Ouder worden als roeping
Samenvatting
De ouderdom is een roeping tot kwetsbaarheid, een opdracht die om gehoorzaamheid, overgave vraagt – op straffe van een zinloze laatste levensfase. Want het alternatief is dat je blijft hangen in een eerder levensstadium, met zijn horigheid aan de dogma’s van onze cultuur. Zo iemand zal dus autonoom, mobiel en productief willen blijven – wat natuurlijk tot grote frustratie leidt en misschien zelfs tot de wens om een kaartje voor de levenseindekliniek te ontvangen. Ouderen zijn in hun kwetsbaarheid gezondenen die profetisch de wereld blijven herinneren aan wat ware menselijkheid is.
In het verpleeghuis waar ik werk als geestelijk verzorger woonde mevrouw Wiel, 102 jaar oud. Ze kon niet meer lopen en moest bij alles geholpen worden. Nooit getrouwd, had ze alleen nog wat verre familie. Ze was nog goed bij, zat altijd op haar kamer en keek natuurfilms op tv. Op haar dressoir marcheerde een collectie schitterend uit hout en ivoor gesneden olifantjes. ‘Ik kan niks meer’, zei ze schouderophalend. ‘Van mij mag het vannacht over zijn.’ ‘U wacht tot een van die olifanten uw verhaal uitblaast?’ antwoordde ik. Ze glimlachte en knikte.
Achteraf bedacht ik dat er een nog veel grotere olifant in die kamer aanwezig was, een die niet vaak wordt benoemd. Dat is de volgende vraag: welke betekenis heeft een hulpbehoevende oudere voor de samenleving?
Over ouderdom wordt veel gesproken en geschreven, maar bijna altijd in problematische zin: Hoe houden we de ouderenzorg betaalbaar? Hoe kunnen we daar de familie en vrijwilligers meer bij betrekken? Praktische vragen die op zichzelf nuttig zijn. Maar, zoals ik in mijn boekje Meer geluk dan grijsheid beschrijf: ouderdom is geen probleem.1 Ouderdom is eenvoudig een levensfase zoals alle andere, met haar eigen uitdagingen en mogelijkheden. Zo noemt de Poolse dichter en Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz ouderdom ‘een roeping’. Hij schreef dat toen hij tachtig jaar was. Het leuke van dichters is dat ze ons nieuwe woorden geven waardoor we de werkelijkheid anders gaan zien en beleven. ‘Ouderdom als roeping’ klinkt toch heel anders dan ‘ouderdom als kostenpost voor de samenleving’, ‘ouderdom als fase van aftakeling’ of zelfs ‘ouderdom als staan in het einde’.2 Immers, als je in het einde staat denk je al snel berustend: nou, het boek is bijna uit, ik ben benieuwd of het een happy end wordt of niet. Roeping daarentegen heeft iets actiefs: iemand of iets roept je, wil iets van je.
Kenmerkend voor een roeping zijn in elk geval drie dingen: een opdracht, waar je meestal niet om hebt gevraagd; onze gehoorzaamheid of overgave daaraan; en, ten slotte, een zending waarin je van betekenis wordt voor de wereld. Natuurlijk zijn er mensen die de opdracht van de ouderdom liever aan zich voorbij laten gaan. Niet ingaan op je roeping vraagt echter een hoge prijs. Dan laden we existentiële schuld op ons. We krijgen een leeg, onvervuld gevoel of zelfs het idee dat we niet deugen, ‘zondig’ zijn, ook al lopen we verder braaf binnen de lijntjes. Je mist je levensrichting, je bestemming, zodat je op den duur, evenals mevrouw Wiel, denkt: ‘Wat heeft het allemaal nog voor zin?’
Opdracht
Een roeping houdt een opdracht in die van de andere kant komt. We hoesten die niet zelf op. Je wordt geroepen; je krijgt een opdracht waarvan je vaak zegt: ‘Waarom moet mij dit nou gebeuren?’ De Bijbelse aartsvaders en profeten wringen zich in alle mogelijke bochten om onder hun roeping uit te komen. Als God Mozes opdraagt de Hebreeuwse slaven uit Egypte te bevrijden, antwoordt hij: ‘Waarom ik? Ik kan niet eens goed spreken.’ (Misschien dat hij zichzelf hier vergeleek met zijn vrouw Zippora, een naam die ‘babbelkous’ betekent.) En als Jeremia in een tempelviering wordt geroepen en de opdracht krijgt om te profeteren, is zijn reactie: ‘Hou toch op zeg, ik ben veel te jong.’
Hun aarzeling is goed te begrijpen. Een roeping houdt meestal een hoop gedoe in. Na een veelbelovend begin doolde Mozes met zijn bevrijde slaven veertig jaren in de woestijn rond, en Jeremia moest blijven preken terwijl niemand luisterde. Hij moet zich gevoeld hebben als een geestelijk verzorger die op bezoek is bij iemand die de tv keihard aan laat staan.
Ook de ouderdom brengt een opdracht met zich mee waarvoor je niet zelf kiest. Hou toch op zeg: je benen doen het niet meer, zoals bij mevrouw Wiel, in je oor komt een piepend gehoorapparaat, en er zit steeds vaker een rouwkaart bij de post.
Niet alleen profeten als Mozes en Jeremia, maar elk mens is een geroepene. Iedereen krijgt een opdracht waarin hij of zij de richting en bestemming van zijn leven vindt. Die opdracht ligt altijd in de werkelijkheid, in de concrete situatie waarin we gesteld zijn, zegt de apostel Paulus. Het probleem is dat we de werkelijkheid van ons leven vaak niet genoeg waarderen. Zo zijn er ouderen die dat ‘oud zijn’ maar niks vinden en denken: ‘O, was ik nog maar jonger.’ En dan vergelijken ze wat ze vroeger konden met hun huidige situatie. Maar zo maken ze zichzelf ongelukkig. Ze pakken hun concrete roeping niet op, ook al ligt die even dichtbij als het kunstgebit op hun nachtkastje. Het resultaat is dat ze zichzelf onaantrekkelijk vinden, lelijk en afgedankt.
Wellicht dat de dichter Milosz vooral de ouderdom een roeping noemt omdat die, meer dan eerdere levensfasen, aspecten vertegenwoordigt waarvoor je niet zelf gekozen hebt – je werk valt weg, je levensfuncties gaan achteruit, je wordt afhankelijk van hulp. Als in geen andere levensfase word je geconfronteerd met je onvermogen om greep op het leven te hebben. De ouderdom eist overgave.3
Overgave
Overgave klinkt, evenals roeping, als een religieus woord, en dat is het ook. Maar ook mensen die zichzelf het genot van een kerkdienst ontzeggen, weten dat overgave de sleutel tot geluk is. Je gaf je over in de armen van je lief, of aan de klanken van een concert, en je ‘vergat de tijd’ – met andere woorden, je had een eeuwigheidservaring. Zulke sublieme momenten zijn vol betekenis en zin en hebben een grote vormende invloed op ons leven. Vandaar dat gelovigen concluderen dat er wel zoiets als een zalige eeuwigheid moet zijn. Milosz noemt die een ‘tweede ruimte’ na dit leven. Dat is geen wensdenken of regressie, maar een logische conclusie uit de betekenisvolle tijdloze ervaringen die elk mens kent.
Meer dan eerdere levensfasen eist de ouderdom overgave aan de concrete situatie – aan de realiteit van afhankelijkheid van een rollator of scootmobiel bijvoorbeeld, of van iemand die je papieren helpt invullen. Overgave is niet passief berustend, want dan geven we onszelf niet echt: we houden iets mokkends of verongelijkts. Echte overgave is passief-actief: je aanvaardt actief de werkelijkheid, hier en nu. Je kiest waarvoor je niet gekozen hebt. Dan kan er iets wonderlijks gebeuren: er verschuift iets in ons, zodat we met nieuwe ogen naar het leven kijken. Op negentigjarige leeftijd schreef Czeslaw Milosz nuchter:4
Geachte ogen van me, het gaat niet best met jullie.
Ik krijg van jullie geen scherpe tekening,
en als er een kleur is, dan is hij wazig.
Naarmate hij aanvaardt dat hij minder goed kan zien, begint hij iets anders duidelijker waar te nemen:
Zonder ogen, starend naar één lichtpunt, dat zich uitbreidt en dat mij omvangt.
Staan in het einde kan een staan in een nieuw begin worden.
Overgave is moeilijker geworden omdat onze cultuur de maakbaarheid van het leven hoog in het vaandel heeft staan, zodat we verleerd hebben om te lijden. Bij ziekte of tegenslag zoeken we uit alle macht een oplossing. Dat is op zichzelf goed, maar elke roeping brengt leed met zich mee dat niet verholpen kan worden, zoals de profeten laten zien. Ten diepste dienen we het te dragen. Dan, en dat is een heel oude wijsheid, kan het vroeg of laat nieuwe bronnen in ons aanboren die ons verder helpen. Volgens het Evangelie is dit de weg van de Gekruisigde die lijden op zich nam op weg naar een verrassend Pasen.
Vandaag horen we vaak het woord ‘crisis’ vallen. Oorspronkelijk is dit een spiritueel woord dat ‘loutering’, ‘zuivering’ betekent. Wij willen er vaak niet aan, maar zonder lijden is kwaliteit van leven niet mogelijk: dat begint al bij het kind dat straf krijgt omdat het spijbelt, en loopt via de partner die in zijn of haar relatie geconfronteerd wordt met zijn angsten en daar wat mee moet, naar de oudere die zijn vertrouwde woning moet achterlaten omdat hij naar het verpleeghuis moet. Al die momenten van leed kunnen ons louteren, ons vrijmaken voor een nieuw begin waarin we tot ons recht komen – mits we onze roeping volgen. Mozes en Jeremia en de dichter Milosz, en met hen talrijke ouderen, zijn door tegenslagen en beperkingen ‘gladder and wiser’ geworden.
Zending
Iemand die geroepen wordt krijgt een opdracht waaraan hij, als het goed is, gehoorzaamt. Daardoor gaat hij meer betekenen voor de wereld; hij wordt een gezondene. Mozes bevrijdde de slaven uit Egypte, Jeremia waarschuwde voor de ondergang van Jeruzalem. Zo wordt ook iemand die gehoorzaamt aan de roeping van de ouderdom van betekenis voor de wereld.
Maar wat is de zending van de ouder wordende mens? Hij of zij wordt een profetisch symbool van het feit dat de waarde van een mens niet ligt in wat hij doet en kan. Dit is een belangrijke reden waarom onze maatschappij zich met ouderen vaak niet goed raad weet. Zij passen niet in het vigerende systeem dat draait om autonomie, expansie, mobiliteit, productiviteit en bijblijven met de nieuwste ontwikkelingen. Daardoor krijgen ouderen het gevoel dat ze niet meer meetellen – een belangrijk aspect van het leed dat de roeping van de ouderdom met zich meebrengt. Als oudere ben je de vreemde ‘ander’ die, alleen al door er te zijn, een kritische kanttekening plaatst bij de dominante economische mythe die ons in een grote crisis heeft gestort en belangrijke dimensies van het bestaan verdrukt, zoals het belang van zingeving, betrokkenheid bij de armen in de wereld, zorg voor de natuurlijke omgeving, kunst en cultuur.
De oude Milosz schrijft in zijn gedicht ‘Degradatie’:
Jezelf heel wat vinden
Verdwijnt door een blik in de spiegel,
Door de onmacht van de ouderdom,
Door het inhouden van je adem in de hoop
Dat een of andere pijn niet terugkomt.
Dit is de zending van de oudere levensfase: de mensheid herinneren aan haar fundamentele kwetsbaarheid. Die is de voorwaarde voor compassie. Toen echter recent een CDA-commissie onder leiding van Jacobine Geel het woord ‘compassie’ als kernbegrip voorstelde, was daar veel weerstand tegen. Kwetsbaar zijn – daar weten wij niet goed raad mee. In de natuur is kwetsbaarheid de snelste weg naar een wisse dood. Misschien dat mevrouw Wiel uit de casus te veel naar natuurfilms keek.
Toch is kwetsbaarheid (theologisch verwoord: het besef dat we vergankelijke schepsels zijn) de voorwaarde voor een menselijke omgang met elkaar. Ethische bezinning is in wezen niets anders dan leren omgaan met de broosheden van onze wereld. Wie of wat we ook mogen zijn, we zijn geen onkwetsbare wezens die pas echt mens zijn wanneer we volledig controle over onszelf en anderen hebben.
Integendeel: juist onze kwetsbaarheid maakt empathie en liefde mogelijk, nabijheid en mededogen, warmte en betrokkenheid. Kortom: compassie. Zonder de gewonde man in de berm zou de wereld nooit van een barmhartige Samaritaan hebben gehoord. Ouderen zijn in hun kwetsbaarheid gezondenen die profetisch de wereld blijven herinneren aan wat ware menselijkheid is. Als mevrouw Wiel dat had beseft, zou ze gezien hebben hoe ze, juist door haar afhankelijkheid, bezieling en zin aan haar verzorgsters gaf en haar laatste jaren niet als leeg hebben ervaren.
Veel te druk
De ouderdom is een roeping tot kwetsbaarheid. Die is alleen al een roeping omdat niemand ervoor kiest om grijs en gebrekkig te worden. En zoals elke roeping eist die gehoorzaamheid, overgave – op straffe van een zinloze laatste levensfase. Want het alternatief is dat je blijft hangen in een eerder levensstadium, met zijn horigheid aan de dogma’s van onze cultuur. Zo iemand zal dus autonoom, mobiel en productief willen blijven – wat natuurlijk tot grote frustratie leidt en misschien zelfs tot de wens om een kaartje voor de levenseindekliniek te ontvangen. Wie daarentegen gehoorzaamt aan de roeping van de ouderdom, wordt een profetisch symbool van kwetsbaarheid, waardoor hij of zij, evenals Mozes en Jeremia, het vlammetje van de humaniteit bewaakt. Zo helpen ouderen voorkomen dat de wereld door onmenselijkheid vergaat.
Dat bezingt Czeslaw Milosz in zijn gedicht ‘Lied over het einde van de wereld’. Ironisch zegt hij dat oude mannen als hijzelf het veel te druk hebben om als een profeet met het einde van de wereld bezig te zijn. Waar hebben ze het druk mee? Eigenlijk met alles, want de gewoonste dingen kosten veel meer moeite en tijd, van aankleden tot en met het bijhouden van je tuintje. Juist die weerloosheid van de ouderdom houdt de wereld in stand.
En zij die donder en bliksem verwachtten
Zijn teleurgesteld
En zij die tekenen en trompetten van aartsengelen verwachtten
Geloven niet dat het nu gebeurt.
…
Alleen een witharige oude man die een profeet zou kunnen zijn
Maar geen profeet is want hij heeft het veel te druk,
Herhaalt terwijl hij zijn tomaten opbindt:
Een ander einde van de wereld is er niet
Een ander einde van de wereld is er niet.
Noten
- 1.Jean-Jacques Suurmond, Meer geluk dan grijsheid. De spiritualiteit van de ouderdom. Zoetermeer: Meinema, 2013. Zie ook A. Schreurs, Psychotherapie en spiritualiteit. Integratie van de spirituele dimensie in de therapeutische praktijk. Assen: Van Gorcum, 2001; en I.D. Yalom, Existential psychotherapy. New York: Basic Books, 1980.
- 2.Herman Andriessen, Staan in het einde. Over het beamen en verdiepen van de ouderdom. Zoetermeer: Meinema, 2009.
- 3.Mutatis mutandis geldt dit ook voor mensen met bijvoorbeeld een progressieve ziekte.
- 4.Czeslaw Milosz, New and collected poems, 1931-2001. New York: Ecco, 2001.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.