‘Het goede de kans geven om te groeien’
Samenvatting
Hoop brengt ons werkelijkheidszin bij en leert ons om te gaan met tegenslagen. Dit besef zit sterk in het joodse besef van cultuuroverdracht: met de volgende pogrom voor de deur leren we je toch de Thora te lezen. We beseffen dat we morgen niet in Jeruzalem zullen aankomen, en toch gaan we op weg. Alleen zo houd je de wereld aantrekkelijk voor een volgende generatie. Hoop schetst een ‘ethiek van de weg’ die hoe dan ook zin vol is om te gaan en geeft het goede in de samenleving de kans om te groeien.
Govert Buijs bekleedt de Abraham Kuyper Chair in Political Philosophy and Religion en de Frits Goldschmeding Chair for Civil Society and Economics aan de Vrije Universiteit Amsterdam en doet onderzoek naar de wisselwerking tussen filosofie, politiek en economie. Zijn these is dat politiek niet zonder hoop kan: ‘Het politieke debat wordt veel te veel getekend door optimisme en te weinig door hoop.’
Wat onderscheidt hoop van optimisme en waarom is hoop volgens u ook politiek gezien belangrijk?
‘Essentieel is dat hoop iets anders is dan optimisme. Dit onderscheid is mooi verwoord in het gedicht van Václav Havel over hoop.1 Bij optimisme zit je helemaal in de sfeer van het vooruitgangsgeloof: morgen wordt alles beter. Bij hoop is dat anders: het kan meezitten of het kan tegenzitten, soms zelfs heel erg. Je neemt als het ware ook de moeite en tranen mee de toekomst in. Morgen zal evenmin bepaald gemakkelijk of zorgeloos zijn, maar op een bepaalde manier zullen we erdoorheen komen. Deze notie is ook politiek gezien belangrijk. We hebben veel te veel optimisme en veel te weinig hoop.’
‘Optimisme kan ook heel gemakkelijk omslaan in pessimisme, als er zich daadwerkelijk iets voordoet wat niet tot een directe verbetering leidt. In grote lijnen is dat precies wat we eind vorige eeuw hebben zien gebeuren. Neem 1989: de Muur valt. In 1990: Mandela wordt vrijgelaten. Er ontstaat een sfeer van optimisme, alsof het vanaf nu alleen maar crescendo kan gaan. Zo’n vooruitgangsgeloof is heel naïef. Dan volgen op 11 september 2001 de terroristische aanslagen in de vs, en plotseling krijgt angst ons in de greep. In deze fase zitten we nu nog steeds. Zo’n pendelbeweging van optimisme naar pessimisme heeft alles te maken met het feit dat we alleen maar eendimensionaal kunnen denken: het wordt beter of het wordt slechter. Hoop daarentegen is niet zo zwartwit. Hoop vraagt inzet, juist omdat je gelooft dat het goede niet vanzelf komt, maar wel komen kan.’
Kunt u de politieke functie van hoop illustreren?
‘Kijk naar Churchill. Churchill beloofde in zijn rede tot het volk op 13 mei 1940 niet alleen “bloed, gezwoeg, zweet en tranen”, maar verwees ook naar de komende overwinning. Daarmee overspeelde hij strikt genomen vreselijk zijn hand: de kansen op die overwinning waren op dat moment cijfermatig bepaald niet hoog. Maar juist dat is hoop. Het gaat dan om iets waarvoor het intrinsiek waardevol is om te vechten, omdat het verwijst naar het goede. Ik denk dat dat een belangrijke houding is om cynisme en terugtrekkende bewegingen uit de publieke sfeer tegen te gaan.’
‘Hoop, en dat lijkt me ook een belangrijk onderscheid, is deels een emotie, maar in de christelijke traditie is het ook een deugd, iets wat nagestreefd dient te worden en in een levenshouding geïntegreerd kan zijn. Weliswaar is het een theologale deugd die wordt gegeven, maar zij dient ook geoefend te worden. Deze kanten zitten allebei aan de hoop. Als houding is hoop kennelijk intrinsiek waardevol. En waarom is dat? Je kunt het verbinden met wat Hannah Arendt zegt over nataliteit: de geboorte, of “geboortigheid” van mensen. Elke keer begint de wereld weer opnieuw in het kind. Dat is een ultiem teken van hoop, van de mogelijkheid tot vernieuwing.’
‘Daarbij heb je ook de opdracht, de verantwoordelijkheid om de wereld over te dragen aan de volgende generatie. In zichzelf is deze cultuuroverdracht al een teken van hoop. Dit besef is heel sterk doorleefd in de joodse traditie. Om zelfs in de moeilijkste omstandigheden te werken aan de overdracht van cultuur, is heel fundamenteel. Met de volgende pogrom voor de deur leren we je toch de Thora te lezen. We beseffen dat we morgen niet in Jeruzalem zullen aankomen, en toch gaan we op weg. Alleen zo houd je de wereld aantrekkelijk voor een volgende generatie. Het is cruciaal om steeds weer de wereld als perspectiefrijk neer te zetten. Maar dat is dus ook een wereld waarin echt een bijdrage van jou verlangd wordt, omdat het niet makkelijk zal zijn en het ook niet vanzelf goed komt.’
‘Vanuit de hoop zet je een aantal stappen in de goede richting. Waar je uitkomt, weet of zie je niet van tevoren. Goudzwaard noemde dat een “ethiek van de weg”. Hoop zet dus niet in op een programma, maar op een (steeds weer bij te stellen) richting. Bij optimisme, dat zoals gezegd samenhangt met het vooruitgangsgeloof, speelt veel meer het gevaar van een toekomst die de mens gaat maken, iets wat eenvoudig totalitaire trekken kan krijgen. Als er tegenslag komt, dus als de gang van de werkelijkheid niet beantwoordt aan het spoorboekje dat je daarvoor in je hoofd had zitten, dan ga je daarvoor gewelddadige oplossingen bedenken. Een spoorboekje en het daarbij horende schema van “het doel heiligt de middelen” past dus niet bij de hoop. Elke stap moet in zichzelf verantwoord zijn. Hoop is zo gezien het tegenovergestelde van die maakbaarheidsgedachte. Het heeft veel meer te maken met aanspreekbaarheid; je present stellen om stappen in de goede richting te zetten.’
‘Neem Zuid-Afrika; het verzoeningsproces dat Mandela in gang heeft gezet samen met Desmond Tutu. Dat is echt te herleiden tot de kracht van de hoop; zonder hoop was zoiets ondenkbaar geweest. Juist als we het moeilijke in het heden – in dit geval ook van het verleden – onder ogen zien, is een andere toekomst mogelijk. Uiteindelijk moeten we nu helaas constateren dat het overdragen van die erfenis naar de volgende generatie niet goed gelukt is, maar – en dat zit ook in de hoop – dat gegeven maakt het niet minder zinvol. In elk geval is een dreigende hel voorkomen. Dat geldt ook voor onze politici nu. Het samenleven van mensen is moeilijk. Het is een zwaar proces, zeker met een enorme diversiteit aan culturen. Maar als je hier niet bewust kiest voor hoop als een deugd die je oefent, dan weet je zeker dat het mislukt.’
‘Weet je bij de keuze voor de hoop zeker dat het lukt? Nee, dat weet je niet. Maar je gaat een avontuur aan waarin je, misschien is dat wel de kern, het goede de kans geeft om te groeien. Het is heel makkelijk om het goede die kans om te groeien te ontnemen. Dat is wat cynisme is. Ik denk dat dat juist voor de politiek heel belangrijk is, om niet met die cynische blik te kijken naar wat mensen doen. Je kunt wel denken vanuit wantrouwen en “het zal wel misgaan” en een controlesystematiek uitrollen waarmee je alles wilt beheersen, maar dan geef je die kans tot groei van het goede niet.’
Kan hoop iets uitrichten tegen de cultuur van het onbehagen?
‘Het is moeilijk te begrijpen waarom wij tegenwoordig zo chagrijnig zijn, zulke korte lontjes hebben, zo gefrustreerd en angstig zijn. Op allerlei manieren is het leven eigenlijk redelijk goed. Er zijn maar heel beperkt dreigingen. De kans dat je door een terroristische aanslag omkomt, is vrijwel nul. Ook de vooruitgang in de gezondheidszorg en in onze levensstandaard is groot. Objectief zijn er niet heel veel redenen om ontzettend bezorgd te zijn (behoudens de milieuproblemen, die op zijn zachtst gezegd nu juist niet op de agenda van de populistische partijen staan). Ook de werkloosheid hier is niet heel hoog, ondanks de “ergste economische crisis sinds de jaren dertig”. Is het dan misschien de aantasting van onze nationale identiteit? Opvallend is in dat verband dat bijvoorbeeld veel aanhang van Wilders zit in gebieden waar weinig allochtonen te vinden zijn.’
‘Kortom: dat onbehagen heeft iets heel ongrijpbaars en heeft volgens mij eerder te maken met het feit dat we nauwelijks meer in staat zijn om te gaan met iets wat mogelijkerwijs ons totale geluk in de weg staat. Onze verwachtingen van het leven zijn ontzettend hoog geworden. We willen volkomen gelukkig zijn en eisen, alsof het een recht is, dat het leven ons toelacht. Zodra dat recht niet vervuld wordt, zijn we boos. Een beetje meer fatalisme zou in dat opzicht buitengewoon behulpzaam zijn: dingen gaan gewoon soms mis, zowel in grote organisaties als in ons privéleven. Daar zit lang niet altijd een kwaadaardig gepland complot achter dat boosheid zou rechtvaardigen. Het vermogen om met tegenslag om te gaan zijn we kwijtgeraakt. Dat idee zit wel heel sterk in religie. Zo’n tekst als uit Job, “De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geloofd” (Job 1: 20-21), vinden we nu verschrikkelijk en onbegrijpelijk.’
‘Juist religie oefent ons om te gaan met de schaduwkanten van het bestaan. Het is niet toevallig dat het verschijnsel van angstige boosheid begint op te komen na de jaren zestig, de tijd van de revolutie die in het teken stond van afscheid van de religie, individualisering en maakbaarheid van de samenleving. In feite stellen wij collectief en ook individueel opgeklopte eisen aan de toekomst. Met een enorme druk omtrent wat er allemaal uit het leven gehaald moet worden. De eisen die we aan totale levensvervulling stellen zijn enorm hoog geworden, waardoor de teleurstelling overal op de loer ligt en je ook heel snel slachtoffers gaat zoeken. Dat zijn de korte lontjes. Elk vermeend obstakel naar het volmaakte geluk wordt voorwerp van onbegrensde woede. Of het nu Sylvana Simons is die mij mijn Zwarte Piet afneemt of de partner met wie ik mij in een vechtscheiding werp. De frustratietolerantiegrens wordt lager en dat heeft te maken met de fixatie op de toekomst als recht op geluk. Daartegenover is hoop veel bescheidener en rekent die ook met tegenslag.’
‘Ook politiek is het heel belangrijk om te laten zien dat er gefaald wordt en dat dat mag. We doen ons best, maar soms mislukken dingen. Desalniettemin moeten we steeds stappen zetten om het goede te realiseren. Hoop betekent in dit verband ook aan verwachtingenmanagement doen: het indammen van overdreven verwachtingen. Mensen als Hirsch Ballin en Donner deden dat heel bewust. Maar op dit punt is er nog heel veel te winnen in de politiek.’
Zijn we het hopen dan misschien verleerd met de secularisatie, die zeker in de jaren zestig gemeengoed is geworden? Hoe kan de hoop in een seculiere context betekenis krijgen? Bestaat er zoiets als ‘seculiere hoop’?
‘Het opvoeden van een kind is een daad van hoop – bijna per definitie. De toekomstgerichtheid, de onvoorspelbaarheid, het niet-maakbare karakter, de ziekten, de teleurstellingen, de verrassingen; die combinatie geeft het karakter van hoop. Naast religie zijn er natuurlijk ook andere manieren van omgaan met het onvolmaakte, met teleurstelling en beperktheid, bijvoorbeeld in de hedendaagse psychologie en de zelfhulpliteratuur. Ook veel van wat heden ten dage onder de categorie van “levenskunst” aan de orde komt, komt hier soms bij in de buurt. Maar dit lijkt sterk individueel te blijven en weinig publieke of maatschappelijke dimensies te krijgen.’
‘In het seculiere kader zie ik toch eerder de permanente switch van optimisme en pessimisme, en beide zijn – analoog aan wat Havel ooit zei over ideologieën – “verwrongen manieren van omgaan met de werkelijkheid”. Er is vrijwel altijd meer goedheid in het leven dan de pessimist wil toegeven; er is altijd meer kwaad dan de optimist gelooft.’
Kunt u meer voorbeelden geven waaruit blijkt hoe de deugd van de hoop te oefenen en te cultiveren is?
‘Dan kun je denken aan de maatschappelijke stage in het onderwijs. Zelf meemaken en ervaren dat het zin heeft om je in te zetten voor een ander. Ook in het moeilijke proces in sterk multiculturele wijken waar mensen van heel verschillende achtergronden en culturen met elkaar samen moeten wonen. Dat proces moeten we niet onderschatten. Maar er worden ook allerlei initiatieven genomen om dat samenleven goed mogelijk te maken. Om elkaar te leren kennen, elkaar te leren begrijpen. Denk aan het fameuze theedrinken, of aan de interreligieuze dialogen die plaatsvinden. Je kunt cynisch doen over dergelijke kleinschalige initiatieven, maar toch is het belangrijk dat zulke initiatieven er zijn en een podium krijgen. Dat je laat zien dat verbindingen leggen tussen mensen mogelijk is, ook al is dat soms moeilijk. Het is een van de grote uitdagingen voor de komende decennia. Als je uitdagingen niet met een houding van hoop tegemoet treedt, als je groepen tegen elkaar uitspeelt en vastpint op hun etniciteit of religie, dan weet je bijna zeker dat dat explosief gaat worden.’
‘Voor de goede orde: “de uitdagingen met hoop tegemoet treden” bedoel ik niet als een krampachtig moeten, als een zaak die ook nog op het af te vinken takenlijstje staat. Hoop is een te oefenen deugd, maar inderdaad moet ze je ook gegeven worden. Dat kun je als een transcendente gave van Godswege zien, maar ook meer in “wereldse” zin verstaan. Hoop is iets wat je elkaar kunt geven – als vertrouwen dat je schenkt, tegen het risico in dat het vertrouwen geschonden wordt. Vertrouwen dat gegeven wordt kan beschaamd worden, maar wordt over het algemeen in positieve zin beantwoord. Het ontstaan van wederzijds vertrouwen maakt de kans op versterking van het goede in de samenleving groter. Hopen is dus niet een heroïek van “Ik moet hoopvol zijn”, maar is meer dat je elkaar vertrouwen geeft tegen het risico van misbruik in. Het heeft ook weer met cultuuroverdracht te maken: datgene wat goed is koesteren en doorgeven aan elkaar.’
Noot
- 1.Zie voor dit gedicht de bijdrage van Nullens in deze CDV-bundel.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.