Een onwaarschijnlijke partij
Samenvatting
Op zaterdag 23 augustus 1975 werd het eerste CDA-congres gehouden. Vijf jaar later, op 11 oktober 1980, werd het CDA daadwerkelijk opgericht. Inmiddels zijn er 40 en 35 jaar verstreken. Als we vanaf beide markeringspunten eenzelfde tijdspanne terugreizen, belanden we in 1935 of 1945. Onmiddellijk zien we dan hoe onwaarschijnlijk de totstandkoming van het CDA was.
In 1935 maakten de drie groeperingen die later het CDA vormden, deel uit van een kabinet onder leiding van Hendrik Colijn (ARP). Maar de Coalitie liep op haar laatste benen. Na de crisis om het gezantschap bij het Vaticaan in 1925 volgden twee extraparlementaire kabinetten – onder leiding van de jonkheren D.J. de Geer (CHU) en Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck (RKSP). In 1933 had Colijn weliswaar een parlementair kabinet gewrocht, maar tegen de zin van de RKSP had hij daarin ook liberalen en vrijzinnig-democraten opgenomen. Nadat de katholieke fractievoorzitter P.J.M. Aalberse bij een tussentijdse crisis in 1935 als formateur al had verkend of een kabinet met de SDAP mogelijk was, kwam in 1939 het definitieve einde van de Coalitie, toen de katholieke bewindslieden Colijns vierde regeringsploeg verlieten. Colijns opzetje om alleen met antirevolutionairen, christelijk-historischen en liberalen een vijfde kabinet te vormen, liep na twee dagen spaak op een katholieke motie van wantrouwen.
***
Opmerkelijk is dat in 1939 CHU en RKSP samen verder optrokken, terwijl de ARP buitenspel kwam te staan. De Geer vormde een kabinet waaraan behalve de oude coalitiegenoten RKSP, CHU en VDB voor het eerst de SDAP deelnam. (De antirevolutionair Gerbrandy trad tegen de uitdrukkelijke wens van zijn partij toe.)
In een ijskoud Utrechts parochiezaaltje werd in december 1945 de RKSP omgezet in de KVP. De staatspartij werd volkspartij en sloot daarbij zelfs in naamgeving aan bij de Nederlandse Volksbeweging, waarin nogal wat prominente partijleden zich actief betoond hadden. Met het oog op de verkiezingen van 1946 probeerde de KVP onder energieke leiding van pater Stokman, lijsttrekker in zes kieskringen, zelfs tot een gezamenlijk, en vooral vooruitstrevend, urgentieprogram met de PvdA te komen. Maar die hield de boot af. Desalniettemin begon de KVP vastberaden aan twaalf jaar rooms-rode samenwerking. De christelijkhistorischen mochten in 1948 aanschuiven; de antirevolutionairen deden pas vanaf 1952 weer mee.
Het denkbeeld dat Nederland altijd een driestromenland is geweest, deugt niet. Sinds de negentiende eeuw was het een vierstromenland. Met elk van de drie hoofdstromingen waarin het protestantse Nederland uiteenviel, werkten katholieken successievelijk samen, waarbij ze de maatschappelijke ladder steeds verder afdaalden. Nadat het bisschoppelijk mandement van 1868 de samenwerking met de liberalen beëindigde, duurde het twintig jaar voor katholieken en antirevolutionairen de Coalitie vormden. Toen die na een halve eeuw uiteenviel, koos men voor de democratisch-socialisten.
In het interim-kabinetje-Beel II (1958-1959) zouden de oude partners nog één keer met elkaar regeren. Daarna deden ook anderen mee. Geleidelijk bleken roomse en protestantse confessionelen elkaar toch weer te vinden. Maar zomaar ging dat niet. Het eerste CDA-congres in 1975 werd een ramp. In de maanden ervoor waren KVP-leider Frans Andriessen en ARP-fractievoorzitter Willem Aantjes recht tegenover elkaar komen te staan. De KVP was sinds 1945 een open christendemocratische partij, die ook voor anderen openstond – althans op papier. Zo wenste Andriessen ook het CDA ingericht te zien. Aantjes verlangde een beginselpartij.
Over die tegenstelling ging zijn befaamde rede. Maar niet daarom, maar om het bewogen slot werd de toespraak beroemd: ‘Geen plaats voor christelijke politiek? De wereld hunkert naar christelijke politiek! Een politiek die spreekt voor wie geen stem hebben; die handelt voor wie geen handen hebben; die een weg baant voor wie geen voeten hebben; die helpt wie geen helper hebben.’
***
Aantjes’ relaas over de werken van de barmhartigheid uit Mattheüs 25 – niks ‘Bergrede’ – was geënt op een gloedvol betoog over gerechtigheid dat de Belgische vakbondsman August Vanistendael, secretaris-generaal van een internationale katholieke organisatie voor ontwikkelingshulp, in december 1974 in Noordwijkerhout had afgestoken bij de viering van het veertigjarig bestaan van de KRO-radio-actualiteitenrubriek: ‘Want als we om ons heen kijken, stellen we vast dat de hongerigen niet gespijsd en de dorstigen niet gelaafd worden; zij sterven beiden langs de stoffige wegen van hun dor land. De gevangenen worden niet bevrijd, zij worden gefolterd. En vaak noemen hun beulen zich christenen. De naakten worden niet gekleed, maar uitgestoten. De zachtmoedigen zijn niet de bezitters van het land, maar wel de gewelddadigen.’
Frans Andriessen moet Aantjes’ inspiratiebron herkend hebben, want hij zat in Noordwijkerhout op de eerste rij, tussen kardinaal Bernard Alfrink en apostolisch nuntius Angelo Felici. Aantjes’ rede maakte grote indruk, maar politiek leed hij een nederlaag. ’s Middags verwierp het congres met 597 tegen 336 stemmen een amendement van Fred Borgman dat CDA-vertegenwoordigers behalve het program en het beleid ook ‘het uitgangspunt’ (het evangelie als richtsnoer) dienden uit te dragen. Daarentegen nam het congres met een grote meerderheid een KVP-amendement aan: partijvertegenwoordigers zouden het ‘uitgangspunt’ weliswaar uitdragen, maar ‘op basis van het programma en het beleid’. Wars van antirevolutionaire prinzipienreiterei omhelsden CHU’ers onverwacht het KVP-standpunt.
Het einde weerspiegelde het begin. Terwijl Abraham Kuyper nog lang huiverig was voor katholieken – nooit zou de ‘klove’ tussen Rome en reformatie gedempt worden – baande zijn kompaan A.F. de Savornin Lohman, de latere voorman van de CHU, die jarenlang rechter in het roomse Den Bosch was geweest, destijds onbeschroomd de weg naar de Coalitie.

Het bestuur van het tweede Christelijk-Sociaal Congres in 1919. In het midden voorzitter P.A. Diepenhorst, hoogleraar staathuiskunde en vooraanstaand lid van de Anti-Revolutionaire Partij. Het eerste congres werd gehouden in 1891.
Bron: Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Vrije Universiteit Amsterdam, archiefcollectie prof. mr. P.A. Diepenhorst
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.