Franciscus’ Evangelii gaudium: een confronterende boodschap
Samenvatting
De eerste programmatische tekst van Franciscus, Evangelli gaudium, bevat een boodschap van maatschappelijke en politieke betekenis. De paus houdt de samenleving en ook het CDA een spiegel voor.
Op 24 november verscheen paus Franciscus’ eerste programmatische tekst: de apostolische exhortatie Evangelii gaudium (de vreugde van het evangelie). In tegenstelling tot veel andere documenten vervaardigd door het leergezag van de rooms-katholieke kerk, deed deze pauselijke brief direct wereldwijd veel stof opwaaien: in positieve én in negatieve zin. Voorstanders prezen Franciscus’ heldere, toegankelijke stijl en het missionaire elan van een kerk die luisterend in de wereld staat maar zich tegelijkertijd krachtig verbindt met de vraagstukken van haar tijd. Ook vond zijn nadruk op de grote vreugde die uitgaat van het evangelie bijzonder veel weerklank. Tegenstanders hadden daarentegen grote moeite met de wijze waarop Franciscus van leer trekt tegen de wijze waarop de mondiale economie thans is ingericht. Met name in de Verenigde Staten werd Franciscus’ schrijven meermaals weggezet als ‘puur marxisme’, vanwege zijn kritiek op de dominantie van de vrije markt. Al lijkt dit laatste een voorbarige conclusie. Franciscus verwerpt de markteconomie niet, hij is alleen kritisch op de negatieve uitwassen ervan. Daarnaast – en dat is velen onduidelijk – sluit zijn denken niet aan bij het marxisme, maar past het goed in de traditie van het katholiek sociaal denken.
Deze uiteenlopende reacties maken nieuwsgierig naar wat Franciscus daadwerkelijk te zeggen heeft in dit document. Welke perspectieven zijn er bijvoorbeeld te vinden in Evangelii gaudium waar onze samenleving en de christendemocratie zich aan kunnen scherpen? Deze bijdrage, waarin ik mij noodgedwongen sterk moet beperken, begint met twee constateringen over de karakteristieken van de apostolische exhortatie. Vervolgens wordt er kort gereflecteerd op hoe Franciscus’ benadering en schrijven aansluit bij het katholiek sociaal denken en welke (onverwachte) perspectieven dit biedt.
***
Wat direct opvalt bij het lezen van Evangelii gaudium is de prominente maatschappelijke plek die Franciscus de kerk en het evangelie toebedeelt. Zonder terughoudendheid plaatst hij beide midden in de wereld van vandaag. De in Nederland gangbare gedachte dat religie een particuliere bezigheid is die thuishoort achter de voordeur, is Franciscus volledig vreemd. Onomwonden stelt hij: ‘[Christus’] verlossing heeft een maatschappelijke betekenis, omdat “God in Christus niet alleen het individu verlost, maar ook de maatschappelijke verhoudingen tussen de mensen”. Belijden dat de Heilige Geest in allen werkzaam is, houdt in te erkennen dat Hij tracht door te dringen in iedere menselijke situatie en alle maatschappelijke banden’ (EG 178).1 Een authentiek geloof, zo stelt Franciscus, ‘houdt altijd een diep verlangen in om de wereld te veranderen’ (EG 183). Het idee van een neutrale publieke ruimte past niet bij Franciscus’ boodschap, die de rol van de kerk en het evangelie juist ziet in het versterken en het verbeteren van menselijke en maatschappelijke verhoudingen. Wie, zo stelt Franciscus, ‘zou de boodschap van de heilige Franciscus van Assisi en de zalige Theresa van Calcutta in een tempel willen opsluiten en tot zwijgen willen brengen?’ (EG 183). Zo gaan hun inspirerende boodschap en de grote vreugde die uitgaat van het evangelie verloren.
Maar waar en hoe dient de kerk dan maatschappelijk aanwezig te zijn? Verschillende keren benadrukt Franciscus in Evangelii gaudium dat de kerk ‘geroepen is zich ten dienste te stellen van een moeilijke dialoog’ (EG 74), in het bijzonder daar waar mensen tegenover elkaar staan wegens uiteenlopende belangen. Franciscus omschrijft drie terreinen van dialoog waarop de kerk betrokken dient te zijn omwille van de volledige ontwikkeling van het menselijke wezen en het algemeen welzijn. Het gaat daarbij om ‘de dialoog met de staten, met de maatschappij – die de dialoog met de culturen en de wetenschappen bevat – en die met andere gelovigen die geen deel uitmaken van de katholieke kerk’ (EG 238). Zo bezien heeft de kerk een belangrijke maatschappelijke taak en verantwoordelijkheid, waarbij, zoals Franciscus stelt, het evangelisch dubbelgebod een belangrijke leidraad is (EG 181): God liefhebben met heel het hart, heel de ziel en heel het verstand en de naaste liefhebben als zichzelf (Mattheüs 22: 37-40).
***
Een tweede interessante observatie is Franciscus’ harde toon daar waar het een economie betreft die mensen uitsluit. Wij moeten ‘nee [zeggen] tegen een economie van uitsluiting en ongelijkheid’, want: ‘Deze economie doodt’ (EG 53). Een te groot geloof in de absolute autonomie van de markten creëert een ‘onevenwichtigheid’ (EG 56), waarbij alles wat broos is het onderspit delft.
Dit geldt in eerste instantie voor de waardigheid van de menselijke persoon. Wij hebben volgens Franciscus een ‘wegwerpcultuur’ ingevoerd: ‘Men beschouwt het menselijk wezen in zichzelf als een consumptiegoed dat men kan gebruiken en vervolgens weggooien’ (EG 53). Gevolg hiervan is niet slechts dat mensen worden uitgebuit, maar zelfs verworden tot vuilnis: ‘afval’ (EG 53). Naast de ernstige gevolgen voor de menselijke waardigheid, ondergraaft een ‘systeem dat ernaar neigt om alles op te slokken met het doel de winsten te vergroten’ ook het bonum commune (algemeen welzijn), zelfs in brede zin: ook het milieu staat weerloos tegenover een vergoddelijkte markt (EG 56).
Wat opvalt in Evangelii gaudium is de grote nadruk die Franciscus legt op de armen. Zij zijn het eerste slachtoffer van een economie die uitsluit. Echter in theologisch opzicht is er sprake van een omgekeerde afhankelijkheid. De armen zijn degenen van wie de welvarenden afhankelijk zijn: ‘Heel de weg van onze verlossing wordt getekend door de armen’ (EG 197). Want het zijn de armen die ‘met hun eigen lijden de lijdende Christus [kennen]’ en ons in die zin veel te leren hebben (EG 198).
***
Al zegt Franciscus expliciet dat Evangelii gaudium in de strikte zin niet behoort tot het corpus van de katholiek sociale leer, hij laat wel degelijk zien dat een goede en gezonde samenleving gebaat is bij belangrijke basisbeginselen uit het katholiek sociaal denken, zoals subsidiariteit, solidariteit en de menselijke waardigheid (EG 184).
Zo onderschrijft Franciscus in zijn apostolische exhortatie het grote belang van subsidiariteit. Hij wil met zijn schrijven geen volledige analyse geven van problemen en oplossingen. Veeleer nodigt hij de uiteenlopende menselijke gemeenschappen uit om zijn ‘perspectieven aan te vullen en te verrijken, te beginnen bij het bewustzijn van de uitdagingen die hen direct of van dichtbij betreffen’ (EG 108). Hiermee sluit hij aan bij het inzicht uit het katholiek sociaal denken dat de goede samenleving groeit van beneden naar boven en dat mensen de verantwoordelijkheid die hun toekomt niet uit handen moet worden genomen. Het probleemoplossend vermogen dient te worden aangesproken op het concreetste niveau.
Wat betreft de relatie tussen solidariteit en het persoonlijk recht op bezit valt op dat Franciscus solidariteit vooraf laat gaan aan het gegeven dat de mens ‘van nature’ recht heeft op privébezit. Zo zegt hij enigszins cryptisch: ‘Solidariteit is een spontane reactie van wie de maatschappelijke functie van eigendom en de universele bestemming van de goederen als werkelijkheden die aan privébezit voorafgaan, erkent’ (EG 189). Privébezit van goederen wordt ‘gerechtvaardigd […] zodat zij het gemeenschappelijk welzijn beter dienen, en daarom moet solidariteit worden beleefd als een beslissing de arme terug te geven wat hem toekomt’ (EG 189). Bondig en scherp verwoord gaat de maatschappelijke functie van eigendom zo vóór het strikte privébezit. Dit privébezit is vervolgens gerechtvaardigd zolang het het bonum commune dient. Dit lijkt een woordspel, maar deze woorden van Franciscus tonen wel degelijk enige spanning met bijvoorbeeld de bekende sociale encycliek Rerum novarum (1891), die stelt dat ‘privaatbezit van goederen een recht is dat de mens van nature geschonken [is]’ (RN 6).2 Rerum novarum lijkt hiermee een andere volgorde te hanteren: de mens opgevat als persoon heeft ‘van nature’ recht op bezit, vervolgens geeft hij vanuit zijn eventuele overvloed (superflua) aan anderen ook het recht om gebruik te maken van dit bezit.
***
Franciscus brengt in Evangelii gaudium solidariteit, personalisme en het principe van het bonum commune op een geheel eigen wijze samen. Privébezit is slechts gerechtvaardigd in het licht van onderlinge solidariteit en het idee dat bezit het algemeen welzijn ten goede moet komen. Daarom ageert hij in zijn schrijven ook zo sterk tegen een ‘economie die mensen uitsluit’ en de eenzijdige gerichtheid op winstmaximalisatie die mensen maakt tot anonieme raderen in een voortdenderende machinerie.
Hiermee draagt Franciscus een boodschap uit die contrasteert met veel tendensen in onze huidige samenleving. Hij begint bij ‘wij’ en niet bij ‘ik’, vanuit het idee ‘dat alles wat van mij is ook van jou is’, om het met de woorden uit de parabel van de verloren zoon te zeggen (Lucas 15: 31). Daarnaast benadrukt hij dat het waardevolste verscholen ligt in degenen met wie wij die het minst associëren: de armen. Immers ‘heel de weg van onze verlossing wordt getekend door de armen’. Franciscus begint zo bezien aan de andere kant: niet het individuele succes vormt het uitgangspunt en de opmaat naar geluk en vervolmaking, maar ons vermogen om de blijde boodschap te zien doorbreken in kwetsbare medemensen, in het bijzonder diegenen die doorgaans het minst zichtbaar zijn.
Paus Franciscus heeft zich in het eerste jaar van zijn pontificaat geliefd en populair gemaakt. Met Evangelii gaudium houdt hij onze samenleving een spiegel voor. Tegelijkertijd kan de apostolische exhortatie als een slijpsteen fungeren om onze gedachten aan te scherpen. Welke keuzes maken wij en welke offers zijn wij eventueel bereid te brengen daar waar het gaat om het beschermen van de menselijke waardigheid? En hoe bepaalt deze inzet onze opstelling tegenover Syrië, Oekraïne, maar ook onze houding inzake de zojuist afgeronde Olympische Spelen? Dichter bij huis staat daarnaast de strafbaarstelling van illegaal verblijf door vreemdelingen in Nederland prominent op de politieke agenda. Deze kwesties vragen om stellingname, willen wij bijdragen aan een gezonde christendemocratie. Het maakt Franciscus’ apostolische exhortatie met de dag actueler en lezenswaardiger.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.