De worsteling om spiritueel activisme
Samenvatting
In 2013 bestond de rooms-katholieke vredesorganisatie Pax Christi Nederland 65 jaar. Het markeerde meteen het formele einde van de organisatie: Pax Christi fuseerde met het InterKerkelijk Vredesberaad en heet sinds januari 2014 Pax. Deze naamsverandering leidde tot felle discussies. Was het uit beeld laten verdwijnen van de religieuze binding van de organisatie wel een goed idee? Het leidde ertoe dat de leiding van de organisatie probeerde duidelijk te maken dat de christelijke inspiratie van de beweging springlevend was.

Maarten van den Bos
Mensen van goede wil. Pax Christi 1948-2013
Wereldbibliotheek | 2015 | 320 pp. | € 29,95 | ISBN 9789028426009
***
Deze gang van zaken is typerend voor Pax Christi. Weinig gebeurde daar zonder uitvoerige en bij tijden felle debatten en de kwestie van de identiteit slaagde er steeds opnieuw in de hartstochten te wekken. Maarten van den Bos, een historicus uit de school van Piet de Rooy die naam maakte met een leesbare en verhelderende dissertatie over de recente geschiedenis van het Nederlandse katholicisme getiteld Verlangen naar vernieuwing. Nederlands katholicisme 1953-2003 (2012), laat dit zien in de geschiedenis die hij in opdracht van Pax Christi Nederland van de beweging schreef. Dit maakt zijn boek interessante lectuur. Als onderdeel van de vredesbeweging was Pax Christi in de jaren tachtig van de vorige eeuw een prominente stem in het Nederlandse publieke debat. Van den Bos besteedt uitvoerig aandacht aan de campagne tegen de neutronenbom en vooral tegen de kruisraketten, en laat zien dat die Pax Christi veel bekendheid opleverde, maar eigenlijk maar weinig manoeuvreerruimte bood. Hij brengt de worsteling in beeld om na deze campagne de draad weer op te pakken, de felheid waarmee gediscussieerd werd, het eindeloze beraadslagen over strategie, het succes en de jammerlijke nederlagen. Het betekent een belangrijke aanvulling op wat we weten van de ideologische strijd in Nederland gedurende het laatste kwart van de twintigste eeuw.
Het is een geschiedenis met toppen en dalen, van persoonlijk succes en persoonlijk falen, en Van den Bos geeft er een levendig beeld van. Hij maakt met name duidelijk dat het voor Pax Christi niet eenvoudig was met succes om te gaan. Gebundelde actie heeft de gemeenschappelijke overtuiging nodig dat alles van het bereiken van één concreet doel afhangt. Maar als het concrete doel bereikt is, blijkt daarmee toch niet alles gerealiseerd waarop gehoopt werd: het niet plaatsen van de kruisraketten wilde nog niet zeggen dat de wereldvrede aanbrak. Van den Bos laat zien hoe lastig dit gegeven voor Pax Christi was. Hij vertelt hoe bestuurlijke strategiediscussies en persoonlijke machtsstrijd uiteindelijk uitliepen op een concentratie op de mensenrechtensituatie in Latijns-Amerika en het aangaan van relaties met dissidente groepen in Oost-Europa in de jaren tachtig, en na de val van de Berlijnse Muur in 1989 tot professionele inzet van Pax Christi-vredewerkers in uiteenlopende conflictgebieden. Hij stileert hierbij Pax Christi binnen wat geldt als het stereotiepe verloop van een sociale beweging: van brede betrokkenheid van idealistische vrijwilligers naar toenemende professionalisering, die de effectiviteit en de slagkracht ten goede komt, maar de relatie met een brede achterban moeilijk maakt.
***
Verschillende mensen die zelf binnen Pax Christi actief waren, hebben op internet kond gedaan van hun onvrede met Van den Bos’ geschiedschrijving. Initiatieven die niet passen in het schema van toenemende professionalisering gepaard aan politieke beinvloeding, worden door hem inderdaad niet of zeer terloops vermeld. De indruk ontstaat dat ze eigenlijk a priori tot mislukken gedoemd waren, omdat ze niet overeenkwamen met de ontwikkeling in de richting van een gespecialiseerde ngo. Hiermee lijkt Van den Bos in een bekende historische valkuil te trappen: de geschiedenis beschrijven als voorbode van haar feitelijke afloop. En ook dan kijkt hij nog eenzijdig. Er zijn inmiddels binnen de fusieorganisatie Pax zo’n vijfenzeventig ‘Ambassades voor Vrede’ actief: lokale groepen die zich in eigen omgeving inzetten voor vrede en verbondenheid en vanuit deze inzet de verdere activiteiten van de organisatie steunen en er bekendheid aan geven.
Van den Bos geeft aan het eind van zijn boek toe niet helemaal greep te hebben gekregen op zijn materiaal. Het is een van de merkwaardigste laatste zinnen die ik gelezen heb: het blijft ‘als buitenstaander frappant te constateren hoezeer de in retrospectief soms wat oeverloos overkomende discussies over de identiteit en positie van Pax Christi een basis waren voor mensen om zich met grote overtuiging in te zetten voor vrede, veiligheid en rechtvaardigheid’. Strategisch en tactisch lijkt het steeds maar herkauwen van de vraag naar de eigenheid en de eigen betekenis weinig op te leveren. Met een vleugel binnen met name de professionals van Pax Christi vanaf de tweede helft van de jaren tachtig suggereert Van den Bos dat degenen die blijven hameren op de spirituele kant van de beweging, gedreven werden door zinloze heimwee. De rooms-katholieke kerk in Nederland is dan immers geen echte machtsfactor meer en verbinding met het instituut helpt niet bij het echte doel van de organisatie, te weten de beïnvloeding van de buitenlandse politiek op het gebied van oorlog en vrede. Spiritualiteit kan alleen nog de persoonlijke motivatie voeden.
Van den Bos lijkt niet in de gaten te hebben dat dit geen analyse is, maar een standpunt. Dit standpunt werd door lang niet iedereen binnen Pax Christi gedeeld en er is veel in de geschiedenis van de beweging dat onverklaarbaar blijft als ze in dit perspectief gezien wordt. Zoals inderdaad het voortdurende en hartstochtelijke debat over de eigen identiteit. Zoals ook het feit dat mensen die het met betrekking tot de concrete vragen van strategie en tactiek volledig met elkaar oneens waren, toch in de beweging bleven en met elkaar bleven discussiëren. Zoals het feit dat steeds opnieuw naar activiteiten werd gezocht die ‘vrede’ maakten tot een thema dat verbonden was met het dagelijks leven hier in Nederland.
***
Van den Bos gaat er vanaf het begin van zijn boek van uit dat Pax Christi uiteindelijk gericht is op de beïnvloeding van de politiek. Het is echter twijfelachtig of dit de beste manier is om de beweging te zien. De oprichters van Pax Christi spanden zich na de Tweede Wereldoorlog in voor vrede en verzoening door gebed en ontmoeting, met name tussen vertegenwoordigers van Frankrijk en Duitsland, de voornaamste voormalige vijanden. Deze ontmoetingen vonden doorgaans plaats in een Europese bedevaartplaats en er werd vooral gezorgd dat Fransen en Duitsers zich in gelijke mate als mededragers van de activiteiten konden beschouwen. Zo werd er gebouwd aan spirituele vriendschap die de plaats kon innemen van vijandschap, zo was de gedachte, en erkenning van elkaar als broeders en zusters in Christus die ware vrede in de zin van het Bijbelse shalom pas mogelijk maakte. Pas tijdens de Vietnamoorlog ging de Nederlandse afdeling van Pax Christi zich inzetten om oorlog te bestrijden en in deze zin de politiek te beïnvloeden.
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ontwikkelde Pax Christi zich tot vernieuwende kracht binnen de Nederlandse katholieke kerk. De Pax Christi-voettochten, die van 1957 tot 1984 jaarlijks werden georganiseerd en die middelbare scholieren de mogelijkheid boden in gelovig perspectief onder elkaar te spreken over zaken die voor hun toekomst belangrijk waren, zoals vrede en hun eigen inzet ervoor, waren een begrip. De campagnes voor de vredesweek benadrukten steevast dat vrede iets anders was dan het stoppen van oorlog. De spirituele dimensie werd gedurende de jaren zeventig duidelijk tot uitdrukking gebracht in de nog altijd bij velen bekende slogan ‘Geweld eindigt waar liefde begint’ op de poster met het prikkeldraad dat uitloopt in een roos. Pas in de eerste helft van de jaren tachtig begint de aandacht steeds eenzijdiger uit te gaan naar de strijd voor kernontwapening en ontstaat de neiging andere activiteiten te zien als daarvan in dienst staand.
In zijn boek toont Van den Bos uiteindelijk een ontwikkeling die hij zelf niet scherp in beeld krijgt. De kaderleden van Pax Christi gingen in de jaren tachtig steeds meer over de beweging denken in termen van een sociale beweging die het internationale beleid wilde beïnvloeden ten gunste van de vrede. Deze visie hadden zij geleerd aan het Instituut voor Polemologie in Groningen of het Instituut voor Vredesvraagstukken in Nijmegen. Zij zagen de leden van Pax Christi spontaan als ‘achterban’ voor de op de politiek gerichte activiteiten die zij bedachten en deze activiteiten als het echte doel van de beweging. Een belangrijk deel van de leden van Pax Christi ging hier niet in mee. Zij bleven de beweging beschouwen als op allerlei manieren gericht op het bevorderen van vrede, dichtbij en veraf, maatschappelijk en persoonlijk, en zij gedroegen zich hier ook naar. Maar in de sterk in politieke termen denkende jaren zeventig en tachtig konden zij voor hun visie op de inzet van de beweging steeds minder de woorden vinden.
***
Van den Bos is in 1984 geboren en lijkt zich bij de brede spirituele inzet van Pax Christi weinig te kunnen voorstellen. Hij signaleert met verbazing dat in het begin van de beweging vrede allereerst werd opgevat als een relatie met God en dat de leden van de afdelingen ‘vrienden van Pax Christi’ – echte leden had de beweging in het begin nog niet – geacht werden ten dienste daarvan hun geloofs- en gebedsleven te versterken. Hierin lijkt Pax Christi zich te hebben gemodelleerd naar de Sint Vincentiusvereniging, waar de leden geacht werden activiteiten om de armen van dienst te zijn te combineren met een deze activiteiten dragende geloofs- en gebedspraktijk. Voor Van den Bos lijkt het zozeer vanzelfsprekend dat praktische inzet gericht is op het resultaat ervan, dat hij zich niet goed kan voorstellen dat daar ooit anders over werd gedacht, juist als het om vrede ging.
Het boek van Van den Bos is niet de gedroomde geschiedenis van Pax Christi Nederland. Een belangrijke tekortkoming is nog dat het heel weinig oog heeft voor de plaats van Pax Christi Nederland in de wereldwijde beweging. Het is echter goed en toegankelijk geschreven en gebaseerd op degelijk archiefonderzoek, zodat het soms haast terloops belangrijke zaken zichtbaar maakt. Het verdient daarom een ruim lezerspubliek. Aan het einde roept Van den Bos de nieuwe fusieorganisatie Pax op om haar missie te verwoorden in de termen van het recent ontwikkelde veld van de publieke theologie, die erop gericht is de relevantie duidelijk te maken van een religieuze benadering van thema’s uit de publieke discussies. Daar sluit ik mij graag bij aan. Als Van den Bos de geschiedenis van Pax Christi in iets andere termen had beschreven, had zijn eigen boek daar meer materiaal voor kunnen leveren. Dan was ook duidelijker geweest dat dit pleidooi geheel in de lijn is met de geschiedenis van Pax Christi Nederland, vanaf de eerste, mislukte poging tot oprichting in 1948, via de geslaagde in 1951, tot aan de fusie in 2013.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.