Nederland en Europa: afscheid van het pragmatisme
Samenvatting
In een tijd van schuivende machtspanelen op het wereldtoneel staat de Europese christendemocratische beweging voor twee grote uitdagingen. Allereerst staat ze, net als in het laatste kwart van de negentiende eeuw, voor de onderschatte keuze hoe regeringen en de maatschappij de blauwdrukken gaan tekenen voor een sociale markteconomie, voor een evenwichtige combinatie van markt, persoon en samenleving. Ten tweede moet ze een antwoord weten te vinden op de onvermijdelijke Europese identiteitsvraag. Het is urgent deze agenda te behandelen in relatie met de diepste christendemocratische overtuigingen en niet alleen op basis van pragmatisme.
Europa is in de afgelopen kwarteeuw voor de doorsnee-Nederlander een kwestie van centen en cijfers geworden. En waarom zou het ook meer zijn? Wat heeft bijvoorbeeld, zo vroeg laatst iemand, zoiets als ethiek, laat staan levensbeschouwing, met de EU te maken? De EU is toch vooral een interne markt!
Europa leek vijfentwintig jaar geleden zijn ambities te hebben verloren, dat wil zeggen zijn niet-economische. De naoorlogse verzoeningsagenda was voltooid, de verdediging tegen een totalitaire bedreiging van buiten geslaagd. De opmars van democratie en mensenrechten had een bijna automatisch momentum gekregen, wereldwijd en in onze achtertuinen. Bovendien waren er wel andere zaken aan de orde: hoe de uitbreiding te verwerken, de slagvaardigheid te vergroten, en vooral hoe de interne markt beter te laten functioneren. Toen ook nog de eurocrisis uitbrak konden de gordijnen voor de ramen, die op dat moment nog wat uitzicht op vergezichten gaven, helemaal dicht. Vergezichten passen überhaupt niet meer in ons politieke discours en in onze praatrubrieken.
Terwijl de wereld ingrijpend veranderde, de globalisering onomkeerbaar werd en de machtsverhoudingen daarbinnen een historische verschuiving lieten zien, was Europa vooral met zichzelf bezig, en de Nederlander werd eurorealistisch. Iemand als Ruud Lubbers, die met zijn nieuwe hoogleraarschap in Tilburg de boodschap uitzond dat er nog iets méér dan centen en cijfers was, werd door collega’s als een utopist neergezet. De laatste twee Europese verkiezingen gingen vooral over de volgende vragen: wat kost het ons en wat houden we eraan over?
The party is over…
Intussen bleek de opmars van democratie en mensenrechten niet vanzelf te gaan. Deze stagneert of wordt zelfs teruggedraaid. Zelfs al zouden we er iets tegen kunnen doen, waarom zouden we partijelites hun machtsspelletjes niet gunnen, in Hanoi of Beijing of Caïro, als dat systeem ons minstens vijf procent welvaartsverhoging oplevert of vrijwaring van islamitisch fundamentalisme? Is zo’n systeem van autocratie eigenlijk echt zoveel slechter, of verschilt het echt zoveel van een democratie à la de vs, waar tweehonderd superrijke families het politieke spel bepalen? Hoe ver staat Rusland van de democratie af? Binnen de EU wordt ook steeds vaker de vraag gesteld of het concept van ‘the liberal democracy’ wel toekomstvast is. Is een democratie die geen vergezichten meer tolereert, nog in staat de echt grote vraagstukken aan te pakken? Fukuyama heeft het in het laatste nummer van Foreign Affairs zelfs over ‘the decay of democracy’.1
En er zijn meer problemen. Zo zijn er de historisch ongekende mondiale machtsverschuivingen, de economische crisis en de eveneens ongekende demografische veranderingen, waardoor Europa binnen twee decennia minder dan vijf procent van de wereldbevolking zal omvatten. Paus Franciscus noemde Europa een onvruchtbaar geworden grootmoeder.
Bij al die schuivende panelen is daar inderdaad vooral dat permanente toneel van de globalisering, dus van een mondiale lotsverbondenheid van ons allen: ecologisch, economisch, politiek en zelfs cultureel. Die globalisering heeft sterke bedreigende kanten: grondstoffen worden schaarser, lokale conflicten dijen uit, de kansen voor terroristen worden groter, er zijn letterlijk en figuurlijk grenzeloze vluchtelingen- en illegalenstromen op gang gekomen, besmettelijke ziektes slaan over.
En er is nog iets anders: religie is terug van weggeweest, wereldwijd althans. In vele landen zien we ‘the emergence of religion’, dikwijls als een oriënterend kader bij alle veranderingen, een antwoord op de grote behoefte aan nieuwe en oude sociale verbanden, tegen anonimisering en individualisering. En soms ook als verzet tegen de moderniteit, tegen globalisering, tegen vreemde invloeden en belangen. Niet zelden ook tegen de waarden waarvoor Europa staat.
Globalisering als verantwoordelijkheid
Maar die globalisering doet tezelfdertijd een beroep op onze waarden als solidariteit, gerechtigheid en vrijheid. De realiteit van die globalisering is unfinished business. Want zij wordt niet gepaard aan – afdwingbaar – recht; aan correctie van de groeiende ongelijkheid en het doorbreken, ondanks alle vooruitgang, van de persistentie van diepe armoede; aan bevordering van echte veiligheid en het tegengaan van fragiliteit; aan een onvermijdelijke monetaire en financiële autoriteit, zeggen wij de laatste twee pausen na; aan een omgang met natuurlijke hulpbronnen die toekomstvast is. En ook niet aan een cultureel klimaat van echte pluriformiteit, met ruimte voor ook publieke religieuze expressie en de vertaling daarvan in maatschappelijke keuzes.
Dat globaliseringsproces legt ook een vraag op tafel van geheel andere orde. Hoe kunnen oude en opkomende economieën afzonderlijk – en de mondialiteit als geheel – een sociaal-economisch systeem ontwikkelen dat robuustheid en winstgevendheid combineert met menselijke waardigheid, het belang van alle betrokkenen en met dat van de Schepping? Net als in het laatste kwart van de negentiende eeuw staan wij voor de onderschatte keuze hoe regeringen en de maatschappij de blauwdrukken gaan tekenen voor zo’n combinatie van markt, persoon en samenleving. En dat niet alleen op nationaal niveau, maar in sommige dimensies ook wereldwijd. Opnieuw staan wij voor de vraag wat de vervanger wordt van greed als de belangrijkste motor voor economisch handelen. Hoe komt de moraal van Adam Smith terug in het economisch denken? In de christelijke sociale traditie is waarschijnlijk het beste van de uitgangspunten van marktdenken en van de menselijke waardigheid verenigd. Het eerste agendapunt van een vernieuwde Europese christendemocratie en van de daaraan ten grondslag liggende traditie zou moeten zijn de schreeuw om een andere (sociale) marktbenadering op te pakken en deze te vertalen in hedendaagse relevante oriënteringen. Dat heeft bijvoorbeeld de Bondsdagfractie van de CDU begrepen, toen zij twee jaar geleden opriep tot een projectering van de sociale markteconomie op het domein van de ontwikkelingssamenwerking. En Horst Köhler, de voormalige Bondspresident, heeft een aanzet naar het mondiale niveau gedaan in zijn pleidooi voor een global partnership.2
Globalisering is zowel een verworvenheid als een bedreiging, maar vooral een verantwoordelijkheid. Een van de oorzaken van de politieke malaise is wellicht dat we ons ten aanzien van die opgave als natie nauwelijks een handelingsperspectief kunnen voorstellen. Zeker nu we collectief besloten hebben onze prominente en soms leidende positie bij sommige vn-organen af te bouwen, is het ridicuul om voor een Nederlandse alleingang te opteren. De weg naar New York en Washington, naar het hele wereldtoneel, kan alleen via Brussel lopen. Maar wat is dan die rol van Europa méér dan die van het grootste handelsblok ter wereld? Welke politieke doeleinden willen we nastreven, en willen we onze mondiale verantwoordelijkheid waarmaken? Waartoe ook?
De onvermijdelijke identiteitsvraag
Velen, ook in onze kring, vinden de vraag naar waar Europa voor staat, ongemakkelijk. Als er al zoiets is als een Europese identiteit, is die dan wel articuleerbaar in begrippen, waarden? De founding fathers hadden er weinig moeite mee: zij wisten de afwijzing van andere systemen en culturen, zoals het communisme, perfect te combineren met de erkenning van de historische wortels en met de benoeming van de dragende waarden in hun eigentijdse betekenis. Het wegvallen van de gemeenschappelijke vijand, de secularisering en de multiculturaliteit hebben samen de benoeming van de identiteit van Europa haar vanzelfsprekendheid ontnomen. De meeste mensen willen het er niet over hebben; andere vluchten in categorieën uit het verleden; weer andere ontkennen gewoonweg de specificiteit. Voor allen is het iets ongemakkelijks.
Hier ligt dan ook precies de uitdaging voor hen die staan in de tradities van de stichters. Christendemocraten, en preciezer hun denkers en wetenschappelijke instituten, hebben de dure plicht dit gesprek en dit debat aan te gaan: grondig en systematisch. Dat is de tweede uitdaging waarvoor we staan in deze jaren. Over die nieuwe realiteiten van secularisering en multiculturaliteit heen zullen we Europa opnieuw moeten benoemen. Als globalisering het nieuwe motief is geworden voor de voortzetting van het Europese project – als het dus gaat om het belang van Europa in een onvriendelijke wereldomgeving waarin wij een kleine minderheid aan het worden zijn, en om de verantwoordelijkheid (ook van ons) om het welzijn van die hele wereld en haar mensheid ook als ons lot en ons belang te zien – dan gaat dat niet alleen over economie of politieke invloed, en zelfs niet alleen om welbegrepen eigenbelang voor de lange termijn. Het gaat erom welke waarden wij willen bestendigen voor ons en in die opgang naar een wereldcommunauteit.
Voor de wetenschappelijke instituten uit de christendemocratische families en de christelijke sociale tradities worden het boeiende tijden. Bijvoorbeeld op de Europese Sociale Week van 1916, die in ons land gehouden wordt, zou zo’n thema, samen met de vraag naar een nieuwe sociaaleconomische politiek, centraal kunnen staan.
Een Europese christendemocratie?
Daarmee komen we ook bij de vraag naar het karakter van de Europese christendemocratie, zowel naar dat van het geheel daarvan als naar dat van de afzonderlijke leden. Die vraag speelt overal: sommigen kiezen voor een volledige afstand van de oorspronkelijke kenmerken en inspiratiebronnen, zoals de Walen, die hun partij ‘humanistisch’ hebben herdoopt – zonder veel succes overigens. Anderen streven uitdrukkelijk naar accentuering van het christelijke sociale karakter, zoals sommige partijen in Midden-Europa. Maar ook de CDU heeft in haar nieuwe Grundsatzprogramma van enkele jaren geleden gekozen voor die combinatie van enerzijds openheid naar niet-christenen en anderzijds een duidelijke positionering op basis van de waarden en overtuigingen van na de oorlog. De evp staat voor de zware opgave de ‘oude’ christendemocratische partijen te verenigen met de bewegingen in landen die niet of nauwelijks een christendemocratische traditie kenden. In het zogenoemde Platform van Boekarest van 2012, een aanpassing van het Beginselprogramma van Athene van 1992, waarop het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA zo’n grote invloed heeft gehad, blijft het christelijk mensbeeld uitgangspunt, staan kernwaarden als subsidiariteit, solidariteit en ‘zorg voor de geschapen wereld’ overeind als wegwijzers naar het doel, the common good, en wordt een sociaal-ecologisch marktdenken nader uitgewerkt. Het zijn woorden die getest moeten worden in concrete beleidsoriënteringen, maar dit alles zou kunnen leiden tot een beweging die gekenmerkt wordt door de begrippen rond (1) Europa, (2) de toekomst, (3) de globaliteit, (4) de samenleving, inclusief juist in het tijdperk van globalisering, (5) de lokale leefomgeving en (6) pluriformiteit en ruimte voor religie in het publieke domein. Rond deze zes thema’s kan in de afzonderlijke landen en gezamenlijk een opnieuw herkenbare politieke beweging opbloeien. De discussie over de zogeheten ‘zeven principes’ van het CDA, met als eerste principe ‘De samenleving, niet de overheid’, sluit hierbij ook naadloos aan.
In oorsprong afkomstig uit de christelijke basisbeweging Communione e Liberazione is die herontdekking van de kracht van de samenleving naar het Verenigd Koninkrijk overgewaaid en nu ook hier terechtgekomen, als een gedeelde zorg en uitdaging tegen de vervreemding van burgers in Europa van eigen leefomgeving en instituten. Soms gaat het om moedige keuzes, zoals de acceptatie van Europa of een positieve grondtoon ten aanzien van globalisering, maar moed in die zin wordt beloond.
Besluit
De relatie Nederland-Europa kan alleen weer perspectief krijgen wanneer wij het aandurven die vanuit een andere dan alleen de pragmatische invalshoek te benaderen. Europa verdient meer en wij hebben die meerwaarde nodig. Voor christendemocraten geldt in het bijzonder dat een herstel van een fundamenteel debat over Europa ook tot versterking van onze eigen identiteit en tot nieuwe relevantie kan leiden, tot een eigen herkenbare positionering in het politieke midden. Voor wetenschappelijke instituten, strategen en denkers is er werk aan de winkel, omvangrijk en urgent.
Noten
- 1.Francis Fukuyama, ‘America in decay. The sources of political dysfunction’, Foreign Affairs, september/oktober 2014.
- 2.Horst Köhler, Global partnership. Thoughts on a new leitmotif for international politics. Lezing uitgesproken op 22 januari 2014 tijdens de Jos van Gennip Lecture; zie http://www.ncdo.nl/sites/default/files/Reader%202014%20Jos%20 van%20Gennip%20Lecture.pdf
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.