Standbeeld voor een oorlogspremier
Samenvatting
Het was bepaald moedig om een schip naar haar man te vernoemen. ‘Moet hij rechts, dan gaat hij links. Moet hij links, dan gaat het rechts. Hij is wat je noemt volkomen onbestuurbaar.’ Mevrouw Gerbrandy maakte in 1960 bij de doop van de naar haar man vernoemde olietanker Prof. P.S. Gerbrandy van haar hart geen moordkuil.
Cees Fasseur
Eigen meester, niemands knecht. Het leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy. Minister-president van Nederland in de Tweede Wereldoorlog
Balans | 2014 | 580 pp. | ¤ 24,95 (paperback) of € 39,95 (hardcover) | ISBN 9789460033360
Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister-president van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, was zijn hele leven (1885-1961) eigenzinnig, onbuigzaam, om niet te zeggen: dwars.
Opgegroeid in een klassiek gereformeerd milieu op het Friese platteland, verwierf hij voor de oorlog naam als ‘rode advocaat’. Hij hield er eigenzinnige opvattingen op na: voor het vrouwenkiesrecht, voor medezeggenschap van arbeiders, voor crematie – en hij fietste op zondag. Hij kwam als hoogleraar in conflict met zijn universiteit, de VU, en hij stapte tegen de zin van zijn partij, de ARP, in een kabinet. In de oorlog ministerpresident geworden, kwam hij in Londen in botsing met tal van collega’s en, niet in de laatste plaats, de koningin: Wilhelmina. En na de oorlog ging hij even eigenzinnig, even dwars en even onbuigzaam door als voorvechter voor ‘rijkseenheid’ en tegenstander van onafhankelijkheid voor Indonesië.
***
Het ‘leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy’ levert een boeiende, voorbeeldige biografie op: Eigen meester, niemands knecht, geschreven door een vakman als Cees Fasseur, die veel eer heeft ingelegd met zijn indrukwekkende tweedelige biografie over koningin Wilhelmina. De studie over Gerbrandy is als het ware een vervolg daarop. Bij het schrijven van zijn boeken over Wilhelmina voelde Fasseur naar eigen zeggen ‘het gemis’ van een biografie van Gerbrandy, de man die met, voor en tegen de ‘oude koningin’ de oorlog tegen nazi-Duitsland voerde.
Merkwaardigerwijs bestond er geen biografie over Gerbrandy. Als een van de weinige minister-presidenten moest hij het tot dusver zonder doen – en dat voor de man die premier was ‘in de moeilijkste periode van het tweehonderd jarig bestaan van het Koninkrijk’ (Fasseur).
Aan dat gemis heeft Fasseur nu een einde gemaakt. En laat dat maar aan hem over. Onder zijn handen is een fraai boek ontstaan, een biografie die Gerbrandy met name als oorlogspremier volledig recht doet. Het brengt de man dichterbij, en dat ziet Fasseur als het voornaamste doel van een biografie. ‘Het gaat er om’, schrijft hij, ‘de hoofdpersoon in zijn tijd te plaatsen en zo te schetsen dat die […] kenbaar en herkenbaar wordt voor de lezer van nu.’
Die aanpak staat, zoals ook in de andere boeken van Fasseur, garant voor leesbaarheid. Ook omdat hij oog heeft voor petite histoire, beeldend, veelzeggend als anekdotes zijn. Neem het bericht dat Gerbrandy, na het vertrek van het kabinet naar Londen, in de loop van 1940 door zijn nog steeds boze partij, de ARP, stilzwijgend als lid werd uitgeschreven: hij was immers ‘vertrokken zonder achterlating van adres’. Of de verhalen dat Gerbrandy, onverschrokken, tijdens de nachtelijke Blitz in (rode) pyjama in de Londense City te vinden was.
Gerbrandy komt er goed vanaf. Fasseur heeft oog voor zijn fouten, gebreken en tekortkomingen – hij was niet ruim bedeeld van leiderscapaciteiten, geen schoolvoorbeeld van tact, geen verbinder – maar prijst hem als oorlogspremier: Gerbrandy was, kort gezegd, de juiste man op de juiste plaats op de juiste tijd. Zijn moed maakte veel goed, lijkt Fasseur steeds weer te willen zeggen: ‘Bravery never goes out of fashion’ (W.M. Thackeray).
Dankzij Gerbrandy bouwde Nederland een naam op bij de geallieerden. Met name Churchill kon Cherry Brandy, die moedige, vastbesloten, olijke, kwieke politicus van de overkant van de Noordzee, waarderen. ‘Men zegt dat Churchill reeds in een goed humeur raakte als de pittige vechtersbaas hem naderde.’ Ook omdat-ie wel een borrel lustte… En dat was wat het land na het afdanken van De Geer, Gerbrandy’s voorganger, de premier die in het begin van de oorlog de moed liet zakken en zelfs terugkeerde naar het bezet gebied, meer dan nodig had.
Resoluut corrigeert Fasseur verschillende vertekeningen, verkleuringen of verbasteringen in het beeld over Gerbrandy’s premierschap. Rondom De Geers ontslag heeft hij geen kwalijke rol gespeeld, toont hij aan. De Holocaust is door de regering in Londen onderschat, maar niet bewust verzwegen. En tegen koningin Wilhelmina’s ondoordachte, al te fantasierijke ‘vernieuwingen’ heeft hij bij nader inzien kordater opgetreden dan hem toegedacht.
Toch wordt het geen eenzijdig heldenverhaal. Voor, tijdens en na de oorlog was Gerbrandy te vaak onberekenbaar, te licht ontvlambaar ook, om slechts bewonderend over te doen. Het is zo’n kleurrijke man – advocaat, hoogleraar, minister, Kamerlid – dat je steeds nieuwsgieriger naar hem wordt. Wie was Gerbrandy? Wat dreef hem nou echt?
***
Dat persoonlijke beeld van Pieter Sjoerds blijft flets. Ja, hij was een Friese boerenzoon, streng gereformeerd geschoold, wars van alles wat naar onrecht en onrechtvaardigheid riekte. Maar de Gerbrandy van Fasseur is een beetje van bordkarton. Zijn biograaf moet niks hebben van ‘gepsychologiseer’. En dus blijft de lezer met allerlei vragen zitten. Wat waren zijn interesses? Wat vond hij voor en na de oorlog van ontwikkelingen binnen de gereformeerde kerken? Heeft de slang volgens hem gesproken of juist niet? Hoe Fries was hij eigenlijk? Hoe was het om vijf jaar alleen in Londen te zitten? Hoe was zijn huwelijk, zijn gezin? Zat hij thuis onder de plak? Hoe dacht hij over alles-wat-niet-direct-politiek-was?
Wat Fasseur parten speelt, is dat hijzelf, zoals hij schrijft, ‘goed Nederlands Hervormd’ is opgevoed. Heeft hij de gereformeerde wereld, het gereformeerde milieu, de gereformeerde stijl van Gerbrandy wel voldoende gepeild? Hoe heeft Kuypers neocalvinisme Gerbrandy’s karakter gevormd? Wat is de verhouding tussen gereformeerde rechtzinnigheid en menselijke eigenzinnigheid? Wat doet een geloof dat het zoekt in ‘onbetwistbare waarheden’ met iemand?
Dat Gerbrandy Fries was – daar heeft hij nooit een geheim van gemaakt. Maar wat is de betekenis, de uitwerking van die Friese achtergrond geweest? Wat brengt iemand mee die uit Goëngamieden komt? Bestaat er dan toch zoiets als de Friese koppigheid?
Gerbrandy was vooral een man met ‘een harde kop’, zoals koningin Wilhelmina naderhand over hem zei. Zo heb je er niet veel aan het Binnenhof. Politici zijn uit een ander hout gesneden, meer buigzaam, meer meebuigend. Gerbrandy was, in de woorden van Kamervoorzitter Kortenhorst bij de herdenking na Gerbrandy’s overlijden in de Tweede Kamer, ‘een knoestige dwergeik in het schoonaangeharkte plantsoen van de vaderlandse politiek’.
De avonturen van die ‘dwarsligger’ lezen als een roman. Fasseur geniet er zichtbaar van het dissidentengedrag op te lepelen, uiteenlopend van zijn vroege conflicten met de ARP (in de jaren twintig) over vrouwenkiesrecht tot en met zijn onverflauwde pleidooien voor een vrij Ambon (in de jaren vijftig).
Gerbrandy ging tot de rand – of er net over. Als gedeputeerde van Friesland moest hij bijna het loodje leggen, als hoogleraar aan de VU werd hij klemgereden, als minister werd hij door zijn partij in de Kamer met de nek aangekeken, als premier raakte hij bekneld tussen de koningin en het kabinet, en als Kamerlid stemde hij zo vaak afwijkend dat hij buiten Kamercommissies werd gehouden. Het is ongetwijfeld principieel, maar het zijn wel noestige principes.
Het ging zo ver dat Gerbrandy van tijd tot tijd uit de bocht vloog. In de jaren dertig verzamelde hij zo veel bijbaantjes dat de Vrije Universiteit terecht in het geweer kwam. En zijn verzet tegen de Indonesische onafhankelijkheid – als voorzitter van het Nationaal Comité tot Handhaving der Rijkseenheid – voerde zo ver dat er gemompeld werd over een heuse staatsgreep – iets wat Fasseur misschien iets te lichtvoetig behandelt. Hij was, zoals zijn verre opvolger Ruud Lubbers ter gelegenheid van Gerbrandy’s honderdste geboortedag in 1985 zei, misschien wel een ‘onmogelijke man’.
Maar in de oorlog, in Londen, in de strijd tegen nazi-Duitsland, viel alles op z’n plek. Als minister-president in de Tweede Wereldoorlog stond diezelfde Gerbrandy er – onverzettelijk, strijdbaar, onverschrokken. Alsof hij voor die ‘historische missie’ was voorbestemd. Voor die ‘Friese stijfkop’ heeft Cees Fasseur een markant standbeeld opgericht.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.