‘Welke vraag heb je vandaag gesteld?’
Samenvatting
Wat is het geheim van de onvergetelijke leraar die ons nog bijstaat uit onze schooltijd? Hoe kan het dat die ene docent een held is en er tegelijkertijd tientallen nobody’s voor de klas staan? Wat is, kort gezegd, een goede docent? In een tijd waarin de status van leraren er niet beter op is geworden, is dat een spannende vraag. ‘Onderwijzer’ is een ouderwets begrip geworden. Voor de klas staat tegenwoordig vooral een procesbegeleider die de leerlingen helpt bij het verwerven van hun competenties. Maar dit gaat eraan voorbij dat het juist de liefde voor leerlingen en de toewijding aan een vak zijn die de kwaliteit van het onderwijs bepalen.
‘Weet je waarom Einstein zo’n wijze man is geworden? Het verhaal gaat dat zijn moeder hem elke dag als hij uit school thuiskwam, vroeg: “Albert, welke vraag heb je vandaag gesteld?” Vragen stellen, daar gaat het om in het onderwijs.’ Aan het woord is Mariet van Goch. Een ‘onderwijsnomade’, zoals ze zichzelf omschrijft. Sinds anderhalf jaar is Van Goch werkzaam als directeur en sinds augustus 2015 als voorzitter van de centrale directie van het Oranje Nassau College (ONC), een christelijke scholengemeenschap in Zoetermeer voor vmbo, mavo, havo, atheneum en gymnasium. Na de lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis en een studie Nederlandse taal- en letterkunde werkte zij als docent Nederlands aan een roc. Vervolgens vervulde zij verschillende managementfuncties bij diverse onderwijsinstellingen. Naast haar werk is Van Goch onder meer actief in de Catharinaparochie van Oosterhout en geeft zij les aan priester- en diakenstudenten.
Waar de onderwijskwaliteit in het politiek-maatschappelijk debat voortdurend een zorgenkind is, spat op het ONC de toewijding aan leerlingen er in ieder geval overal vanaf. ‘Hier op de werkvloer wordt door ons niet louter opbrengstgericht gewerkt. We willen vooral oog hebben voor kwaliteit. Dit betekent oog hebben voor de verschillende achtergronden, talenten en mogelijkheden van leerlingen. En niet alleen oog hebben voor wat je onderwijst, maar ook voor hoe je dat doet. Bildung – de persoonsvorming van leerlingen – begint volgens mij met de vragen “Waarom?” en “Waartoe?”.’

Mariet van Goch (1956)
***
Welke onderwijsaanpak het ONC hanteert? ‘Ons motto is “Grensverleggend Ondernemend”, maar onze school is toch vooral doordesemd van persoonlijke aandacht voor de leerling en voor elkaar. Een leerling ontvangt hier bijvoorbeeld zijn rapport in het bijzijn van de ouders. Leerlingen begeleiden groep 8-leerlingen als ze hier op school komen en er zijn ouderejaars die bijvoorbeeld Engels geven aan kinderen van de basisschool. Het is belangrijk dat iedereen elkaar een helpende hand biedt. Verder bieden we leerlingen kansen die bij hen passen. Heeft een leerling talent voor techniek, dan kan hij of zij terecht in ons science lab. Excellentprogramma’s zijn er op ieder niveau, in de bovenbouw kunnen leerlingen een eigen duurzaam bedrijfje opzetten, en we hebben internationale uitwisselingsprogramma’s. De leerlingen die aan de uitwisseling deelgenomen hebben zien we volwassener terugkeren; ze hebben zichzelf op een andere manier leren kennen.’
‘Het persoonlijke geldt niet alleen voor onze leerlingen, maar ook voor de docenten en andere medewerkers. Wanneer je als leraar je eigen lesstof wilt ontwerpen, dan is daar ruimte voor. Docenten kunnen er ook voor kiezen samen hun onderwijs in te richten. In ieder geval is het belangrijk dat leraren zich eigenaar weten van het onderwijs dat ze verzorgen en niet gehouden zijn standaardlessen uit een boek voor te schotelen aan hun klassen. Bijna belangrijker nog dan de inhoud is de relatie die een docent met zijn leerlingen onderhoudt. Als er een klik ontstaat met een leraar, wil de leerling ook van hem leren. Ik zie het daarom als een van mijn taken om te zorgen voor een veelkleurig palet van docenten.’
Wat maakt iemand tot een goede leraar? ‘Dat is niet eenvoudig op één noemer te brengen. Wij hebben hier bijvoorbeeld een uitstekende leraar biologie. Hij weet scholieren te inspireren, hun iets aan te reiken, waardoor er elk jaar wel een aantal van zijn leerlingen zelf biologie gaat studeren. Een goede docent heeft liefde voor zijn vak, straalt vertrouwen uit, is relationeel vaardig en biedt zijn leerlingen perspectief – of beter nog: hoop – door hun te laten zien dat ze iets kunnen en van betekenis zijn.’
‘Ik geloof echt dat je wordt geroepen tot leraar. Het is een kwetsbaar beroep, want je staat als persoon – met al je hebbelijkheden en onhebbelijkheden – voor een klas vol jongeren die dwars door je heen kunnen kijken. Docent zijn vraagt zelfvertrouwen, authenticiteit, vakmanschap en geloof in de jongeren voor wie je een leermeester wilt zijn op hun levensweg. Het zou mij een lief ding waard zijn als er meer geld beschikbaar komt, zodat leraren ruimer tijd krijgen om hun vakinhoudelijke, didactische en pedagogische expertise verder te ontwikkelen en leerlingen intensiever te begeleiden. Ik zie ongelooflijk veel passie, maar die staat soms onder druk door knellende wet- en regelgeving. In de lerarenopleiding zal naast pedagogiek, didactiek en vakkennis veel meer aandacht mogen worden besteed aan persoonsvorming.’
***
‘Wij willen onze leerlingen een perspectief aanreiken op wat ze straks in de maatschappij kunnen betekenen en een houding van (beginnende) volwassenheid. Natuurlijk probeer je hun veel kennis mee te geven. Maar het gaat ook om persoonlijke groei, karaktervorming. Het gaat er uiteindelijk om wat je doet en hoe je doet, om wie je bent en hoe je bent. De school is een oefenplaats voor later die leerlingen zo vaak en zo goed mogelijk wil laten stilstaan bij de vraag: wat ben je aan het doen? Waarom doe je wat je doet? Het gaat hier niet alleen om wat je kunt, maar vooral om wie je wilt worden en hoe je wilt zijn.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.