Nieuw narratief
Samenvatting
Iemand wees me op een nieuwe term in het hoofdlijnenakkoord: ‘landbouwinclusieve natuur’. Als gedeputeerde Natuur en Landbouw ben ik gewend het te hebben over ‘natuurinclusieve landbouw’, een vorm van landbouw waarbij ook aan natuurbeheer wordt gedaan, bijvoorbeeld door van een weiland een weidevogelgebied te maken. De omdraaiing naar ‘landbouwinclusieve natuur’ in het akkoord lijkt me niet toevallig. Het feit dat deze nieuwe coalitie koos voor een nieuwe term is voor mij exemplarisch voor de discussie over het begrip ‘natuur’. Van wie is de natuur nu eigenlijk? Wie definieert wat natuur is?
Als gedeputeerde Natuur draag ik zorg voor de zogeheten Natura 2000-gebieden in mijn provincie. Na het alarmerende rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome in de jaren zeventig, is vanuit Europa beleid ontwikkeld dat achteruitgang van de biodiversiteit moet tegengaan. Om dat te bereiken zijn deze gebieden gekozen – overigens aangewezen door Nederland zelf – waar de voor Nederland geschikte natuurtypes gerealiseerd moeten worden.
Sommige mensen zien deze Natura 2000-gebieden als hinderlijke postzegels in het landschap, en anderen beschouwen ze als een belangrijke voorwaarde voor het behoud van biodiversiteit. Of de biodiversiteit verbetert meten we af aan de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Daarin staat aangegeven welke soorten planten en vogels in dit gebied aanwezig moeten zijn. Wij moeten daarop rapporteren op basis van aantallen van een bepaalde soort. Een nogal bureaucratische benadering van biodiversiteit en natuur. Aan deze aantallen wordt ook afgemeten of het vooruit- of achteruitgaat met de natuur in een gebied. Dat is weer een voorwaarde voor het kunnen afgeven van vergunning voor stikstof, voor boeren, voor de bouw van huizen en het aanleggen van wegen.
Met de leden van de Provinciale Staten en ook met agrariërs voer ik vaak discussies over wat je nu precies meet. De natuur ten tijde van het aanwijzen van het gebied? Hoe de natuur erbij lag in de jaren vijftig, of eerder? En hoe neem je de klimaatverandering mee, die nieuwe problemen geeft en het misschien wel helemaal niet mogelijk maakt om de geplande natuur te realiseren?
Soms bekruipt mij het gevoel dat het maakbaarheidsdogma in de huidige visie domineert. Ik vraag mij als theoloog af of dit nu de bedoeling was toen de wereld werd geschapen. De aarde is ons in bruikleen gegeven om die te bewaren en bewaken. Rentmeesterschap noemen we deze opdracht in de christendemocratie. Ik geloof niet dat daarbij de Vogel- en de Habitatrichtlijn doorslaggevende criteria waren.
De huidige definitie van natuur leidt bovendien tot ongelijkheden. Een bepaalde stikstofuitstoot van een agrariër in de Gelderse Vallei op de Hoge Veluwe kan betekenen dat je een piekbelaster bent, maar als je boer bent in de Betuwe en de stikstof over dezelfde afstand in dezelfde hoeveelheid terechtkomt op een weiland, kom je niet voor die woest aantrekkelijke uitkoopregeling in aanmerking en loop je het risico te moeten stoppen. Dat vind ik als bestuurder lastig uit te leggen.
Geen cijfermatige exercitie
Het definiëren van natuur is geen cijfermatige exercitie. Maar wat is het dan wel? De natuur biedt immateriële waarden, zoals rust, een gevoel van schoonheid en inspiratie, en helpt ons de grootheid te ervaren van wat wij als christendemocraten als de schepping beschouwen. Deze immateriële waarden zijn niet cijfermatig te bepalen, maar zijn desalniettemin van wezenlijk belang.
En dat is het gebied waar vaak de polarisatie rond natuur zich afspeelt: de gevoelswaarde die men bij natuur heeft. Voor de boer kan natuur een eiwitrijk raaigrasweiland zijn. De boer ziet gras als een natuurproduct voor melkproductie. Zijn boerderij met dat weiland is soms al generaties in de familie. Dat weiland heeft een ziel voor een boer. Maar raaigras is vanuit het oogpunt van biodiversiteit niet de meest wenselijke vorm. Natuurliefhebbers – met een soms in mijn ogen wat geromantiseerd beeld van natuur – zien daarentegen bijvoorbeeld een bos dat totaal geen onderhoud krijgt als de hoogste vorm van natuur. Hoewel ook dat niet per se goed is voor de biodiversiteit. Het verklaart wel waarom de debatten over natuur zo emotioneel beladen zijn, zodat we het niet redden met een cijfermatige en wetenschappelijke benadering.
Als CDA hebben we vaak voor de positie van de agrariërs gekozen en daarmee voor een bepaalde visie op natuur. Door het verlies aan biodiversiteit en de klimaatverandering staat leefbaarheid op de aarde meer dan ooit onder druk. Daar word ik als bestuurder terecht op aangesproken. We kunnen in mijn ogen dit heikele onderwerp niet langer voor ons uit schuiven. Dat vraagt om een nieuwe visie waarin deze urgentie ook een stem krijgt. Dat mis ik op dit moment bij het CDA.
Er is een nieuwe CDA-visie nodig waarin urgentie een stem krijgt
Verbindend
Vanuit de christendemocratie ervaar ik spanning tussen twee grondtonen: gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap. Als gedeputeerde ben ik bezig met gebiedsprocessen om maatregelen te nemen op het gebied van natuur, water en klimaat. Met wisselend succes. Gespreide verantwoordelijkheid valt of staat met het willen en durven nemen van verantwoordelijkheid. Dat begrip conflicteert daarmee soms met de notie van rentmeesterschap, die ons vraagt de aarde leefbaar te houden voor toekomstige generaties.
Ik heb daarom als christendemocratisch bestuurder behoefte aan een nieuw narratief dat die twee grondtonen met elkaar verbindt. Een narratief met ruimte voor toetsbaarheid, maar ook voor perceptie. Een narratief waaruit urgentie spreekt, maar waarin ook ruimte is voor een proces van onderaf. Een verbindend narratief, dat natuurvisies vanuit de natuur en de landbouw niet tegenover elkaar zet maar insluit. En dan maakt het mij niet uit of dat leidt tot natuurinclusieve landbouw of tot landbouwinclusieve natuur.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.