Politiek is een kwestie van geloven: de noodzaak tot herbronning van de christelijk-sociale beweging
Samenvatting
De christelijk-sociale beweging is gaan geloven dat ze een specifieke visie op het maatschappelijk leven heeft en probeert de samenleving volgens deze visie vorm te geven. Het gaat echter niet om een samenleving die is opgebouwd volgens een christelijk bouwplan, maar om een samenleving waarin heel veel verschillende vormen van leven zich thuis kunnen weten. Dan kan iedereen zijn eigen weg vinden, valt niemand buiten de samenleving en kan iedereen eraan bijdragen. Het is dan ook niet de taak van bestuurders om de goede samenleving te maken; het is hun taak om te bevorderen dat het binnen een samenleving gemakkelijker is om goed te zijn.
GELOOF, MEER GELOOF: DAT IS WAT WIJ NODIG HEBBEN. Ook en juist in de politiek, ook en juist in de christelijk-sociale beweging. Er is een urgente nood aan geloof dat we niet hopeloos verdeeld, op onszelf aangewezen en verlaten zijn. Het gebrek aan dit geloof lijkt het achterliggende probleem van onze tijd te zijn geworden. Dat er iets niet goed gaat in onderwijs, zorg of bestuur, dat weten de betrokkenen heel goed – en we zijn allemaal op de een of andere manier betrokken – maar het leidt er niet toe dat zij besluiten het anders te gaan doen. We lijken niet meer te geloven dat het anders zou kunnen. We lijken onze geschiedenis te hebben opgesloten in wat zich op grond van het heden en het verleden laat voorspellen. Alsof we met ons geloof in een Schepper ook het geloof zijn kwijtgeraakt in ons eigen scheppend vermogen. Het deprimerende gevoel opgesloten te zijn – en periodiek een woede-uitbarsting hierover – lijkt de plaats te hebben ingenomen van creatieve onrust.1
Tijdens zijn reis naar Cuba en de Verenigde Staten in de tweede helft van september 2015 verkondigde paus Franciscus dat dit niet nodig is.
Zo zei hij op 21 september in de homilie tijdens een eucharistieviering in Holguin:
[Jezus] nodigt ons dag na dag uit met de vraag: geloof je? Geloof je dat het mogelijk is dat een belastingontvanger dienaar wordt? Geloof je dat het mogelijk is dat een verrader vriend wordt? Geloof je dat het mogelijk is dat de zoon van een timmerman Gods Zoon is? Zijn blik transformeert onze blik, zijn hart transformeert ons hart.
21 september is in de rooms-katholieke kerk het feest van de evangelist Mattheüs. Mattheüs was voordat hij door Jezus gezien en geroepen werd een tollenaar en in deze zin een verrader van zijn volk (vgl. Mattheüs 9: 9). Maar Jezus zag in hem geen verrader, maar een potentiële volgeling en vriend. Deze blik maakt het Mattheüs mogelijk inderdaad te transformeren tot volgeling, vriend en uiteindelijk verkondiger.2 Laat de christelijk-sociale beweging zichzelf nog door een dergelijke transformerende blik aansteken? Ziet de christelijk-sociale beweging nog dat zij een dergelijke blik nodig heeft? Een blik die mogelijkheden ziet en aanzetten voor verandering waar op het eerste gezicht alleen moeilijkheden en obstakels verschijnen?
Een manier van kijken
De christelijk-sociale beweging is gaan geloven dat ze een specifieke visie op het maatschappelijk leven heeft en probeert de samenleving volgens deze visie vorm te geven. In ieder geval meent ze aantal eigen waarden te bezitten die in de samenleving geïmplementeerd moeten worden. Vervolgens ontdekt ze niet alleen dat deze implementatie moeilijk valt, maar dat het vrijwel onmogelijk is om een dergelijke visie of dergelijke waarden in de eigen traditie te vinden. De christelijke traditie wil ons geen visie en geen waarden bijbrengen; de christelijke traditie wil ons leren geloven. Niet in een abstracte, bovennatuurlijke waarheid, of in het bestaan van God, of in de openbaring van een juiste ordening of door God gewilde waarden, maar in wat in de wereld tekenen zijn van de nabijheid van het rijk van God dat Jezus verkondigt en belichaamt. Dat rijk is niet van deze wereld, maar vernieuwt deze wereld radicaal.
Dit geloof krijgt niet allereerst gestalte in doelstellingen en in een programma om deze doelen te bereiken. Het drukt zich uit in een specifieke manier van kijken. Het is deze manier van kijken die Jezus probeert zijn leerlingen aan te leren door zijn voorbeeld, door zijn verkondiging, maar vooral in zijn parabels. De parabels bevatten niet zozeer een boodschap, maar probeerden de toehoorders – en proberen nu de lezers – gelovig te leren zien. Laten we een korte reeks parabels nader onder de loep nemen. Het begint met:
Eens ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. Een ander gedeelte ten slotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig (Mattheüs 13: 1-8; vgl. Marcus 4: 1-9; Lucas 8: 4-8).3
Jezus vertelt deze gelijkenis vanuit een boot, omdat er zoveel mensen zijn samengestroomd dat dit de enige plaats is vanwaar hij ze allemaal tegelijk kan toespreken. Het overweldigende verlangen om te horen wat Ik te zeggen heb dat jullie hier brengt, zegt Jezus tegen ze, is vrucht van het zaad dat klaarblijkelijk is gezaaid. Dat zaad is de nabijheid van Gods rijk en jullie aanwezigheid is daarmee een teken van deze nabijheid. Verlangen naar verandering is niet de voorwaarde voor verandering, maar het begin ervan.
Maar de parabel maakt tegelijkertijd duidelijk dat wat er nu bij alle omstanders hetzelfde uitziet, niettemin heel verschillend is. Bij sommige van jullie zit het verlangen naar verandering niet erg diep en zal het weer verdwijnen, zegt Hij. Bij anderen zal het worden weggedrukt door ideeën en gewoonten die er niet mee te verenigen zijn. Maar er zullen er, zegt Jezus, onder jullie ook zijn in wie het zaad van het verlangen ik weet niet hoe vruchtbaar zal blijken. ‘Hoe zit dat bij jou?’ is de vraag die blijft hangen. De strekking van de gelijkenis die in het evangelie van Mattheüs direct op die van de zaaier volgt, is hieraan verwant. Is wat bij jou is opgeschoten wat het lijkt? Is het wat je zelf denkt en hoopt dat het is?
Het rijk der hemelen lijkt op iemand die goed zaad op zijn akker had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen (Mattheüs 13).
Het Griekse woord zizania, hier met ‘onkruid’ vertaald, duidt een plant aan die bij ons dolik of raaigras wordt genoemd. Dat lijkt erg op graan en is er pas van te onderscheiden als de aren zich ontwikkelen en vrucht zetten. Wat een deel lijkt van de toekomstige graanoogst, kan onkruid blijken, en omgekeerd. Hoe zit dat bij jou? Hoe vruchtbaar bent jij?
Tegendraads idee van vruchtbaarheid
Het echt verrassende is dat Jezus er een nogal tegendraads idee van vruchtbaarheid op na blijkt te houden. Hij gaat verder met:
Het rijk der hemelen lijkt op een mosterdzaadje dat iemand op zijn akker zaaide. Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere gewassen; het wordt een boom, zodat de vogels uit de lucht in zijn takken komen nestelen (Mattheüs 13: 31-32; vgl. Lucas 12: 18-19).
Nu is die boom een beetje overdreven: mosterd groeit aan een doorgaans tamelijk rotzooiige struik (vgl. Marcus 4: 31-32) – al beweren sommigen dat er in het Midden-Oosten een mosterdsoort is die inderdaad aan een boom groeit. Het verrassende hier is echter dat Jezus’ aandacht niet uitgaat naar de mosterd die geproduceerd wordt. Hij is geïnteresseerd in de vogels die in de mosterdstruik een rust- en schuilplaats vinden. Psalm 84 spreekt met dezelfde tegendraadsheid over Gods tempel als plaats waar vogeltjes hun onderdak vinden en zwaluwen een nest voor hun jongen (vers 2).
De inzet is hierbij dat de hele wereld uiteindelijk een schuil- en nestel-plaats zal zijn, een plaats van barmhartigheid. De punchline van deze reeks parabels in het Mattheüsevangelie is een gelijkenis van één vers:
Het rijk der hemelen lijkt op zuurdesem, die door een vrouw in drie maten meel werd verwerkt, totdat het er helemaal van doortrokken was (Mattheüs 13: 33).
De hele wereld een plaats waar mensen een toevlucht vinden en elkaar een toevlucht bieden! Blijkbaar gaat het niet om een samenleving die is opgebouwd volgens een christelijk bouwplan of op de grondslag van christelijke waarden. Het gaat om een samenleving waarin heel veel verschillende vormen van leven en goed leven zich thuis kunnen weten. Dan kan iedereen zijn eigen weg vinden, valt niemand buiten de samenleving en kan iedereen eraan bijdragen.
Wie zo bijvoorbeeld naar het onderwijs kijkt, realiseert zich dat iedere leraar degenen in de klas heeft die morgen moeten doen wat dan nodig is, maar waarvan niemand nu kan zeggen wat dat is. Vanuit dit gezichtspunt is christelijk – rooms-katholiek en protestants-christelijk – onderwijs geen onderwijs met een ethische of spirituele meerwaarde, zoals vaak wordt gedacht. Het is onderwijs waarin kinderen zichzelf en elkaar op een bepaalde manier leren zien: als van elkaar afhankelijk voor hun geluk en hun redding. Of, in termen uit de christelijke traditie: als broeders en zusters van de Messias en als dragers van de nabijheid van Gods rijk. In aansluiting bij de preek van de paus in Holguin is dan de vraag: geloof je dat het kind van degene die de taal niet spreekt de rede kan gaan houden die anderen hun bezieling zal doen vinden? Geloof je dat degene die nu in een asielzoekerscentrum wordt opgevangen, ons zal opvangen? Geloof je, kortom, dat de steen die de bouwlieden gedurig verwerpen, de hoeksteen zal worden (vgl. Psalm 118: 22)?
Een samenleving waarin het gemakkelijker is om goed te zijn
Behalve door het Christelijk-Sociaal Congres van 1891 en de rede die Abraham Kuyper daar hield, heeft de christelijk-sociale beweging in haar begintijd veel van haar elan te danken aan de encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII, die in hetzelfde jaar verscheen. De eerste encycliek van paus Franciscus, getiteld Laudato Si’, naar het begin van het zogenoemde Zonnelied van Franciscus van Assisi, heeft als ondertitel Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Dit ‘gemeenschappelijke huis’ is de aarde als omvattend ecologisch systeem, waarin de mens volgens de paus een belangrijke, maar niet de centrale en allesbepalende plaats heeft. Mensen moeten zich er opnieuw bewust van worden dat zij deel zijn van de aarde als ecologisch systeem, juist ook in hun verlangen naar en inzet voor een betere toekomst. Goed leven betekent niet de natuur onderwerpen, maar leven in wisselwerking ermee. Vanuit deze gedachtegang blijkt Laudato Si’ ook van grote betekenis voor ons denken over de samenleving.
De onderlinge afhankelijkheid van alles met alles wordt in de encycliek gesignaleerd met de verwijzing naar een zeldzaam poëtische passage uit de Catechismus van de Katholieke Kerk:
De zon en de maan, de ceder en het bloempje, de adelaar en de mus: het schouwspel van hun oneindige verscheidenheid en ongelijkheid betekent dat geen enkel schepsel aan zichzelf genoeg heeft. Zij bestaan slechts in onderlinge afhankelijkheid om elkaar wederzijds aan te vullen, ten dienste van elkaar.4
Een dergelijke onderlinge afhankelijkheid geldt ook voor de verschillende individuen en groepen in de samenleving. Paus Franciscus citeert in dit verband uit het commentaar van Thomas van Aquino op de fysica van Aristoteles. Thomas vergelijkt het opbouwen van het goede leven in de samenleving met het bouwen van een schip. Volgens Thomas is het onjuist om te denken dat de geschapen werkelijkheid geen doel zou hebben omdat er geen ontwerper of bouwer te horen of te zien is die zijn plannen expliciteert en de zijnden van buitenaf volgens deze plannen ordent. Wie naar dingen, planten, dieren en mensen kijkt, ziet dat zij gericht zijn op onderling verband en onderlinge steun. Thomas ziet dit als een aanwijzing dat
natuur niets anders [is] dan het vakmanschap van een bepaalde kunst, namelijk de goddelijke bouwkunst, die in de dingen is gelegd zodat deze dingen zich bewegen in de richting van een bepaald doel. Het is alsof de scheepsbouwer in staat zou zijn ervoor te zorgen dat het hout uit zichzelf de vorm van een schip aanneemt.5
De consequentie van deze visie is dat niemand het goddelijke plan hoeft te implementeren. Gods plan realiseert zich doordat de dingen, de planten, de dieren en de mensen allemaal hun eigen gang gaan. Ze moeten niet gedwongen worden volgens een bepaald ontwerp aan de samenleving bij te dragen. Ze moeten de vrijheid hebben om te doen waartoe ze van Godswege bestemd zijn en waarop zij zijn gericht.
Voor wie langs deze lijn denkt, betekent goed bestuur de logica die in vrijheid gevolgd wordt, de ruimte te geven en het volgen ervan zo veel mogelijk te faciliteren. Het is dan niet de taak van bestuurders om de goede samenleving te maken, ook niet de goede christelijke samenleving. Het is de taak van bestuurders om te bevorderen dat het binnen een samenleving – met een uitdrukking van de Amerikaanse katholieke activiste Dorothy Day (1897-1980) – gemakkelijker is om goed te zijn. Dit betekent enerzijds dat de vormgeving van hun leven mensen niet wordt afgenomen, maar dat de ruimte om zichzelf te ontplooien en te realiseren wat zij hopen zo groot mogelijk wordt gemaakt. Dit betekent anderzijds dat mensen niet tegen elkaar worden opgezet of uitgespeeld, maar dat gestimuleerd wordt dat ze bij elkaar komen op een manier waarop ze kunnen samenwerken en elkaar kunnen aanvullen bij het vormgeven van hun verhoopte toekomst. Geen smart cities bouwen met een state-of-the-artinfrastructuur, maar stimuleren dat mensen elkaar zo tegenkomen dat ze elkaar creatiever maken en vanuit deze creativiteit hun stad opbouwen.6
Het besef dat de dingen een goddelijke boodschap bevatten
Meestal wordt in christelijk-sociale kringen gedacht dat wat de christelijke bronnen zeggen wel duidelijk is, maar dat het erop aankomt hun boodschap goed over te brengen naar het heden. Laudato Si’ is weliswaar gericht op iedereen, gelovigen én ongelovigen, maar doet nieuw licht schijnen niet alleen op wat het evangelie te zeggen heeft, maar ook op hoe het spreekt. Juist zo maakt de encycliek een nieuwe toegang tot het heden mogelijk waarin geloof centraal staat.
Volgens de katholieke traditie is de gerichtheid van de dingen op het doel dat God ze heeft ingeschapen, door de zondeval verstoord. Er is strijd, er is geneigdheid tot zelfhandhaving ten koste van anderen, er is wreedheid en lijden. Daarom moet de harmonie dat alles in dienst van alles staat, worden hersteld. Daarom is eerbied voor de natuur bijvoorbeeld ook niet in strijd met het bijsturen van de natuur, bijvoorbeeld met het genezen of voorkomen van ziekten. Jezus, concludeert paus Franciscus uit de wijze waarop de evangelies zijn optreden tekenen, keek naar de schepping met een blik die de harmonie van onderlinge dienstbaarheid herstelt. Jezus’ boodschap van de nabijheid van Gods rijk neemt mensen en dieren, planten en dingen niet op in een groot plan dat als een keurslijf werkt. Het rijk van God is de toestand waarin alles en allen tot hun recht komen, werkelijk en zonder belemmering kunnen uitgroeien tot wat hen volgens Gods bedoelingen tot hun bestemming brengt. Dit rijk zag Jezus aanbreken en Hij probeerde het ook anderen te laten zien:
Wanneer Hij iedere hoek van zijn land doorkruiste, hield Hij stil om de door zijn Vader gezaaide schoonheid te aanschouwen en nodigde Hij zijn leerlingen uit te beseffen dat de dingen een goddelijke boodschap bevatten.7
Paus Franciscus wijst hierbij op uit Jezus’ mond opgetekende uitspraken als ‘Vijf mussen kosten maar twee stuivers, nietwaar? Toch wordt niet één daarvan door God vergeten’ (Lucas 12: 6; vgl. Mattheüs 10: 29) en ‘Kijk naar de vogels van de hemel: ze zaaien niet en maaien niet en oogsten niet, jullie hemelse Vader voedt ze’ (Mattheüs 6: 26; vgl. Lucas 12: 24).
Jezus’ verrijzenis en verheerlijking bevestigen volgens paus Franciscus Jezus’ blik als de blik van God zelf: ‘In hem is alles geschapen’ en ‘Hij bestaat voor alles en alles bestaat in hem’ (Kolossenzen 1: 16-17). Jezus’ blik ziet in dat wat is de oorspronkelijke bedoeling en de voorafschaduwing van de situatie waarin God ‘alles in alles’ zal zijn. Dit maakt volgens de paus een nieuwe vorm van geloof mogelijk:
Zo doen de schepselen van deze wereld zich aan ons niet meer voor als een puur natuurlijke werkelijkheid, omdat de Verrezene ze op mysterieuze wijze omgeeft en richt op een bestemming van volheid. Dezelfde bloemen op het veld en de vogels die Hij verwonderd aanschouwde met zijn menselijke ogen, zijn nu vol van zijn lichtende tegenwoordigheid.8
Jezus wekt ons geloof in de mogelijkheden van alle mensen, alle dieren, alle planten en alle dingen doordat Hij niet alleen meer in onze blik zit en deze verlicht, maar met zijn verborgen heerlijkheid en zijn lichtende tegenwoordigheid aanwezig is in wat wij daarbij zien.
Een kwestie van geloven
In zijn preek op vrijdag 25 september tijdens de eucharistieviering in Madison Square Garden in New York sprak paus Franciscus op een vergelijkbare manier over het sociale leven. Grote steden, zegt de paus, herinneren ons aan de diversiteit aan menselijke culturen en de veelheid aan manieren die mensen ontdekt hebben om de zin van het leven uit te drukken. Maar achter deze fascinerende façade gaan velen schuil die niet gezien worden:
Het zijn de vreemdelingen, de kinderen die geen onderwijs krijgen, degenen die geen ziektekostenverzekering hebben, de dak- en thuislozen, de vergeten ouderen. Deze mensen staan aan de kant van onze brede lanen en bevolken onze straten in een oorverdovende anonimiteit. Zij worden deel van een stedelijk landschap dat steeds meer normaal gevonden wordt, door onze ogen, maar met name door ons hart.
Wat ons echter uiteindelijk met hoop vervult, zegt paus Franciscus, is dat Jezus nog steeds door onze straten wandelt, dat Hij deel uitmaakt van het leven van mensen en met ons verbonden is in een omvattende heilsgeschiedenis.
Een hoop die ons bevrijd uit lege ‘verbanden’, uit abstracte analyses of gerichtheid op het sensationele. Een hoop die niet bang is voor betrokkenheid, die werkt als zuurdesem daar waar we ook maar leven en werken. Een hoop die ons, zelfs te midden van de smog de aanwezigheid van God nog doet zien als hij voortgaat met wandelen door de straten van onze stad.9
Kunnen we geloven dat God voortgaat met door de straten van onze stad te wandelen? Ooit was de christelijk-sociale traditie een poging om de wereld van de politiek met de wereld van het geloof te verbinden. Vervolgens werd het, na de Tweede Wereldoorlog, steeds meer een manier om uit het geloof een politiek programma af te leiden dat ook onderschreven kon worden door mensen die het geloof waar het uit voortkwam niet deelden. Nu moeten we echter concluderen dat wanneer de gelovige bronnen niet meer stromen, de christelijk-sociale traditie stilstaand en dood water wordt. Kunnen we geloven in ongekende mogelijkheden, in werkelijk nieuwe dingen, in genade die ons gegund wordt, in God die ons die actief gunt en met ons verbonden blijft?10 Politiek is een kwestie van willen, zeiden de sociaaldemocraten lang. Misschien wordt het tijd om te zeggen: politiek is een kwestie van geloven. Niet van geloven in de politiek, maar van een politiek die gelooft dat het zin heeft zich in dienst te stellen van wat er nog niet is, maar wat onherroepelijk beloofd is en bezig is aan te breken. We weten niet wat het is, maar wij zullen erdoor gered worden.
Noten
- 1.Zie voor een alternatief hiervoor, in het spoor van het religieuze leven binnen de rooms-katholieke kerk: Erik Borgman, ‘Onrust die vrede geeft. Religieus leven als gehoorzaamheid’, Tijdschrift voor theologie 55 (2015), nr. 1, pp. 37-58.
- 2.Preek ‘Een spel van blikken, in staat om geschiedenis te transformeren’ (21 september 2015), no. 8; zie http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=6069
- 3.De volgende Bijbelcitaten zijn in beginsel naar de Willibrordvertaling van 1995, met soms een kleine aanpassing; zie http://www.willibrordbijbel.nl.
- 4.Zie Catechismus van de Katholieke Kerk (11 oktober 1992), nr. 340. Franciscus verwijst ernaar in Laudato Si’, nr. 86; zie de officiële Nederlandse vertaling van het Secretariaat van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland online (http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=5000) of in druk (Bunnik, 2015).
- 5.Thomas van Aquino, Commentaria in octo libros Physicorum, liber 2, lectio 14.
- 6.Vgl. Maarten Hajer en Ton Dassen, Slimme steden. Opgave voor 21e eeuw in beeld. Rotterdam: NAi, 2014.
- 7.Laudato Si’, nr. 97.
- 8.Laudato Si’, nr. 100.
- 9.Preek ‘God is in de stad’ (25 september 2015), zie http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=6080
- 10.Dit is niet alleen een vraag aan de christelijk-sociale beweging, maar ook aan de kerk, haar identiteit en haar structuur. Zie voor reflecties hierop mijn boek Waar blijft de kerk? Gedachten over opbouw in tijden van afbraak. Baarn: Adveniat, 2015 (ter perse).
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.