Lokale wereldverbeteraars
Samenvatting
Als de PvdA in 2010 de verkiezingen had gewonnen, had ons land een staatkundige primeur kunnen beleven. Met Cohen in het Torentje zou hij de eerste en tot dusver enige naoorlogse minister-president zijn geweest die eerder als burgemeester het volk had gediend.1 Ook in de Verenigde Staten is nog nooit een oud-burgemeester verkozen tot president. Volgens de Amerikaanse schrijver Benjamin Barber is dit geen toeval. Het burgemeesterschap is geen vanzelfsprekende leerschool voor de landelijke politiek. Integendeel, betoogt Barber in zijn boek Als burgemeesters zouden regeren (vertaald uit het Engels: If Mayors Ruled the World). Burgemeesters zijn uit heel ander hout gesneden. Zij hebben in Barbers ogen alles wat landelijke bestuurders vaak missen. Wie is deze Benjamin Barber? Hij is politicoloog en heeft verschillende boeken over democratische vernieuwing en burgerparticipatie op zijn naam staan. Barber was ook adviseur van voormalig president Clinton en was betrokken bij de verkiezingscampagne van Howard Dean in 2004. Zijn bekendste boek is Jihad vs. McWorld (1995).
Benjamin Barber
Als burgemeesters zouden regeren. Haperende staten, opkomende steden
Nieuw Amsterdam | 2014 | 480 pp. | € 24,95 | ISBN 9789046816721
***
Barbers boek is een kritische analyse van het huidige onvermogen van democratische staten om daadkrachtig de grote problemen van deze tijd op te lossen. De natiestaat als politiek vehikel is oud, vermoeid en te zeer belast door polarisatie en ideologische scherpslijperij. Deze bestuurlijke verlamming ziet Barber niet alleen in de landelijke politiek, maar ook in de internationale aanpak van globale vraagstukken als klimaatverandering, migratie en de financiële crisis.
Tegenover dit onvermogen plaatst Barber de bestuurlijke vitaliteit van het lokaal bestuur in de grote stad. Burgemeesters zijn zelden ideologisch en bovenal pragmatisch in de aanpak van de problemen van alledag. Hun stad moet schoon en veilig zijn, werk bieden aan de inwoners ervan, en aantrekkelijk zijn voor ondernemers. In die überpragmatische aanpak hebben ze voor ideologisch gekonkel geen tijd. De stad is een broeiplaats voor creativiteit, innovatie en diversiteit, en biedt volgens Barber de ideale schaalgrootte om bestuurlijke daadkracht te realiseren en tegelijk ruimte te laten voor de noodzakelijke identificatie, participatie en solidariteit van haar inwoners. De oplossing voor de malaise van de westerse democratie ligt voor hem dan ook in een terugkeer naar de democratische bakermat van het stedelijk bestuur.
Barber onderbouwt zijn stelling met treffende voorbeelden. Waar regeringsleiders op internationale klimaatconferenties niet of nauwelijks aansprekende resultaten boeken, komen burgemeesters met praktische oplossingen. Los Angeles ging jarenlang gebukt onder hevige smog. De grootste boosdoener bleek niet het autoverkeer, maar de stationair draaiende vrachtschepen in de haven, die daar soms dagenlang lagen om te laden en lossen. Met het aanbieden van krachtstroom aan de schepen was het probleem verholpen en werd de lucht een stuk schoner.
***
Het geloof in de kracht van het lokaal bestuur past uitstekend bij het CDA als brede volkspartij met een sterke lokale basis. Vanuit het subsidiariteitsdenken stelt de christendemocratie dat besluiten zo dicht mogelijk bij mensen moeten worden genomen. De recente tegenstem van de Tweede Kamerfractie op de kabinetsvoorstellen voor de decentralisatie van de langdurige zorg was dan ook geen fundamenteel bezwaar tegen de overheveling van deze taak naar de gemeenten, maar was ingegeven door gegronde bezwaren tegen de voortvarendheid waarmee het kabinet de plannen wilde doorvoeren (vooral om de eigen bezuinigingsdoelstellingen te halen).
De verschuiving van meer taken en bevoegdheden naar het lokaal bestuur leidt zowel in de praktijk als in de wetenschap tot nieuwe bestuurskundige en politieke vragen. Is het lokaal bestuur sterk en deskundig genoeg? Is er straks daadwerkelijk ruimte om af te wijken van het landelijk beleid? En wat te doen als er in de uitvoering verschillen gaan ontstaan tussen gemeenten? Durft de minister dan te zeggen dat hij daar niet meer over gaat?
Voor Barber zijn dit allang geen vragen meer, maar feiten. Dit is voor hem het wezenlijke verschil tussen ideologie en praktijk. Hij legt – zonder voorbehoud – alle bestuurlijke autonomie op het lokale niveau, met alle consequenties van dien. Zijn droom is een wereldparlement van burgemeesters, die de problemen wel oplossen. In zijn opvatting schuilt de legitimatie voor vergaande decentralisatie simpelweg in de nabijheid tot de kiezer. De burgemeester als metafoor voor het gehele lokale bestuur is direct aanspreekbaar en benaderbaar. Zo roemt Barber de daadkracht en eigenzinnigheid van de gewezen burgemeester Bloomberg van New York, die zonder federale wettelijke basis de verkoop van grote bekers ongezonde frisdranken wilde inperken, totdat dit verbod door de rechter werd vernietigd. Hij signaleert met genoegen dat, terwijl de Duitse regering illegaliteit wil bestrijden, verschillende burgemeesters de illegalen juist huisvesten en onderwijs en zorg bieden om te voorkomen dat ze in de anonimiteit verdwijnen en voor problemen zorgen. Diezelfde spanning zien we in Nederland rond de uitvoering van het kinderpardon, waarbij de vraag is of families die lokaal bekend waren ook in aanmerking moeten komen voor de pardonregeling.
***
In zijn toespraak tot het eeuwcongres van de vng beschreef premier Rutte in 2012 hoe gemeenten in de loop der jaren zijn uitgegroeid van ‘lagere overheden’ tot ‘mede-overheid’. Inmiddels wordt gesproken van de gemeente als ‘de eerste overheid’.2 De premier onderschreef die ontwikkeling op zich, maar hield tegelijkertijd vast aan het beeld van de overheid als ‘één huis van Thorbecke’, weliswaar bestaande uit verschillende verdiepingen, maar met ‘één robuuste voordeur’.
De analyse van Barber roept echter de vraag op in hoeverre die verticale, hiërarchische indeling van het openbaar bestuur nog houdbaar en werkbaar is in de horizontale netwerksamenleving van nu. De basis voor het huidige bestuurlijke bestel is neergelegd in de grondwet van 1848, waarin de verhoudingen tussen het rijk, de provincies en de gemeenten werden bepaald. In een gedecentraliseerde eenheidsstaat zijn de lagere overheden gehouden de landelijke wetten en regels uit te voeren en na te leven. Daarbinnen is de ruimte voor verschil beperkt.
Maar we leven niet meer in 1848. Burgers hebben veel meer informatie, meer kennis, meer tijd en ook meer mogelijkheden om zich te organiseren.3 Enerzijds kan dit de betrokkenheid en interesse in politiek en bestuur vergroten; anderzijds betekent dit ook dat burgers daadwerkelijk meer invloed willen op hun eigen leven en leefomgeving. Betekent de ontwikkeling van ‘lagere overheid’ naar ‘eerste overheid’ dat we het huis van Thorbecke daadwerkelijk op zijn kop gaan zetten en meer ruimte laten aan gemeenten om daadwerkelijk hun eigen beleid te voeren? Die vraag werpt zijn schaduw vooruit in actuele discussies over de decentralisaties, maar blijft vooralsnog politiek onbeantwoord.
***
Tot zover de positieve appreciatie van Barber. De eerder betrokken stelling dat zijn lofzang op het lokale boven het landelijke aansluit bij het christendemocratisch denken over subsidiariteit, behoeft nog een forse kritische kanttekening. Zolang Barbers pleidooi niets meer behelst dan het inruilen van onmachtige regeringsleiders voor doortastender en pragmatischer burgemeesters, kan een christendemocraat niet tevreden zijn. In beide benaderingen moet de oplossing nog steeds van de overheid komen en is de samenleving zelf niet meer dan een lijdend of meewerkend voorwerp. In die manier van denken toont Barber zich te veel sociaaldemocraat.
In de katholieke uitleg van de subsidiariteitsleer komt de overheid pas in actie als burgers zelf niet tot een oplossing kunnen komen. Ten aanzien van de protestantse soevereiniteit in eigen kring geldt min of meer hetzelfde. Dit is een wezenlijk andere benadering, die ook doorklinkt in Sybrand Buma’s eerste principe: niet de overheid, maar de samenleving.4 Juist in de horizontale netwerksamenleving van nu moeten we kritisch durven kijken naar het bestuurlijk bestel. Dan is het verschuiven van de machtsbalans tussen landelijk en lokaal slechts het begin, omdat de werkelijke oplossing ligt in het teruggeven van zeggenschap aan de samenleving. Dit geldt voor de stem op een gekozen burgemeester, de inspraak in maatschappelijke ondernemingen of nieuwe voorstellen, zoals de right to challenge. Langs deze wegen kan een antwoord worden gevonden op wat de Britse journalist Philip Coggan in zijn boek The Last Vote ziet als een van de grote problemen van de westerse democratie: ‘Individual citizens must re-engage with the political system. The fault lies not with our politicians alone, but in what we have asked them to do in our name.’5 Daarin schuilt ook een fundamentelere vorm van kritiek op Barbers denken. Ontdaan van de overtuigende voorbeelden is zijn boek vooral een pleidooi voor een pragmatische aanpak boven een waardegedreven politiek. Dat klinkt als een al te eenvoudig antwoord op de malaise in de democratie.
Noten
- 1.Van alle naoorlogse minister-presidenten heeft er ook slechts één zijn carrière vervolgd als burgemeester. Bij zijn aanvaarding van het burgemeesterschap van Den Haag verklaarde Victor Marijnen in 1968 dat zijn keuze vooral was ingegeven door zijn ‘dadendrang in praktisch- bestuurlijke richting’.
- 2.Zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/toespraken/2012/06/05/ toespraak-rutte-op-jubileumcongres-100-jaarvereniging-nederlandse-gemeenten.html
- 3.Ralf Güldenzopf en Hans Janssens, ‘De volkspartij van de toekomst is een platformpartij’, in: Pieter Jan Dijkman, Wim van de Donk en Rien Fraanje (red.), Het appel op de vitale samenleving (CDV Lente 2013). Amsterdam: Boom, 2013, pp. 140-147.
- 4.Zie onder meer Sybrand Buma, ‘De samenleving, niet de overheid’, in: Pieter Jan Dijkman, Raymond Gradus en Jan Schinkelshoek, CDA ontleed. Over de C, D en A. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 2014, pp. 137-146.
- 5.Philip Coggan, The Last Vote. The Threats to Western Democracy. Londen: Penguin Books, 2013, p. 18.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.