Europa, dat zijn we zelf
Samenvatting
Het debat in de aanloop naar de Europese verkiezingen dreigt te verzanden in een simplistisch ‘voor of tegen Europa’. Maar het heeft geen zin om pro of contra Europa te zijn, want Europa, dat zijn we zelf. En daarvoor hebben we verantwoordelijkheid te dragen. Het is van groot belang dat burgers zich kunnen identificeren met de Europese Unie. De christendemocratische notie van subsidiariteit moet een handvat zijn om vervreemding tegen te gaan.
Met Europa gaat het dezer dagen als met de democratie: er is van alles mis mee, maar je zou het voor geen goud willen ruilen voor iets anders.
Dat is een weinig wervende constatering en de marketeer in menig politicus zal er dan ook prompt zijn of haar afschuw over willen uitspreken: met zo’n minimalistische vaststelling maak je kiezers immers niet enthousiast voor Europa. (En ook dat is waar, trouwens.)
Het enthousiasme voor het Europese project heeft in diverse landen, zeker ook in Nederland, het laatste decennium een stevige deuk opgelopen. Dat moeten we onder ogen zien en proberen te begrijpen. Want zonder diagnose, geen remedie.
Zeker heeft het emotioneel wervende nie wieder Krieg-argument voor Europa aan betekenis ingeboet. Dat mag misschien niet terecht zijn, zoals de historicus weet op te merken, maar het is desalniettemin een feit. Jonge mensen kunnen zich simpelweg niet voorstellen dat we de Europese Unie nodig hebben om bijvoorbeeld een nieuwe oorlog tussen Frankrijk en Duitsland te verhinderen. Deze notie is verdampt na meer dan een halve eeuw, met dank overigens aan datzelfde Europese project.
Het gevoel van lotsverbondenheid heeft eveneens geleden. Dat is begrijpelijk in een Unie van maar liefst 28 lidstaten met reusachtige verschillen in cultuur, geschiedenis, economie en sociale verhoudingen. Die verschillen maken ook dat uiteenlopende lidstaten geheel uiteenlopende verwachtingen koesteren jegens de Europese Unie. Voor het ene land ligt het einddoel in een soort Europese Verenigde Staten, voor het andere is lidmaatschap juist bedoeld als garantie om zo veel mogelijk baas in eigen huis te kunnen blijven. Enthousiasme kweken voor een project waarvan we niet kunnen, willen of durven benoemen waar het ons moet brengen, is op zichzelf al een hele krachttoer.
Daar komt ten slotte bij dat de Europese Unie voor het nodige chagrijn heeft gezorgd in de jaren na de bankencrisis, toen in alle naaktheid de bestuurlijke onvolkomenheid van de eurozone zichtbaar werd en burgers van het ene euroland met minachting over burgers in een ander euroland spraken als nooit tevoren.
***
Dat is inmiddels in grote lijnen allemaal gerepareerd en dat mag op zichzelf een klein wonder van Europese daadkracht heten, maar zo wordt het over het algemeen zeker niet waargenomen.
Nu staat de scepsis jegens de Europese Unie niet op zichzelf en is die vermoedelijk eerder een onderdeel van een breder fenomeen, een breder legitimatietekort. De legitimatie van de West-Europese democratieën na de Tweede Wereldoorlog is voor een belangrijk deel gestoeld op de opbouw van een verzorgingsstaat. Fransen kijken er met nostalgie op terug als les trentes glorieuses. Diezelfde verzorgingsstaat staat nu overal onder druk en ter discussie door ontwikkelingen als de globalisering, de opkomst van nieuwe industriële mogendheden, de technische ontwikkelingen, de demografie en de onzekerheid die dat met name voor de sociaaleconomische middenklassen met zich meebrengt. Het leidt her en der tot angst voor de boze buitenwereld, boosheid jegens de bestuurlijke elites en een vlucht in de politics of identity. En het leidt ook tot politieke instabiliteit in menig land, met regeringen die elkaar in snel tempo afwisselen en kiezers op drift. Dit bredere ongenoegen raakt ook de Europese Unie, een project dat van oudsher het domein is geweest van bestuurlijke bestuurlijke elites, van de vermaledijde Brusselse functionarissen. Telkens wanneer de Europese begrotingscommissaris nu een land oproept tot ‘structurele hervormingen’, hoor je een deel van het volk verzuchten dat er weer een slag vanuit Brussel aan de verzorgingsstaat wordt toegebracht.
De Gesinnungspolitiker die het van stemmingen en emoties moet hebben, heeft dus met eurosceptische boodschappen en anti-Europese oneliners het tij mee. Het twittert lekker weg.
***
Met chagrijn bouw je weinig op, al schijnt het mensen soms een kortstondig gevoel van opluchting te bieden. En onzekerheid alleen, hoe begrijpelijk ook, maakt schichtig en behoudzuchtig en ontneemt een mens de energie die nodig is om perspectieven te ontwikkelen.
Over een paar uitgangspunten zullen we het eens kunnen zijn. We leven in Europa als lidstaten met zijn allen in dezelfde straat. (Om misverstanden te voorkomen: ook Zwitserland woont in deze straat.) Daaruit verhuizen kan niet en dat hoeft ook niet. Sterker nog, iedereen in die straat heeft de dure plicht om te zorgen dat de straat op orde is, dat het vuilnis wordt opgehaald, de kinderen veilig de straat op kunnen, het buurtfeest op tijd wordt georganiseerd, en de politie er je beste vriend is. We wonen allemaal in die straat – of, zoals het CDA-verkiezingsprogram het omschrijft: het heeft geen zin om pro of contra Europa te zijn, want Europa, dat zijn we zelf. En daarvoor hebben we verantwoordelijkheid te dragen. We zullen dus moeten overleggen in wat voor straat we willen wonen, wat we wel en wat we niet zo belangrijk vinden en wat we daarvoor overhebben. Wat voor Europa zien we voor ons?
Vroeger hechtten we vooral aan een steeds verder verweven Europa, aan lidstaten die zouden opgaan in een ‘ever closer Union’. Die verwevenheid diende een belangrijk doel, namelijk onderlinge tegenstellingen en animositeit overwinnen. Dat is nu niet meer de allerhoogste prioriteit, ook al dwingt de technische ontwikkeling telkens weer tot onverwachte harmonisatiedwang. De hoogste prioriteit is in een radicaal veranderde wereld eigenlijk eerder een ‘sterke Unie’. We zullen onze krachten voldoende moeten bundelen om onze waarden en belangen tegen nieuwe opkomende machten en krachten te kunnen verdedigen en bevorderen. Dat klinkt misschien abstract, maar het kan o zo concreet worden als Facebook met onze data een loopje neemt, als textiel op mensonterende wijze wordt geproduceerd ergens in Azië, of als een waspoeder vol wordt gestopt met minachting voor het milieu ergens in Afrika.
Over die Europese waarden en belangen hoeven we niet geringschattend te doen: voor heel veel wereldburgers is Europa een buitengewoon aantrekkelijke plek, omdat er een behoorlijke sociaaleconomische stabiliteit is en rechten er zijn gewaarborgd, zoals nergens elders. Een Russische oligarch en een Somalische vluchteling hebben met elkaar gemeen dat ze hun heil uiteindelijk liever in Europa dan elders in de wereld zoeken, en dat is geen toeval.
Een sterke Unie is een Unie die soft power aanwendt. Maar het is meer en meer ook een Unie die desnoods met militaire middelen waarden en belangen kan verdedigen. Een sterke Unie is ook een Unie die waakt over financiële stabiliteit en die deze zowel intern als extern tegen andere machten kan verdedigen.
Het kan niet anders of zo’n sterke Unie zal een aantal kernlanden bevatten die bereid zijn om hun lot aan elkaar zo verregaand te verbinden. Dat zien we nu al bij de eurozone, waar lang niet alle lidstaten zich aan kunnen of willen verbinden. Dat zal niet anders zijn wanneer het om gezamenlijke defensie-inspanningen gaat en om gezamenlijk buitenlands beleid. Dat betekent niet dat landen moeten worden buitengesloten, maar wel dat niet iedereen wacht tot de laatste overtuigd is. Het betekent ook dat zich misschien een buitenste schil van landen vormt, voor wie vrijhandel voldoende is of die (voorlopig?) niet in staat zijn in zo’n kern te functioneren.
***
De christendemocratie heeft alle reden om zich in zo’n kern thuis te voelen en er vorm aan te geven. Christendemocratische partijen stonden aan de wieg van het Europese concept en wij hebben opvattingen over een samenleving die zich hier laat vormgeven. Begrippen als sociale markteconomie, Rijnlands model en maatschappelijk middenveld zijn niet toevallig begrippen die hier vertrouwd zijn en die je elders in de wereld met veel omhaal van woorden moet uitleggen. Daarop moeten wij voortborduren, actualiseren, moderniseren. Met een scherp oog voor de menselijke maat, met gezonde argwaan jegens verstatelijkte oplossingen, of ze nu uit Brussel of uit Den Haag komen. En met ruimte voor initiatief van onderop. Wij bepleiten een Europa dat mensen insluit in plaats van uitsluit, dat maatschappelijke verantwoordelijkheid vanzelfsprekend acht. Zo’n Europa gaat dus per definitie verder dan een simpele vrijhandelszone. Het wil een kader bieden voor waarden. Het moeilijkste, maar ook het belangrijkste bij zo’n Europese Unie is de democratie. Hoe zorgen wij ervoor dat burgers zich kunnen identificeren met zo’n project? Wij hebben niet die gratis emotionele identificatie die Amerikaanse staatsburgers met hun ver-wegbestuur uiteindelijk altijd houden, namelijk die van het vaderland. Onze identificatie ligt logischerwijze eerder bij ons land, bij alle vertrouwdheden en herkenbare verhoudingen die daarbij horen. Wij moeten hier niet lichtzinnig mee omgaan – dat is de valkuil voor elke bestuurlijke elite.
Daarom is subsidiariteit zo wezenlijk. Deze dwingt iedereen om zich telkens opnieuw af te vragen of er nu werkelijk een rol voor ‘Brussel’ is weggelegd of dat de verantwoordelijkheid maar beter kan worden gelegd op een plek die veel dichter bij de dagelijkse belevingswereld van mensen ligt. Subsidiariteit moet een handvat zijn om vervreemding tegen te gaan. Pas dan zal Europa ook echt gaan leven.
Ten slotte moeten we waken over de democratie. Hoe belangrijk het Europese parlement de laatste jaren ook mag zijn geworden, we moeten nationale parlementen dichter bij het Europese proces brengen. We moeten desnoods vertragingen accepteren, desnoods af en toe eens op de rem trappen, maar we mogen niet laten gebeuren dat mensen in groten getale van Europa vervreemden en dat nationale parlementen het allemaal niet kunnen bijbenen. Europa mag niet ten koste gaan van democratie, en omgekeerd al evenmin.
Zolang we weten waarheen we willen gaan, zolang we weten wat de vereisten van de tijd zijn en met welke standpunten en argumenten we de politieke arena kunnen betreden, blijft het primaire belang om burgers mee te nemen in dit traject.
En ja, werken aan een sterk Europa dat onze waarden en belangen in de wereld verdedigt en bevordert, mag je gerust ook een Europees ideaal noemen.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.