van zijn vriend Oncko. Oncko en George probeerden in 1943, langs hetzelfde spoor als waarlangs Ernest Cohen Henriquez via Spanje naar Curaçao was gevlucht, te ontkomen, maar werden in Noord-Frankrijk gepakt. Op 9 februari 1945 bezweek George in het concentratiekamp Dachau aan vlektyfus, net als Anne Frank rond dezelfde tijd in Bergen-Belsen.
Het categoriseren van mensen als bron van kwaad
George Maduro is 28 jaar oud geworden: een kort leven waarin hij desalniettemin een onvergetelijke indruk heeft nagelaten. Als Nederlandse militair kan men in hem een man zien die bereid was te vechten en te sneuvelen voor vorst en vaderland, zoals men dat toen graag zei. Er is alle reden om aan te nemen dat ook voor hem koningin Wilhelmina en het huis van Oranje-Nassau, net als voor de freule, een persoonlijk betekenisvol ankerpunt vormden. Vanuit Antilliaans gezichtspunt was en is hij echter een landskind, yu di Korsou, iemand die net als andere Antillianen een vaak vergeten bijdrage aan de geallieerde strijd tegen nazi-Duitsland heeft geleverd. In het mozaïek van de Curaçaose samenleving was hij een van de Sefardiem die – als nazaten van de uit Spanje en Portugal verdreven Joden – in West-Europa, rond de Middellandse Zee en aan de kusten van West-Indië en Zuid-Amerika een grote bijdrage aan cultuur en handel hebben geleverd, tot op de dag van vandaag. Maar voor de nazi’s telde dat laatste in het geheel niet: voor hen was hij enkel één van de leden van het gehate Joodse volk, dat zij met een ongekend doeltreffende verbetenheid hebben willen vernietigen.
Identificatie van een persoon kan en mag niet een rubricering zijn in een of andere categorie die tegenover andere categorieën wordt geplaatst. George Maduro’s veelzijdige identiteit is een voor ons voortlevende weerlegging van wat de nazi’s trachtten te doen: het reduceren van mensen tot een exemplaar uit een door hen gehate soort – zoals de Joden, of de Sinti, de Roma en andere door hen verachte volkeren – dan wel uit de door hen geprivilegieerde soort: de Ariërs.
Het rubriceren van mensen in een soort die zichzelf als de betere ziet en in vijandige soorten hoeft geen genocidale trekken aan te nemen, zoals bij de nazi’s het geval was (of in Rwanda in 1994). Het kan zich ook ‘onschuldiger’ voordoen en alleen maar op segregatie of discriminatie uitdraaien. Nu ja, ‘alleen maar’? Wanneer sollicitanten, omdat hun achternaam als die van een ‘allochtoon’, zoals dat tot voor kort officieel heette, wordt herkend, niet worden opgeroepen, wordt de kiem gelegd van frustraties die de sociale cohesie verscheuren. En wanneer mensen, enkel wegens hun religie of herkomst, worden aangemerkt als dragers van een terroristisch risico, worden angsten opgeroepen bij medeburgers en raakt de geest uit de fles van alleen maar meer angsten en frustraties.
Wie eerlijk over zichzelf en de samenleving denkt, zal zulke rubriceringen afwijzen en deze noch over zichzelf, noch over anderen willen afroepen. Toch worden ze in de politiek, hier en elders, en in die media die men merkwaardigerwijs ‘sociaal’ noemt, steeds dominanter. Nationalistische autoritaire politici komen, zelfs in landen van de Europese Unie, democratisch aan de macht en knijpen vervolgens minderheden af. Maar ook waar vooralsnog de rechtsstaat stevig verankerd is, winnen ‘identitaire’ stromingen – oftewel stromingen die een eenzijdig gedefinieerde eigenheid tot maatstaf van normaliteit maken – aan invloed. Integratie wordt opgevat als het omkatten van mensen (zie bijvoorbeeld de integratienota van het eerste kabinet-Rutte), immigratie wordt benaderd als een te keren ‘vloedstroom’, en fundamentele rechten, zoals dat op bescherming van vluchtelingen, worden gezien als een relict uit andere tijden. Frustraties onder hier opgegroeide Marokkaanse jongemannen worden door hen opnieuw afgereageerd op Joodse medeburgers. Het verhaal dat Joden als internationale complotteurs voorstelt (in zijn laatnegentiende-eeuwse versie de ‘protocollen van de wijzen van Zion’), doet in moderne varianten nog steeds de ronde.6
Eenheid in verscheidenheid: het koninkrijk der nederlanden
Deze ontwikkelingen raken ieder staatsbestel dat mensen met verschillende religieuze, culturele of etnische achtergronden als burgers heeft, zoals het Koninkrijk der Nederlanden. Niemand zal beweren dat het samenleven in diversiteit vanzelf gaat. Verschillen in opleiding en taalbeheersing bemoeilijken de ervaring van gemeenschappelijkheid. Maar dat is geen onveranderlijke omstandigheid. De WRR heeft in een recent advies bepleit om, in plaats van asielzoekers langdurig in de wachtstand te zetten, zo snel mogelijk ruimte te maken voor arbeid en scholing. Eén staatsburgerschap vereist een voor het hele staatsbestel gemeenschappelijke mogelijkheid van communiceren, dus ofwel de gelijkwaardigheid van meer naast elkaar gebruikte en steeds naar elkaar vertaalde talen, zoals in Zwitserland, ofwel een algemene vaardigheid om dezelfde taal te gebruiken, desgewenst naast erkende regionale talen, zoals in Italië. Daarom werd in 2010, als een van de laatste resultaten van het vierde kabinet-Balkenende, kennis van de Nederlandse taal ingevoerd als algemene eis voor het verkrijgen van het Nederlanderschap, ook voor degenen die in de Caribische delen van het Koninkrijk wonen.
Het waarderen van eenheid in verscheidenheid en van verscheidenheid in eenheid is geen ‘cultureel relativisme’, zoals een helaas steeds krachtiger stroom van een nieuw, in nette bewoordingen vervat nationalisme ons wil doen geloven. Eerder zou men het ‘cultureel realisme’ kunnen noemen, dat ruimte maakt voor wisselwerking, nieuwe ideeën en openheid jegens anderen die geen vreemden hoeven te blijven.
George Maduro ging met heldenmoed tegen het militaire geweld in, zocht daarna wederom met grote persoonlijke moed een uitweg uit het bezette Nederland, en manifesteerde zich zelfs in het concentratiekamp nog als iemand die men niet zomaar onder de duim kreeg. Kunnen wij ook nog iets leren van de mentale kracht van iemand als hij, die zich niet laat reduceren tot een exemplaar van een door anderen gehate soort?
Ik ga terug naar de vraag die ik eerder stelde. Antilliaan, Curaçaoënaar, Hagenaar, Nederlander, Sefardiem, Jood, militair, verzetsman: hoe zullen wij George Maduro identificeren? Geen van zulke rubriceringen mag nog afdoen aan dat wat een rechtsstaat aan eenieder verschuldigd is, namelijk dat hij of zij als persoon in staat moet worden gesteld levensplannen te verwerkelijken en als staatsburger een aandeel te nemen in het publieke leven, met rechten en plichten.
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft één ongedeeld staatsburgerschap. Deze in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954) neergelegde keuze behoort tot de grondslagen van ons gecompliceerde, uit vier landen met eigen en gemeenschappelijke instituties opgebouwde staatsbestel. Het besef dat dit staatsbestel wordt gekenmerkt door één staatshoofd, de Koning, is – zo lijkt het – levendiger dan dat er één staatsburgerschap is. Toch is dat laatste niet minder belangrijk (en het een heeft ook met het ander te maken). Het ene staatsburgerschap is geen beletsel voor gedifferentieerde identiteit. De leden van de Staten-Generaal en de Staten van de Caribische landen van het Koninkrijk leggen bij de inhuldiging van de Koning een eed of belofte van trouw af ‘namens de volkeren van het Koninkrijk’, aldus de in 1992 vastgestelde tekst.7 De voordien geldende tekst voorzag in een eed of belofte van de leden van de Staten-Generaal ‘namens het Nederlandsche volk’.
Men kan daaruit afleiden dat de parlementsleden allemaal een veelheid van volkeren vertegenwoordigen: het Koninkrijk der Nederlanden als veelvolkerenstaat dus. Dit is in overeenstemming met de sinds de Tweede Wereldoorlog aanvaarde gedachte dat het volkenrechtelijke zelfbeschikkingsrecht van volkeren kan worden uitgeoefend door de bevolking van de vroegere koloniën. Het Statuut verstaat zichzelf ook als een uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht. Al wordt een herleiding tot de ‘volkeren’ vermeden (mogelijk omdat een associatie met volkssoevereiniteit toen nog op veel weerstand stuitte), blijkens de officiële toelichting ging het daar wel om: ‘De [toen] drie landen gevoelen zich verbonden met het Koningshuis en onder hun bevolkingen bestaan gemeenschappelijke rechtsovertuigingen. Zij zijn derhalve van oordeel dat met de nieuwe rechtsorde ideële en materiële belangen van hun volken zijn gediend.’ De Grondwet en de Staatsregelingen kennen alle vier een eigen volk, dat door het parlement wordt vertegenwoordigd, bijvoorbeeld artikel 39 van de Staatsregeling van Curaçao: ‘De Staten vertegenwoordigen het gehele Curaçaose volk.’ Uit artikel 43 blijkt vervolgens wie daartoe kiesgerechtigd zijn: alle meerderjarige ‘ingezetenen van Curaçao met de Nederlandse nationaliteit’. (Een gevolg van de in 2010 gemaakte keuze is dat de Bonairiaanse, Sabaanse en Eustatiaanse Nederlanders tot het Nederlandse volk in de zin van artikel 50 Grondwet worden gerekend.)
Af en toe gaan in de Nederlandse politiek stemmen op om vestiging vanuit de Caribische delen van het Koninkrijk in Nederland aan beperkingen of vergunningen te binden, maar zeker nu alle Nederlanders ook burgers van de Europese Unie zijn, zijn de mogelijkheden voor zo’n regeling uiterst beperkt. Zulke regelingen zouden afbreuk doen aan het ongedeelde staatsburgerschap als constitutioneel fundament van het Koninkrijk. Enkele jaren geleden kwam in een van de huidige regeringsfracties de gedachte op om de paspoorten van Nederlandse staatsburgers van een kleurtje te voorzien naargelang van het land waaraan de houder werd toegerekend. Dat juridisch onuitvoerbare en bovendien nogal aanstootgevende idee is gelukkig intussen overgewaaid.
De Nederlander, uit welk land van het Koninkrijk ook afkomstig, wordt doordat hij zich in een ander land van het Koninkrijk vestigt, opgenomen in de daar geldende rechtsorde. Hij krijgt daar bijvoorbeeld kiesrecht, terwijl hij het in het land dat hij heeft verlaten, verliest. De conflictregels van het internationaal en interregionaal privaatrecht voegen zich in zulke situaties ook naar het land van vestiging c.q. van gewone verblijfplaats. We kunnen dan ook de bemoedigende vaststelling doen dat ons constitutionele recht, met het ene staatsburgerschap voor vier volkeren, een in onze tijd passend open burgerschap – een transnational citizenship avant la lettre – heeft gecreëerd. Dit biedt ruimte voor mensen wier levensloop zich in verschillende levensfasen op verschillende plaatsen afspeelt, zonder dat zij de banden van hun netwerken hoeven door te snijden.
Het Nederlanderschap creëert dus een burgerschap in het gehele Koninkrijk en daarbuiten (want er is één type paspoort voor alle Nederlanders, van rechtswege tevens Unieburgers, met de daarbij horende herkenningstekens). Het is daarom teleurstellend dat de Caribische landen van het Koninkrijk nog steeds vasthouden aan de uit de koloniale tijd voortgekomen vestigingsregelingen, die onderscheid maken naargelang van de herkomst van iemand met de Nederlandse nationaliteit. Niet minder merkwaardig is de regeling van artikel B1 van de Kieswet. Deze bepaling kent het actief kiesrecht voor de Tweede Kamer mede toe aan Nederlanders die buiten Nederland gevestigd zijn, bijvoorbeeld in Venezuela of Colombia, maar zondert daarvan de personen uit die ingezetenen van Aruba, Curaçao of Sint-Maarten zijn (blijkbaar met de gedachte dat die hun eigen volksvertegenwoordiging hebben). Op die uitzondering wordt vervolgens een uitzondering gemaakt voor de Nederlander die weliswaar nu ingezetene van een der Caribische landen is, maar ten minste tien jaar ingezetene van Nederland is geweest of aldaar in Nederlandse overheidsdienst werkzaam is, alsmede zijn of haar echtgenoot, partner of kind.
Noodzaak opnieuw tegen de stroom in te gaan
De Raad van State heeft in 2004 een rapport gepubliceerd over de toekomst van het Koninkrijk, onder de veelzeggende titel Verdieping of geleidelijk uiteengaan?8 Verdieping moet via constitutionele rechtsontwikkeling mogelijk worden gemaakt, maar kan alleen maar werken als ze wordt gedragen door een levend gevoel van wederzijdse betrokkenheid en solidariteit.
Die voorwaarde is nu, helaas, niet vervuld. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat de voorstelling van identiteit en cultuur als een enkelvoudig persoonskenmerk daaraan in de weg staat. Dat uit zich op allerlei inofficiële en officiële manieren. Arubaanse, Curaçaose en Sint-Maartense Nederlanders werden tot voor kort als ‘allochtonen’ gekenmerkt, als ‘niet-westerse’ allochtonen zelfs. Het Nederlanderschap wordt in de versimpeling van publiciteit en politiek gewoonlijk omschreven als ‘het hebben van een Nederlands paspoort’, ook in de West – als een gemak schenkend gebruiksvoorwerp dus, in plaats van als de kwaliteit van staatsburger, met rechten en plichten. Pleidooien in allerlei vorm om nationale eigenheid te beschermen mogen als monumentenzorg welkom zijn, maar een cultuur die zich afsluit voor interacties met andere culturen houdt op zich te ontwikkelen.
Dat zijn de reële vragen waarmee wij worden geconfronteerd wanneer we ons afvragen voor wie of wat helden als George Maduro streden en het leven lieten. Dat was – in hoop – voor een toekomst in vrijheid en openheid; een toekomst waarin de rijkdom van verbindingen die mensen met anderen leggen niet meer angstig wordt onderdrukt en waarin ieders persoonlijke waardigheid wordt beschermd en verdedigd. Daarvoor te kiezen, tegen de stroom in van nieuwe nationalismen en vijandbeelden, is onze verantwoordelijkheid. De Caribische delen van het Koninkrijk staan niet voorop in de steeds meer naar binnen gekeerde Nederlandse politieke discussie, maar ook daar gaat het om een waardige toekomst van mensen die ook medeburgers zijn.
Noten
- 1.Deze bijdrage is een bewerking van de lezing die ik op 10 mei 2016 hield ter herdenking van de honderdste geboortedag van George Maduro. Zie over zijn leven: Kathleen Brandt-Carey, Ridder zonder vrees of blaam. Het leven van George Maduro 1916-1945. Houten: Het Spectrum, 2016.
- 2.Onora O’Neill, A question of trust. The BBC Reith Lectures 2002. Cambridge: Cambridge University Press, 2002, p. 91.
- 3.Onora O’Neill, Accountable institutions, trustworthy cultures (tweede jaarlijkse Asserlezing), Den Haag, 8 december 2016.
- 4.Daarom schreef ik over hen in mijn essaybundel: Ernst Hirsch Ballin, Tegen de stroom. Over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden. Amsterdam: Querido, 2016.
- 5.Lou de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 3. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1970, p. 136.
- 6.Wolfgang Benz, Die Protokolle der Weisen von Zion. Die Legende von der jüdischen Weltverschwörung. München: Beck, 2011, pp. 96-104.
- 7.Rijkswet van 27 februari 1992, Stb. 121, ter uitvoering van artikel 47 Statuut en artikel 31 Grondwet.
- 8.Raad van State, Verdieping of geleidelijk uiteengaan? Den Haag: RvS, 2004.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.