Ferm vanuit het Europees belang
Samenvatting
Het Europees Parlement is een klassieke volksvertegenwoordiging met aanzienlijke bevoegdheden. Samen met de Raad beslist het over wetgeving en begroting. Daarnaast oefent het politieke controle uit en voert het adviserende taken uit. Met uiteraard vele slagen om de arm kan men het Europees Parlement vergelijken met het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, dat de bevolking vertegenwoordigt, terwijl ministers in de Raad net als leden van de Senaat primair afzonderlijke staten representeren. Sommigen klagen dat Europarlementariërs per land, dus niet via Europese lijsten, worden gekozen, maar ook de leden van het Amerikaanse Huis worden per staat gekozen. (In landen met een districtenstelsel zijn kiezers trouwens niet gewend nationaal dezelfde lijsten voor zich te krijgen.)
Bij de strijd om het voorzitterschap van de Europese Commissie zou men enigszins aan de Nederlandse parlementaire strijd uit 1866-1868 kunnen denken, die de vertrouwensregel opleverde. Hoewel de Grondwet toch duidelijk zei (tot 1983 overigens) dat de koning ministers ‘naar welgevallen’ benoemt en ontslaat, gaf de Tweede Kamer ondubbelzinnig te verstaan dat ze alleen bewindslieden accepteerde die haar vertrouwen genoten. Uiteraard behield de koning(in) nog lang invloed en nog het kabinet-Schermerhorn (1945-1946) heette ‘koninklijk’. De vertrouwensregel is niet alleen een kwestie van gewoonterecht, maar ook van macht en bevoegdheden: het desnoods wegstemmen van alle wetsvoorstellen en de begroting van een ongewenste minister.
Zo verloopt nu de strijd om het voorzitterschap van de Europese Commissie. Het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt helder dat de Europese Raad een kandidaat voordraagt en dat het Europees Parlement die kiest, maar als het Parlement alleen een kandidaat naar eigen smaak verdraagt, geeft de machtsbalans de doorslag. De Tweede Kamer heeft zich van een volksvertegenwoordiging bij de (koninklijke) macht ontwikkeld tot de grondslag van de macht, en wellicht gaat het Europees Parlement ook die weg.
***
In Nederland roept dat tegenwoordig de vraag op wat ‘ons’ aandeel daarbij is. Wat stellen 26 zetels voor op een totaal van 751? Het is overigens nuttig te bedenken dat 20 van de 28 landen minder zetels hebben. Vanuit nationaal oogpunt heeft niemand veel macht in de EU. Zelfs Duitsland bezit niet meer dan 96 zetels. De vraag is echter nog maar of het wel raadzaam is het Europees Parlement zo nationaal te bezien. Vruchtbaarder is het terug te gaan naar het allereerste begin van de Europese samenwerking. In de Raadgevende Vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1952) nam Nederland slechts 10 van de 78 zetels in. Toch was het enthousiasme voor het Europese project destijds groot, zo laat Robin de Bruin in Elastisch Europa. De integratie van Europa en de Nederlandse politiek, 1947-1968 overtuigend zien.
Veel hing daarbij af van de positie die men innam. De kabinetten-Drees (en de ambtenaren) waren, anders dan soms wordt gesteld, absoluut niet eurosceptisch, maar ze moesten wel het nationale belang behartigen: begrotingen dienden bewaakt te worden en Europese samenwerking diende vooral concrete economische integratie te betekenen. Kamerleden die een Europees dubbelmandaat innamen, konden zich echter wel aan weidse vergezichten overgeven.
Het Europa van de Zes was overwegend katholiek en het verbaast dan ook niet dat de KVP van harte achter vergaande Europese integratie stond. Het aanvankelijk nationale perspectief op Europa verschoof binnen een paar jaar naar een internationalere zienswijze. Europa was bij uitstek het terrein waarop sociale gerechtigheid, onder leiding van het subsidiariteitsbeginsel, verwezenlijkt kon worden, waarbij men destijds in enigszins corporatistische termen dacht. Terwijl men Europa enerzijds als een verlengstuk van de rooms-rode samenwerking zag, legde men er tegelijk graag de nadruk op dat het alleen al door de omvang een welkom tegenwicht tegen gevreesd socialistisch dirigisme bood. Marga Klompé, een van de leidende figuren, die zelfs van Carl Romme een Europees idealist wist te maken, betoogde dat Europa de plicht had eeuwenoude geestelijke waarden voor het welzijn van de hele wereld beschikbaar te maken.
Voor de protestantse CHU en ARP lag Europese coöperatie op het eerste gezicht iets minder voor de hand. Maar net als anderen zagen de protestanten de noodzaak vrede te bevorderen én welvaart te vergroten, twee doeleinden die gemeenlijk als twee zijden van dezelfde medaille werden gezien. ‘Onze stem zal niet luid klinken’, beaamde Cees Hazenbosch (ARP), ‘maar daarmee is niet gezegd, dat onze stem zwak moet zijn.’ Ook hij zag een eigen weg: ‘Voor een antirevolutionair is economische integratie principieel iets anders dan het voeren van een liberale handelspolitiek.’ Evenals Klompé meende hij dat alleen een supranationale benadering ‘voldoende waarborgen voor de voortgang en de duurzaamheid van de integratie’ bood. De nationale soevereiniteit kon daarbij ‘niet geheel ongerept’ blijven.
***
Men zal het weten: mede door de samenwerking in Europees verband groeiden ARP, CHU en KVP ook in Nederland naar elkaar toe. In de jaren vijftig legden parlementariërs alle nadruk op de verwezenlijking van de eigen politieke idealen in Europees verband. Ze vertegenwoordigden Straatsburg meer in Nederland dan omgekeerd. Daarin ligt ook de les voor nu. Zoals leden van de Staten- Generaal ‘het gehele Nederlandse volk’ vertegenwoordigen, representeren Europarlementariërs álle ‘burgers van Unie’.
Terwijl bewindslieden in de Raad van ministers en de Europese Raad opkomen voor de nationale belangen én consensus moeten bereiken – daar is de EU goed in – dienen Europarlementariërs vanuit hun eigen verantwoordelijkheid vooral politieke, niet-nationale, verschillen te benadrukken en zo een aansprekende visie op geheel Europa te bieden. Alleen door ferm vanuit het Europees belang te denken en nationale enghartigheden te negeren, kunnen ze burgers werkelijk overtuigen én vertegenwoordigen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.