De paradox van de vrijheid
Samenvatting
In het politieke domein is vrijheid een hoge, zo niet de hoogste, waarde. In zo ongeveer alle niet-politieke domeinen is vrijheid daarentegen nooit de hoogste waarde, maar speelt hooguit een ondergeschikte, faciliterende rol. Dat betekent, paradoxaal gesproken, dat de politieke orde vrijheid als hoogste waarde tout court actief dient te ontmoedigen, zonder daarbij de politieke vrijheid te schaden. Hoe kan dat? Hoe kan de politiek aan morele beïnvloeding en aan sociale cohesie werken, zonder paternalistisch de vrijheid van mensen in te perken? Voor de christendemocratie dienen zich hier interessante mogelijkheden aan.
Of – een heel ander voorbeeld – een vrije economie met een vrije bankensector is een belangrijk goed, zowel vanwege de vrijheid zelf (het is een waarde in zichzelf dat mensen zelf kunnen kiezen wat ze produceren en waar ze gaan werken) als vanwege de creativiteit die een vrije markt losmaakt. Maar de kern van een economie ligt in zorgvuldige waardetoevoeging samen met en ten behoeve van gelijkwaardige anderen, in coöperatieve waardecreatie. Dat is iets heel anders dan de markt zien als platform voor de realisatie van mijn allerindividueelste vrijheid, alsof anderen niet bestaan of op hun best slechts minderwaardig materiaal vormen voor mijn private levensproject, uitmelkbare productiemiddelen voor mijn winstmaximalisatie, zoals het dominante mensbeeld in de bankensector (ver) werd.
Natuurlijk mag er in domeinen als opvoeding of onderwijs geen knechtende en knevelende, onderdrukkende sfeer zijn, maar evenzeer is duidelijk dat maximale vrijheid ook hier ronduit misdadig is. In de opvoeding is men actief bezig het kind ‘in te leiden in betekenissen’ (zoals de definitie van Imelman luidt)1 of beter wellicht nog: ‘in te wijden in betekenissen’. Dat betekent onmiskenbaar dat men op eigen gezag aan het kind van alles aanbiedt waar het kind op dat moment in zijn leven helemaal niet voor zou kiezen. Lezen, rekenen, schrijven, taal; veel kinderen zouden in hun vrijheid net zo lief buiten voetballen. Maar daarmee zouden we het kind juist allerlei ontplooiings- en ontwikkelingsmogelijkheden onthouden. Opvoeding en onderwijs betekenen juist niet het kind vrijlaten, maar het aan de hand nemen en van alles doen proeven, aanraken, horen, zien en benoemen, opdat het daarna in vrijheid een eigen betekenisoriëntatie kan ontwikkelen. Alleen zo gaan werelden open.
Zo kan men doorgaan: vrije media zijn essentieel, maar daarbinnen moet het uiteraard om betrouwbare informatie en niet om vrije fantasie gaan. En in de zorg legt men terecht nadruk op ‘autonomie’, vrijheid van de patiënt, maar het gaat natuurlijk om liefdevolle zorg.
Concluderend: in zo ongeveer alle niet-politieke domeinen, om te beginnen die van familie, buurt en civil society (wat we in Nederland het ‘middenveld’ noemen), maar ook het domein van internet, het economische domein en het domein van de sport, wat we ook opnoemen, vrijheid is in al die domeinen eigenlijk nooit de hoogste waarde, maar speelt hooguit een ondergeschikte, faciliterende rol. In het westerse, burgerlijke maatschappijmodel is politieke vrijheid wel degelijk een noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren van allerlei niet-politieke sferen. Die sferen kan men typeren als ‘soeverein’, zoals Abraham Kuyper deed, maar dat is te mager, te negatief. Het zijn verantwoordelijkheidssferen, waardesferen. Beter nog: het zijn humaniseringsferen, vreugdesferen, gelukssferen. Want overal waar mensen waarden realiseren, realiseren ze iets van hun menselijke bestemming en creëren ze vreugde. In al die sferen heeft vrijheid op zichzelf daarom niet zoveel te betekenen, maar worden mensen via heel andere waarden aan elkaar verbonden. Zo ontstaat een besef van onderlinge verbondenheid tussen mensen – wat dan weer een essentiële voorwaarde is voor het gezamenlijk dragen van een politieke vrijheidsorde, waarbinnen we elkaars, ieders gelijke waardigheid garanderen. Zo creëren de buitenpolitieke sferen, waarin vrijheid niet de hoogste waarde is, datgene wat essentieel is voor het draagvlak onder de politieke orde, maar wat die politieke orde niet zelf kan leveren. Zo bevestigt deze analyse wat door allerlei sociaal- en politiek theoretici al sinds enkele eeuwen naar voren gebracht is: zonder civil society geen functionerende democratische rechtsstaat.
Gevolgen van de misplaatste vrijheidsgedachte
Als vrijheid impliciet of expliciet de hoogste waarde wordt in allerlei maatschappelijke domeinen, kunnen zich allerlei onvoorziene en ook vaak onwenselijke gevolgen voordoen. Men kan die op de algemene noemer van ‘desoriëntatie’ samenvatten. Met name in het permanente culturele overdrachtsproces van generatie op generatie kan er dan gemakkelijk kortsluiting ontstaan. Die kortsluiting kan uiteindelijk ook politieke gevolgen krijgen – en daarmee is een gevaarlijke dynamiek in het leven geroepen.
Er kan sprake zijn van psychische gevolgen. Waar een samenleving niet meer een diversiteit aan waarden als nastrevenswaard aanbiedt, maar al haar deelnemers terugwerpt op de eigen vrijheid – ‘zoek het maar uit’ – krijgt het kiezende individu een zware last te torsen. Dit bevindt zich dan in een situatie van oriëntatieloze diffuusheid, waarin het gemakkelijk zijn identiteit kan gaan zoeken in de imitatie van anderen en daarin in competitie-om-de-competitie. Er kan dan zomaar een platte ratrace ontstaan om te scoren op die indicatoren die kennelijk door anderen ook van belang geacht worden. De vrijheid slaat dan gemakkelijk om in een diffuse groepsdwang waarbinnen snel onderscheid gemaakt wordt tussen ‘winners’ en ‘losers’, maar op grond van geheel onduidelijke criteria. Omdat je niet weet waarop je je echt kunt oriënteren, moet je eigenlijk alle opties tegelijk openhouden en op alle fronten tegelijk jezelf manifesteren. Dat vergt een set van competenties waarover maar enkelen beschikken. Als men psychische aandoeningen ook als sociaal-culturele signalen mag verstaan, is het veelzeggend dat veel hedendaagse aandoeningen binnen de geestelijke gezondheidszorg tegenwoordig in het borderlinespectrum geplaatst worden. In een oriëntatiearme context worden grenzen tussen ik en niet-ik kennelijk poreus en bezwijken mensen onder de diffuse vrijheid.
Er kunnen ook existentiële gevolgen zijn. Als vrijheid in allerlei sferen als de hoogste waarde wordt gepresenteerd, betekent dit dat het erg moeilijk wordt voor mensen om überhaupt waarden als waarden te herkennen en te ervaren. Alles van waarde wordt een te kiezen (of niet te kiezen) preferentie. De hele klasse van levensvormende, humaniteitdragende waarden – liefde, waarheid, schoonheid, arbeidsvreugde, zorgzaamheid, enzovoort – komen ervaringsmatig op gelijke hoogte te staan met pindakaas of pretparkbezoek. Daarmee liggen ervaringen van zinloosheid en nihilisme op de loer. Waarden krijgen pas hun verbindende, richtinggevende potentieel omdat ze in een groter kader van een gemeenschap of een traditie als van een fundamenteel ander niveau dan mogelijke individuele preferenties worden doorgegeven, belichaamd, gevierd.
Sociale gevolgen van ‘horizontale vrijheid’ zijn ook niet mals. Er is inmiddels een hele literatuur – en een achterliggende werkelijkheid – over hufterigheid, korte lontjes, Dikke Ikken, graaiende managers, een onder jongere generaties afnemende bereidheid tot zorggerelateerd vrijwilligerswerk, enzovoort. Als de sociale structuren geheel in de sleutel van de vrijheid komen te staan, blijven er geen sociale structuren over, maar op zijn best kortstondige ‘projecten’.
Uiteindelijk – en hier bijt de vrijheidsslang in zijn eigen staart – kunnen de psychische, existentiële en sociale gevolgen ook politieke gevolgen krijgen. Immers, het zozeer met vrijheidsdwang en keuzestress belaste individu kan zich gemakkelijk gaan wenden tot een instantie die voor hem de keuzes maakt. Het verlangen om overheerst te worden kan de overhand gaan krijgen. Bovendien, misschien is mijn buurman wel zoals ikzelf ben: een vrijheidsmaximaliseerder. Die moet zeker in toom gehouden worden, zodat hij niet met zijn levensstijl mijn omgeving onveilig maakt (maar ja, mijn buurman denkt waarschijnlijk net zo over mij).
In een dergelijke context kunnen gemakkelijk een groot maatschappelijk onbehagen en onveiligheidsgevoelens ontstaan, die de roep om ‘krachtige maatregelen’ in de hand werken. Als vrijheid een centrale maatschappelijke waarde gaat worden, gaat ze een bedreiging vormen voor de politieke vrijheid.
Eén voorbeeld hiervan is te vinden in de recente veiligheidshausse. Hans Boutellier heeft hiervoor het beeld van bungeejumpen gehanteerd: we willen in absolute vrijheid ons eigen avontuurlijke leven leiden, maar als er iets misgaat, willen we wel heel graag een schuldige kunnen aanwijzen: de overheid, die toch een ‘vergunning’ heeft gegeven, en het bungeekoord toch heeft ‘gecertificeerd’?2 De zelfdiscipline en zelfsturing en de ‘samendiscipline’ en ‘samensturing’ die tezamen essentieel zijn voor de niet-politieke sferen worden ingeruild voor politieke discipline en politieke sturing – alsof die vrijheid ons niet langer schelen kan. ‘Overheid, bescherm mij voor mijn medeburgers!’ ‘Overheid, bescherm mij voor mezelf en mijn mogelijk verkeerde keuzes’!
Contouren van een christendemocratische vrijheidspolitiek
De politieke paradox van de vrijheid kan nu een stap verder ontwikkeld worden. Hiervoor gaf ik een staccatoformulering: vrijheid is in het domein van de politiek de hoogste waarde, maar in vrijwel alle andere domeinen een van de laagste waarden. Daaraan moet de volgende, al even paradoxale uitwerking toegevoegd worden: een politieke orde waarin vrijheid de hoogste waarde is, heeft er voor haar voortbestaan alle belang bij dat in andere domeinen andere waarden dan vrijheid daadwerkelijk leidend zijn, en zal dus vrijheid als hoogste waarde tout court actief ontmoedigen, zonder daarbij een moment de politieke vrijheid te schaden.
Nu wordt het pas echt spannend! Hoe kan de politiek in niet-politieke sferen iets bewerken ‘zonder de politieke vrijheid te schaden’? Met andere woorden: hoe kan de politiek aan morele beïnvloeding en zo aan sociale cohesie werken, zonder paternalistisch de vrijheid van mensen in te perken? Toch liggen hier diverse mogelijkheden die juist voor een christendemocratische politieke oriëntatie interessant zijn. Hoe kan dit? Een aantal mogelijkheden (die in oplopende mate van voorzichtigheid gehanteerd kunnen worden):
- Door niet actief schade toe te brengen aan het aanwezige morele potentieel in allerlei sectoren. In recente jaren zijn er in allerlei sectoren – met op zich soms best lovenswaardige bedoelingen – allerlei afrekenmechanismes in het leven geroepen die niet direct bevorderend waren voor een goed besef van de leidende waarden in die sectoren. De grote nadruk op output, efficiency en kostenbeheersing heeft het gesprek over en het besef van de leidende waarden binnen veel sectoren onderdrukt. Dat is spelen met vuur. Laat een overheid zich heel sterk bewust zijn van de (vaak onbedoelde) sociaal-morele gevolgen van haar sturing en haar beleid.
- Door voorbeeldgedrag. De overheid dient in elk geval de waarden die men belangrijk vindt in de samenleving, zelf vorm te geven voor zover het haar eigen handelen betreft. Het is curieus om van burgers te verlangen dat zij zelf allerlei initiatieven nemen en tegelijk de giftenaftrek ter discussie te stellen. Wie respect in de samenleving belangrijk vindt, dient zelf respectvol met burgers om te gaan – ook al heeft men soms een formulier verkeerd ingevuld. Wie een participatiesamenleving wil, zal ook moeten nadenken over reële verlofregelingen (en die binnen de overheid ook toekennen). Dus: overheidsconsistentie.
- Door morele dialoog. Een politicus kan, als medeburger-met-bijzondere-opdracht, de dialoog aangaan: over het maatschappelijk karakter van ondernemingen en instellingen, over topinkomens, over het sociale karakter van een woningcorporatie, over de zorgvisie van een verpleeghuis, enzovoort. Dat betekent helemaal niet dat een politicus zich dan direct committeert om er iets aan te ‘doen’, in de zin van met maatregelen of wetgeving komen. Juist christendemocraten erkennen het eminente belang van waarden, idealen en inspiratie en zouden dus een voortrekkersrol kunnen spelen in het voortdurende debat hierover in allerlei sectoren. Op die wijze werken ze indirect, als een soort toegift, ook mee aan politieke stabiliteit.
- Door verontwaardiging te uiten, naming-and-shaming in het geval van excessen of anderszins moreel moeilijk verdedigbare praktijken, én expliciete waardering voor waar juist moreel hoogstaande en moreelcreatieve praktijken ontwikkeld worden. Stel prijzen in, deel bloemen uit, feliciteer, bedank! Maar bedenk ook hedendaagse, hoffelijke, speelse ‘pek en veren’.
- Door subtiele, maar tegelijk volledig transparante stimulansen voor bepaald gedrag. Dat kan in de vorm van een subsidie zijn (ofjuist het uitsluiten of stopzetten van subsidie), maar ik denk hier vooral aan het zogenoemde ‘nudging’: overheidsduwtjes in de goede richting.
- Pas in laatste instantie, maar dan moet er naast een morele grond ook een expliciete rechtsgrond voor zijn, kunnen maatregelen of wetgeving volgen.
Christendemocratische vrijheidsthema’s
Welke thema’s kan men in relatie tot vrijheid als specifiek christendemocratische speerpunten aanwijzen?
- Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De christendemocratie kent vanuit haar eigen geschiedenis als geen ander het belang van gewetensen godsdienstvrijheid. Ze zal zich dan ook actief inzetten voor geloofsvervolgden elders ter wereld. Dat kunnen christenen zijn, die op veel plaatsen in de wereld te maken hebben met allerlei subtiele en minder subtiele vervolgingen of kwetsbaarheid. Maar het kan ook om atheïsten gaan, die in nogal wat landen grote problemen ondervinden wanneer ze openlijk zeggen niet in een god of hogere macht te (willen/kunnen) geloven. Het werk van CDA-Tweede Kamerlid Omtzigt in relatie tot de situatie van Armeense christenen in Turkije verdient een eervolle vermelding in dit opzicht. Hiertoe behoort ook het opkomen voor de vrijheid tot ritueel slachten. De vrijheid van onderwijs is hier zeker ook een speerpunt.
- Bevrijding van seksuele slavernij. Vrijheid van het (vrouwen)lichaam. Het is werkelijk godgeklaagd dat we in Nederland gedwongen prostitutie en mensen- i.c. vrouwenhandel hebben en er niet werkelijk door geraakt lijken te worden. Christendemocratische politici zullen dit thema onvermoeibaar op de agenda zetten.
- Bevrijding van financiële slavernij. In snel toenemende mate hebben landen én consumenten binnen landen (met name in Nederland) én allerlei instellingen en organisaties hun hoofd in een strop gestoken (die hun maar al te graag voorgehouden werd door financiële instellingen). Daarmee is een nieuw soort onvrijheid ontstaan, die men financiële slavernij zou kunnen noemen. Zo kunnen landen elkaar in de financiële houdgreep nemen, maar zo kunnen banken ook burgers en bedrijven in een financiële houdgreep nemen. In Nederland kunnen mensen niet, zoals in Amerika, een huis teruggeven aan de bank. Daardoor lopen banken in feite te weinig risico en hebben ze een onevenredige machtspositie. Christendemocratische politici zullen er alles aan doen om de knevelende macht van het geld te doorbreken en te kijken naar ademgevende herstructurering van schulden (jubeljaar; een heel oude Bijbelse instelling), voor landen (Griekenland), voor instellingen en voor burgers. Te denken is ook aan het stimuleren van andere financieringsvormen (bijvoorbeeld crowdfunding). Grote voorzichtigheid in het aangaan van schulden – denk aan het financieringstekort – hoort hierbij. Neminime mancipavi, zei Groen van Prinsterer trots: van niemand ben ik slaaf geworden. Dat is ook een financiële wijsheid.
- Vrijheid van de persoon (lichaam en geest). In hoog tempo ontstaat in Nederland een nieuwe onvrijheid rond het lichaam. Er is een levensstijlpolitiek aan het ontstaan die diep ingrijpt in de vrijheid van mensen. Het rookverbod kan men rechtvaardigen met schade die toegebracht wordt aan anderen, maar er dreigt nu – het is nog niet zo ver – een nieuwe gezondheidsterreur, waarin hoe langer hoe meer het idee van een volmaakte, gezonde mens dwingend opgelegd wordt. Wee je gebeente als je een ziekte of een gebrek hebt: dat zul je dan wel zelf gedaan hebben. We dwingen elkaar, lichamelijk maar ook psychisch, hoe langer hoe meer in het strakke keurslijf van ‘succes’ – een genadeloos keurslijf, zonder tweede kans.
- Vrijheid voor maatschappelijk initiatief. De mate waarin mensen in al die levenssferen in de achterliggende jaren aan toenemende regeldruk onderworpen zijn, is ten hemel schreiend. Ouders die vanwege staatsmaatregelen zelfs niet meer gezamenlijk hun eigen kinderen mogen opvangen, vloekt met de fundamentele vrijheidswaarde. Christendemocratische politici zullen vechten voor de vrijheid voor maatschappelijk initiatief (inclusief het ‘right to challenge’ voor burgers). Ja, soms zal er iets misgaan in ‘regelarme’ sferen, maar vast niet meer of vaker dan in dichtgeregelde sferen. En de fundamentele waarde dat mensen zelf waarden kunnen realiseren en zo gezamenlijk vreugde kunnen scheppen, is vele malen meer waard dan de absolute maar ook geestdodende schijnzekerheid van dichtgeregelde veiligheid.
Afsluitend
Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen ‘vrijheid van …’ en ‘vrijheid tot …’. In het liberalisme staat de ‘vrijheid van …’ centraal: vrij van overheersing door de staat en hoe langer hoe meer ook: vrij van banden met medemensen. Ook in de christendemocratie als politieke overtuiging is de ‘vrijheid van …’ een heel belangrijk thema. Maar voor de christendemocratie als maatschappelijke beweging is de ‘vrijheid tot …’ minstens zo belangrijk. De christendemocratie gaat graag met zichzelf en met alle medeburgers van goede wil de dialoog aan over doelen en waarden die het samenleven kleur en smaak, vreugde, geven, en die met ‘vrijheid’ weinig van doen hebben. Vrijheid tot … het scheppen van vreugde.
Noten
- 1.Zie bijvoorbeeld: Jan Dirk Imelman, Plaats en inhoud van een personale pedagogiek. Een bijdrage tot begripsana lytisch en fenomenologisch denken. Groningen: Tjeenk Willink, 1974.
- 2.Hans Boutellier, De veiligheidsutopie. Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2002.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.