De Tea Party: een visie vanuit de katholieke sociale leer
Samenvatting
De Tea Party in de Verenigde Staten is een bijzonder fenomeen. De beweging haalt aloude Amerikaanse waarden naar boven: meer samenleving, meer bottom-up, subsidiariteit, onderlinge solidariteit en minder overheid. De oorspronkelijke Tea Party was gericht op onafhankelijkheid van Engeland, zelfbestuur en no taxation without representation. Het gedachtegoed van de Tea Party is dus veel ouder dan Obamacare en de strijd tegen de libertijnse waarden van president Obama. De Tea Party grijpt terug op hoe het in het oude Amerika begon. Destijds trok men steeds verder westwaarts en wist men zich, ver weg van Philadelphia en Washington, in solidariteit op elkaar aangewezen. De Tea Party is, in lijn met haar filosofie, divers en paart libertaire karakteristieken aan meer conservatieve trekken. Tevens beïnvloedt christelijk Amerika deze beweging, die overigens geen echte partij is. Samuel Gregg, onderzoeksdirecteur van het Acton Institute, een Amerikaanse denktank, legt een verband tussen de wortels en standpunten van de Tea Party en de sociale leer van de Katholieke Kerk zoals deze veelal vorm heeft gekregen in de encyclieken vanaf de negentiende eeuw. Hij geeft aan hoe in dit denken individuele vrijheid, solidariteit in de samenleving en katholiek-christelijke waarden samengaan.

Samuel Gregg
Tea Party Catholic. The Catholic Case for Limited Government, a Free Economy and Human Flourishing
Crossroad Publishing Company | 2013 | 260 pp. | € 20,99 | ISBN 9780824549817
***
In de publieke opinie, zeker ook in Europa, wordt de Tea Party vaak weggezet als een extreemrechts gezelschap, dat primair antioverheid is en soms zelfs als racistisch wordt betiteld. Vergelijkingen worden gemaakt met de PVV en andere rechts-populistische bewegingen. Maar dat is slechts een klein deel van het verhaal. Bijvoorbeeld Wilders wil, in tegenstelling tot de Tea Party, een sterke rol voor de overheid bij sociale voorzieningen en een vergaand law-and-orderbeleid. Gregg laat zien hoezeer de uitgangspunten van de Tea Party bij Amerika passen en hoe zij in wisselwerking met (sociaal-) religieuze ontwikkelingen worden gevormd. Extremiteiten van de Tea Party wijst hij echter resoluut af.
In feite vormt de Tea Party voor Samuel Gregg een aanleiding voor zijn boek en schakelt hij vervolgens over op een beschrijving van de verworvenheden van het katholieke sociale denken. Gregg put daarbij uit het katholieke gedachtegoed van Thomas van Aquino tot aan recente encyclieken en toespraken van paus Franciscus. Hij grijpt ook veelvuldig terug op paus Benedictus xvi, die geregeld zijn zorg uitsprak over de groeiende overheidsdominantie. Niet omdat een overheid niet goed is, maar omdat een dergelijke ontwikkeling kracht wegzuigt uit de samenleving. Gregg legt in navolging van de katholieke sociale leer niet de nadruk op ‘een kil acterend individu dat nergens een boodschap aan heeft’, maar benadrukt het unieke van ieder mens. Vanuit dit personalisme wordt bijgedragen aan een betere samenleving (bonum commune). Gregg verwijst in dit verband naar de encycliek Caritas in Veritate (2009), waarin richtlijnen voor human flourishing staan.
De katholieke sociale leer heeft oude antwoorden op hedendaagse vraagstukken. Hoe moeten we reageren op doorgeschoten marktwerking? Welke acties zijn nodig wanneer de staat een te dominante rol wil spelen in het financieel-economisch verkeer? Hoe combineren we solidariteit en zelfredzaamheid van mensen? De katholieke sociale leer vormde in de negentiende eeuw het antwoord op de sociale consequenties van de industrialisatie, die het gevolg waren van een liberale laisserfairepolitiek. Gregg geeft aan hoe katholieke voorlieden, ver voordat de hedendaagse Tea Party het licht zag, benadrukten dat mensen niet machinaal gebruikt mogen worden. Overheden kunnen dan ingrijpen, maar hebben onvoldoende fijnmazige kracht: ‘The market economy and the ideal of limited government are more reliant on a strong civil society, intact families, and a robust moral culture than many people realize.’ Gregg wil dit fundament van het sociale weefsel versterken.
***
Als startpunt van de katholieke sociale leer geldt de encycliek Rerum Novarum (1891) van paus Leo XIII. Deze cultuurkritische encycliek wees de nieuwe ontwikkelingen en de private onderneming niet af. Dat was een belangrijk verschil met het marxisme, want: ‘The Church, Leo wanted to make clear, was not an enemy of freedom.’ In deze en andere encyclieken komen begrippen als solidariteit, personalisme, subsidiariteit en sociale gerechtigheid steeds terug. Het personalisme ziet mensen als personen die primair een eigen verantwoordelijkheid hebben en niet van de wieg tot het graf gepamperd moeten worden. De participatiesamenleving maakt mensen en hun organisaties weerbaarder. Dat impliceert eveneens dat mensen een verantwoordelijkheid jegens elkaar hebben en dat juist ook van de maatschappelijke bovenlaag solidariteit gevraagd wordt.
De katholieke sociale leer stelt hiermee impliciet de doorgeschoten bonusregelingen aan de kaak. Natuurlijk wordt dan al snel gewezen op de vrije markt en het liberalisme, maar als dat uitsluiting in de hand werkt, doet dat onrecht aan het pluralisme van de samenleving. Gregg kritiseert dan ook het eigenbelang dat te veel mensen en bedrijven nastreven ten koste van het bonum commune, want het gaat om ‘justice rather than efficiency’. Kritisch is Gregg over wat we nu flitskapitaal en doorgeschoten transacties zouden noemen. Degenen die hier aan de knoppen zitten zijn ‘experts at gaming the system rather than meeting consumer goods’. Denk aan de bankencrisis, het Liborschandaal van Rabobank en ontoelaatbare kartelvorming. Het katholieke denken heeft inderdaad overal over nagedacht…
***
Wanneer in een dorp een nieuw schoolhoofd gekozen moet worden (Amerikanen maken bijna iedere functie verkiesbaar), is de opkomst vaak groter dan bij de presidentsverkiezingen. Het schoolhoofd is immers voor veel gezinnen (op korte termijn) belangrijker dan functionarissen in Washington. Een mooi voorbeeld van subsidiariteit in een tijd dat het Nederlandse kabinet doorschiet in toezicht, staatsinvloed, regeldrift en ander centralisme. In de encycliek Quadragesimo Anno van paus Pius XI wordt het subsidiariteitsprincipe reeds in 1931 uiteengezet. De leer van de subsidiariteit betekent verantwoordelijkheid zo laag mogelijk neer durven leggen in een organisatie. Dat is precies waar scholen, gemeenten, ziekenhuizen en woningcorporaties behoefte aan hebben; mensen willen weer meesturen, waarbij ‘hogere’ verbanden eventueel kunnen ondersteunen. Gregg haalt deze gedachten naar voren, noemt daarvan voorbeelden in de Amerikaanse samenleving en bepleit ruimere toepassing. Subsidiariteit betekent ook dat steun bij de naasten zoeken belangrijker is dan zich meteen tot de overheid wenden.
Subsidiariteit houdt niet in dat overheden geen rol hebben. Integendeel zelfs, maar maatschappelijk initiatief gaat boven publieke ordening en lagere overheden boven hogere overheden. In de VS denkt men wat dat betreft overzichtelijk: eerst de village, vervolgens het township, het county en de state, en dan pas Washington, ‘to conduct foreign policy, provide national defense and maintain the rule of law’. Gregg verbindt op een interessante manier het katholieke sociale denken over subsidiariteit met de Amerikaanse grass roots-samenleving. De cowboy die op Pennsylvania Avenue staat, turend over de voormalige prairie en niet naar Capitol Hill, is daarom ook meer dan een symbool. Zo was ook voor de founding fathers van de Europese Gemeenschap (een betere term dan Unie) het beginsel van de subsidiariteit leidend.
Naast het subsidiariteitsbeginsel geldt solidariteit. Gregg betoogt dat wie echt subsidiair denkt, solidariteit toont en anderen ondersteunt. Daar is geen Washington voor nodig, maar kerken, sportclubs, liefdadigheid, buurt- en veteranenhuizen. Solidariteit, subsidiariteit en samenleving komen zo bij elkaar. On-Amerikaans streng is Gregg voor de uitwassen van de Amerikaanse samenleving waar mensen niet de gewenste steun en solidariteit tonen: ‘they have concrete responsibilities to their neighbor’ en ‘their obligation for brotherhood by serving each other through using their specific talents and resources’.
***
Heeft Gregg louter oog voor de katholieke wortels in de VS? Nee, hij grijpt ook terug op protestantse denklijnen en voorvaderen, zoals presbyterianen als Witherspoon, en roemt wat wij soevereiniteit in eigen kring noemen: ‘liberty as self-government’. Ondernemingszin verbindt hij met de werklust en het verantwoordelijkheidsgevoel waar protestanten om bekendstaan, al wijst Gregg ook op katholieke families die grote Amerikaanse ondernemingen hebben opgebouwd. ‘Religious liberty’ schept een moreel kader voor de vrijheid en de markt. Deze randvoorwaarden ontleent Gregg aan Jacques Maritain en Adam Smith, de heilige van de vrije markt, wiens Wealth of Nations niet los kan worden gezien van zijn Theory of Moral Sentiments.
Gregg laat – teruggrijpend op verschillende encyclieken – zien dat katholicisme niet antikapitalistisch is. Ondernemingen zijn echter wel gebonden aan een sociale gerechtigheidsnorm. Johannes Paulus ii schreef in Laborem Exercens (1981) over de menselijke arbeid, die bijdraagt aan de waardigheid van mensen (personalisme), maar niet moet doorschieten in enkel werken. In Sollicitudo Rei Socialis (1987) schrijft hij over de morele plicht tot solidariteit en stelt dat ongebreidelde verrijking geen doel mag zijn. De solidariteit in de katholieke sociale leer is niet hetzelfde als vanuit de centrale overheid opgelegde solidariteit, want die is onvoldoende doorleefd. In 1991, honderd jaar na Rerum Novarum, verscheen de encycliek Centesimus Annus: ‘Een maatschappelijk verband op hoger niveau moet zich niet mengen in het leven binnen een maatschappelijk verband op lager niveau en moet dit niet van zijn bevoegdheden beroven.’ Gregg betoogt dat steun vanuit de overheid kan en moet kunnen, maar zo kort mogelijk, opdat er geen afhankelijkheid ontstaat. In Centesimus Annus wordt tevens gewezen op de noodzakelijke balans tussen marktwerking en solidariteit. In Fides et Ratio (1998) benadrukte Johannes Paulus dat vertrouwen, de zachtere kant van ondernemen, minstens zo belangrijk is als rationele factoren. Hij stelde hiermee in Oost-Europa de uitwassen van het opgekomen kapitalisme aan de kaak en wees op de rol voor sociale partners: ‘Standsorganisaties, vakbonden, werkgevers en andere geledingen moeten samenwerken en een harmonieus maatschappelijk- economisch bestel opbouwen, waarin tegenstellingen en spanningen door overleg en wederzijds begrip worden overwonnen. De maatschappelijke vrede dient door middel van collectieve overeenkomsten te worden verzekerd.’
***
Welke lessen bevat dit boek voor de christendemocratie? Gregg presenteert mooie – ook in Nederland toepasbare – inzichten vanuit het katholieke sociale denken. Oude waarden kunnen prima richting geven in onze complexe samenleving bij vragen over de omgang met vrijheid, verantwoordelijkheid en solidariteit. Die waarden zijn geen conservatieve nostalgie, maar vormen het fundament van een moderne samenleving, waarzonder technologische vooruitgang, pluralistische vrijheid en organisatorische vernieuwing van vakbeweging tot politieke partij niet mogelijk zijn. Kortom, de katholieke sociale leer, de kracht van de civil society en de zuivere grassrootsdemocratie van de Verenigde Staten zijn waar Nederland en Europa behoefte aan hebben in tijden dat de markt niet zaligmakend is, overheden te vaak verworden tot gestolde wetgevingsmachines en de instituten eroderen. Gregg helpt om ons eigen denken te begrijpen. De christendemocratie onderscheidt zich van het liberalisme, omdat een kleinere overheid in de christendemocratie niet het startpunt, maar het resultaat is van meer samenleving.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.