De diploma-unie
Samenvatting
De uitslag van de Europese verkiezingen laat een kloof zien tussen hoger en lager opgeleiden. Dat dwingt de bestuurlijke elite van Europa om de eigen vanzelfsprekende standpunten kritisch tegen het licht te houden. Als brede volkspartij moet het CDA de zorgen van alle burgers werkelijk serieus nemen en benoemen.
Bij de winst van de UKIP in Groot-Brittannië en het Front National in Frankrijk stak de uitslag van de Europese verkiezingen van 22 maart in Nederland gunstig af. Het CDA behield de vijf zetels, D66 won de meeste stemmen en de Europese opmars van Geert Wilders is uitgebleven. Tot zover lijkt er niets aan de hand, maar de relatieve rust is schijn. Een nadere analyse van de uitslag leert dat zich rond het thema Europa een verontrustende scheidslijn aftekent tussen hoger en lager opgeleiden in de samenleving. In die fragmentatie mag het CDA als brede volkspartij niet berusten. Wij zijn er niet voor een doelgroep of een onderwerp, het CDA wil politiek bedrijven die de samenleving bij elkaar houdt in plaats van verdeelt. Juist daarom koos het CDA deze campagne voor een nieuw fundamenteel debat over Europa.
Verschillen in betrokkenheid tussen hoogen laagopgeleiden zijn geen nieuw thema in het politieke debat. In hun boek Diplomademocratie stellen Mark Bovens en Anchrit Wille dat hoger opgeleiden veel vaker participeren in het democratisch proces. Ze gaan vaker stemmen, zijn vaker lid van een politieke partij en weten beter de weg om onderwerpen op de politieke agenda te plaatsen.1 In breder verband vertoont deze scheidslijn overeenkomsten met de actuele discussies rond economische ongelijkheid en de groeiende kloof tussen arm en rijk.2
Voor de Europese verkiezingen voorspelde onderzoeksbureau Ipsos al dat de stembusstrijd in het teken zou staan van een confrontatie tussen de belangen van hoger en lager opgeleiden.3 Hoger opgeleiden zijn de winnaars in een grenzeloze wereldeconomie. Zij hebben meer vertrouwen in en zijn optimistischer over de invloed van de Europese Unie. Lager opgeleiden zijn de verliezers. Zij zijn significant onzekerder en merken direct de gevolgen van de concurrentie met goedkopere arbeidskrachten uit lagelonenlanden als Roemenië en Bulgarije. Volgens Ipsos is deze tegenstelling de dominante scheidslijn in het Europese debat.
Het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau liet eerder dit jaar zien dat zich in heel Europa een patroon aftekent dat hoger opgeleiden positiever staan ten opzichte van de Europese samenwerking. Opvallend is wel dat het verschil tussen beide groepen nergens zo groot is als in Nederland. Bovendien functioneert Nederland in de totale ranking als scharnierpunt tussen de landen die overwegend positief danwel negatief staan ten opzichte van de Europese integratie. Volgens het SCP neigen lager opgeleiden in Nederland meer naar het standpunt dat de eenwording al te ver is gegaan, en de hoger opgeleiden meer naar het standpunt dat de eenwording door moet gaan.4
Die fragmentatie is versterkt door de gevolgen van de banken- en de eurocrisis, die sinds 2008 heel Europa in een recessie stortten. De economie viel stil, de werkloosheid liep op en de sociale onrust nam toe. In het perspectief van de gewone kiezer werden miljarden uitgetrokken om te voorkomen dat banken omvielen en zuidelijke lidstaten bankroet gingen, terwijl ‘Brussel’ vervolgens wel eiste dat de lidstaten fors bezuinigden om de eigen overheidsfinanciën weer op orde te brengen.
***
Ook in de Europese campagne was de tegenstelling duidelijk zichtbaar. Partijen als D66 en GroenLinks presenteerden zich als vertegenwoordigers van de zorgeloze, kosmopolitische hoger opgeleiden met een offensieve agenda van innovatie, kennis en duurzaamheid. Wellicht geschrokken van het eigen programma, vormde alleen de stelling van D66-leider Pechtold dat Europa als antwoord op de euroscepsis ‘een stap opzij’ moest doen, een klein wolkje aan de stralend blauwe hemel. Daartegenover stonden partijen als de PVV, de SP en CU/SGP met een onomwonden eurokritisch geluid, waarbij een vertrek uit de EU en de ontmanteling van de euro als reële scenario’s aan de kiezer werden voorgehouden.
Het CDA koos bewust voor de traditionele middenpositie, waarbij zowel het belang van de Europese samenwerking werd benadrukt, als ook de zorgen van burgers over Europa en de crisis werden benoemd. Herstel van vertrouwen in de Europese samenwerking was daarbij de hoofdboodschap. Lijsttrekker Esther de Lange liet geen misverstand bestaan over de Europese oriëntatie van het CDA: ‘Ik wil niet behoren tot de generatie politici die voor onze kinderen het licht uitdoet in Europa.’ Op terreinen als de economie, voedsel, veiligheid en energie pleitte het CDA juist voor een versterking van de Europese samenwerking. Op andere terreinen zal Brussel moeten laten zien dat het ook bereid is om bevoegdheden tegen het licht te houden als de Europese aanpak leidt tot ongewenste effecten. Deze voorstellen werden uitgewerkt in het Europa-essay ‘Voor een slagvaardige Europese toekomst’.5
De uitslag van de Europese verkiezingen was in meerdere opzichten verrassend. De verwachte tweestrijd tussen PVV en D66 bleef uit en het CDA behield, mede dankzij een lijstverbinding, vijf zetels in het Europees Parlement. Het verlies van de PvdA bleef beperkt, zoals ook de verwachte monsterzege van de PVV. Achter die cijfers schuilt echter de geschetste kloof tussen hoger en lager opgeleiden. Meer dan de helft van de lager opgeleiden die bij de Kamerverkiezingen in 2012 nog had gestemd, bleef dit keer thuis. Voor de PVV- en SP-stemmers uit 2012 lag dit percentage nog hoger, namelijk op respectievelijk 65% en 60%. Daartegenover stemde van de D66- en GL-kiezers uit 2012 slechts 32% en 38% dit keer niet.6
Uit het eigen CDA-evaluatieonderzoek naar de uitslag blijkt dat de stemkeuze voor hoger opgeleiden vooral is ingegeven door de kansen die Europa biedt,7 terwijl de lager opgeleiden overwegend kiezen voor defensief geformuleerde stemmotivaties.8 Bij de analyse van de niet-stemmers geven de laagopgeleiden massaal aan geen vertrouwen in Europa te hebben.9 Lager opgeleiden voelen zich niet langer beschermd in en door Europa. Uit dezelfde analyse blijkt dat alleen CDA, CU/SGP en SP in gelijke mate stemmen hebben vergaard onder alle opleidingsniveaus. VVD, PvdA, D66 en gl hebben een significante oververtegenwoordiging onder hoogopgeleiden. Alleen de PVV heeft een significante oververtegenwoordiging onder de laagopgeleiden, wat een verklaring biedt voor het feit dat het aantal PVV-zetels achterbleef bij de verwachtingen.
***
Deze analyse vraagt om een serieuze reflectie. Het CDA kan als brede volkspartij geen vrede hebben met een dergelijke tweedeling in de samenleving op een belangrijk onderwerp als Europa. De Belgische schrijver David Van Reybrouck schreef al voor de verkiezingen in een vlammend essay dat Europa ‘haar lageropgeleiden heeft uitgesloten’: ‘We zijn een Europa met twee snelheden aan het creëren. Een Europa van IT’ers met hun witte laptops en een Europa van de nachtelijke schoonmaakploegen die onder de hydraulische bureaustoelen van die IT’ers komen vegen.’ Hij verwijt Europa ‘hardhorigheid’: ‘het praat luid, maar het luistert slecht.’ Als antwoord wil hij dan ook geen nieuw verhaal dat van bovenaf wordt opgelegd: ‘Het is geen kwestie van “beter communiceren” “naar de mensen toe”, het is geen kwestie van “de zaken beter uitleggen”.’ Het is misschien ook ‘een kwestie van beter luisteren, van mensen aan het woord laten, van ongenoegen werkelijk serieus te nemen’.10
Die oproep geldt ook de christendemocratie. We moeten onder ogen zien dat de bankenen de eurocrisis in de geschiedenis van Europa voor veel burgers een cesuur vormen, in betekenis vergelijkbaar met de val van de Muur of de Duitse eenwording. In negatieve zin heeft het Europese eenwordingsideaal zijn onschuld verloren. De crises maakten manifest dat de gevolgen van Europese integratie ook pijnlijk kunnen zijn en dat onze welvaart niet vanzelfsprekend is. De monetaire afspraken waren imperfect en het handelen van landen als Griekenland en Cyprus in de aanloop naar de crisis onverantwoord en verwijtbaar. Dat stelt discussies over de Europese solidariteit, wederkerigheid en de ambitie voor verdere integratie in een wezenlijk ander daglicht.
Maar ook in positieve zin moet de symbolische betekenis van het feit dat Europa erin is geslaagd het samenwerkingsmodel in deze bijzondere omstandigheden overeind te houden en te versterken, niet worden onderschat. Als het Europa lukt om het draagvlak te herstellen, kan de gezamenlijke beproeving van de voorbije jaren ook louterend en bindend werken naar de toekomst.
Om die lessen te kunnen trekken is een nieuw fundamenteel debat over de reikwijdte en doelstelling van het Europese project nodig, in Nederland en in Europa. Na het Nederlandse en Franse ‘nee’ tegen de Europese grondwet in 2005 is te snel gekozen voor de modus ‘business as usual’, ook door onze vertegenwoordigers. Die fout kan Europa zich niet nogmaals permitteren.
De uitslag van de verkiezingen dwingt bovenal de bestuurlijke elite van Europa (veelal vertegenwoordigers van de vredes- en welvaartsgeneraties) om de eigen vanzelfsprekende standpunten over Europa kritisch tegen het licht te houden. De stille consensus van toen is niet meer. Om de kloof te dichten, moet het CDA als brede volkspartij voorbijgaan aan de gemakzuchtige pro- en anti-Europese retoriek die de tegenstelling in de samenleving in stand houdt. Juist om de Europese Unie en de euro te beschermen en te verbeteren voor volgende generaties dient het debat over de EU te veranderen. Dat was de inzet van het CDA in de campagne voor de Europese verkiezingen.
Dat besef klinkt door in de woorden van Herman Van Rompuy bij de aanvaarding van de Karelsprijs op 29 mei 2014 in Aken: ‘Het is van groot belang dat de Europese Unie niet alleen bedrijven voordelen biedt, maar ook werknemers; niet alleen de “mobielen”, maar ook mensen die “blijven”; dat de Unie niet alleen goed is voor mensen met een diploma en talenkennis, maar voor alle burgers. Europa moet mensen niet alleen zien als consumenten die van goedkope producten houden, maar ook als werknemers die in anderen concurrenten kunnen zien voor hun baan.’11
In die bewoordingen kan Europa het vertrouwen onder alle burgers herwinnen en zich opmaken voor de uitdagingen van de toekomst.
Noten
- 1.Mark Bovens en Anchrit Wille, Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie. Amsterdam: Bert Bakker, 2011.
- 2.Zie de discussie over het boek Le capital au XXIe siècle van de Franse econoom Thomas Piketty en de recente WRR-verkenning Hoe ongelijk is Nederland? Deze thematiek is voor het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA aanleiding voor een onderzoek naar ‘Nieuwe scheidslijnen, burgerschap en onderwijs’, zoals dat is aangekondigd in het Jaarplan 2014.
- 3.Ipsos, ‘EP2014: hoger vs. lager opgeleid’. Zie www.ipsos-nederland.nl/content.asp?targetid=1301.
- 4.SCP, Burgerperspectieven 2014|1, p. 25.
- 5.Esther de Lange, Sybrand Buma en Ben Knapen, ‘Voor een slagvaardige Europese toekomst’. Zie www.cda.nl/actueel/toon/europa-essay-voor-een-slagvaardige-europese-toekomst/.
- 6.Ipsos, ‘EP2014: PVV’ers thuisgebleven’. Zie www.ipsos-nederland.nl/content.asp?targetid=1304.
- 7.Bij de hoogopgeleiden (wo/hbo) koos 29% voor ‘deze partij begrijpt dat we als klein land juist nu sterke partners nodig hebben om op het wereldtoneel een rol van betekenis te spelen’ en 27% koos voor ‘de partij is voor meer Europese samenwerking’.
- 8.Onder de laagopgeleiden (lbo/basisonderwijs of geen opleiding) koos 27% voor ‘de partij is voor minder Europese samenwerking’ en 20% voor ‘voor onze veiligheid in Nederland’.
- 9.24% van de laagopgeleide niet-stemmers motiveert de keuze met ‘ik heb geen vertrouwen in de euro’, 23% met ‘ik heb geen vertrouwen in de Europese Unie’, en 21% met ‘ik stem nooit bij de Europese verkiezingen’. Onder hoogopgeleiden is de belangrijkste motivatie ‘ik was niet in de gelegenheid (bijv. ziekte of verblijf in buitenland)’, gevolgd door ‘ik had geen tijd’.
- 10.David Van Reybrouck, ‘Europa heeft haar lageropgeleiden uitgesloten’, de Correspondent, mei 2014. Zie decorrespondent.nl/780/europa-heeft-haar-lageropgeleiden-uitgesloten/77966460-de2bd68b.
- 11.European Council, ‘Speech by President Herman Van Rompuy upon receiving the International Charlemagne Prize, Aachen 29 May 2014’, p. 2 (vertaling auteurs). Zie www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ec/142974.pdf.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.