‘De conservatief is geen hoeder van de natiestaat’
Samenvatting
Hij is katholiek, christendemocraat én conservatief. Die drie gaan goed samen, maar overlappen elkaar niet geheel, zegt de Belg Frank Judo. ‘De kern van het conservatisme is een pessimistisch mensbeeld’, stelt hij. Somber? Eerder realistisch en hard nodig. ‘De toeslagenaffaire getuigt niet van te veel wantrouwen, maar van te weinig. Mensen wantrouwen tegenwoordig enkel de ander, en niet zichzelf. Echte zelfreflectie is er nauwelijks.’
Het bewaren waard. Wandelen door een conservatisme langs 21 misverstanden heet het laatste boek van Frank Judo (1971), advocaat en publicist in Vlaanderen.1 Zoals de ondertitel aangeeft, is het boekje geboren uit de behoefte om misverstanden over het conservatisme te behandelen. Dat conservatieven tegen Europa of de Europese Unie zijn bijvoorbeeld, en enkel de natiestaat als thuis ervaren. Dat ze vooral territoriaal of uitsluitend denken, omdat de eigen cultuur de beste is en geen andere toelaat. Of dat het een religieuze manier van naar de werkelijkheid kijken is. Conservatisme is dit alles juist niet of nauwelijks, meent Judo, die graag ziet dat de christendemocratie in Nederland en België meer gebruikmaakt van de wijsheid van het conservatisme.
Hij is dan ook blij dat CDA-leider Henri Bontenbal de term ‘sociaal-conservatief’ omarmd heeft en naar het denken van de overleden CDA-senator Alfons Dölle verwijst. ‘Dölle is ook voor mij zeer inspirerend geweest’, zegt Judo in een Antwerps café. ‘Ik had goed contact met hem en zijn gebundelde columns Land van geluk en razende onvrede heeft veel voor mij betekend.’2 Het conservatieve denken kan de christendemocratie zeer van dienst zijn, meent hij. ‘Zeker in de Lage Landen, waar geen aparte conservatieve partijen zijn en het conservatisme ook in de christendemocratie een thuis heeft gekregen.’
Hoe komt iemand ertoe zich conservatief te noemen? Heeft u dat van huis uit meegekregen of is de overtuiging langzaamaan gegroeid?
‘Bij mij zat die overtuiging er als klein kind blijkbaar al in, hoewel ik haar natuurlijk niet zo omschreef. Ik herinner me dat ik als jongetje van een jaar of 6 bij een versie van het Onzevader niet zong “maak alles nieuw”, maar “maar alles oud”. Het oude vond ik vaak leuker en mooier dan het nieuwe, wat te maken had met een grote infrastructurele verandering op de plek waar wij woonden. Om de ring rond Brussel mogelijk te maken, moesten nogal wat mooie gebouwen in onze buurt verdwijnen en kwam er iets heel lelijks voor in de plaats. Het gezin waarin ik opgroeide was katholiek en ik ervaarde de opstelling van mijn ouders soms als die van het dorpje van Asterix te midden van de Romeinse legerkampen. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was er een sterk progressieve stroming in België maar ook in de katholieke kerk, waar we ons niet thuis bij voelden, zonder ons ervan af te sluiten. Dat ik als kind al die verandering met enig wantrouwen bekeek, is niet vreemd. Kinderen zijn over het algemeen eerder conservatief en op stabiliteit gericht dan dat ze graag verandering willen. Ze kunnen telkens opnieuw hetzelfde spel spelen en om hetzelfde voorleesverhaal vragen. In die zin is conservatisme ons allemaal niet vreemd.’
Verhofstadt
Wanneer is die conservatieve houding zich bij u ook politiek gaan uiten?
‘Begin jaren negentig, in mijn studententijd. De christendemocratie wekte de indruk enkel nog een beleidspartij te zijn, zonder al te veel aandacht voor leidende beginselen. Dat leidde tot een uitbarsting toen de wetgeving inzake abortus fundamenteel werd gewijzigd. Door gewetensbezwaren is koning Boudewijn toen korte tijd onmachtig verklaard te regeren, waardoor de wet die abortus toestond zonder zijn handtekening kon worden bekrachtigd. Voor mij werd toen duidelijk dat de al te eenzijdige keuze voor strategie op termijn heilloos was. Mijn conservatieve bewustzijn is destijds zeer gevoed door het Vlaamse conservatieve tijdschrift Nucleus. Ondanks mijn bedenkingen bij de koers van de christendemocratische CVP ben ik toch lid geworden, mede omdat een vriend tegen me zei: “Maar Frank, die christendemocratische traditie is van ons, de conservatieven. We mogen niet naar elders gaan.” Uiteindelijk heb ik me in 2000 bij de partij aangesloten toen in België de paarse coalitie onder leiding van Guy Verhofstadt een jaar regeerde. We vonden het belangrijk de christendemocratie van binnenuit met conservatieve gedachtevorming te inspireren. Politiek vertegenwoordigende functies heb ik nooit binnen de partij vervuld, op een kort lokaal mandaat na, maar ik ben wel lid van het landelijk bestuur.’
Frank Judo
Foto: Karel Duerinckx
Hoe ziet u de relatie tussen christendemocratie en conservatisme: zijn christendemocraten in principe ook conservatief?
‘Conservatisme is een cultureel, levens- beschouwelijk begrip met een politieke dimensie, terwijl de christendemocratie een puur politiek begrip is. Binnen het conservatisme bestaat er een bepaalde afstand tot de politiek, omdat het wars is van de gedachte dat je via politiek of de staat de hele samenleving kunt sturen. Dat soort maakbaarheidsdenken is de conservatief vreemd. In Europa kennen sommige landen alleen een conservatieve partij en geen christendemocratische, zoals het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast zijn er landen met uitsluitend christendemocratische partijen en geen conservatieve, zoals in de Benelux. En er zijn landen met beide, zoals de Scandinavische.’
Het conservatisme is wars van de gedachte dat je via politiek of staat de hele samenleving kunt sturen
‘In de eerste twee groepen zie je dat de christendemocratische partijen het thuis zijn van de conservatieven en de conservatieve partijen het thuis van de christendemocraten, maar in beide gevallen is dat niet uitsluitend. Conservatieven zijn er ook in andere partijen, maar wel veel minder. Dat er sprake is van genealogische verwantschap zie je goed in Nederland, waar de conservatieve Kamerfractie in de negentiende eeuw verdrongen werd door de komst van de ARP. In België tooide de voormalige katholieke partij zich zelfs officieel met de naam “conservatief”: de Fédération des Cercles Catholiques et des Associations Conservatrices, die vorige eeuw opgegaan is in het Katholieke Verbond van België, dat uiteindelijk tot de huidige christendemocratische partij heeft geleid. Opvallend is dat in de Scandinavische landen, waar beide groeperingen naast elkaar bestaan, de christendemocratische partijen profetischer en revolutionairder zijn dan de conservatieve.’
‘In dit verband is de CDU in Duitsland het interessantst, omdat die erkent dat ze zich door diverse overtuigingen en stromingen laat inspireren. Dat is naast het economisch liberalisme inzake de visie op de markt zowel het conservatieve als het christelijke denken. Iets vergelijkbaars is zichtbaar bij de ÖVP in Oostenrijk, een land dat sowieso voor de Lage Landen interessant is, omdat het een nog sterkere verzuiling heeft gekend dan bij ons het geval was.’
Ganz Andere
Is de christendemocratie niet veelzijdiger dan het conservatisme, omdat ze naast de conservatieve ook een christelijk-sociale dimensie kent, die de misschien wat bedaarde conservatieve houding scherp kan houden?
‘Heel zeker kent het christelijke denken een radicaal element, wat ook moeilijk anders kan. Er is hoegenaamd geen enkele maatschappelijke activiteit die religieus geïnspireerd is, en niet ergens radicaal. Als je je beroept op het Ganz Andere, dan zou het ook eigenaardig zijn om het niet daadwerkelijk “ganz anders” te doen. In die zin huist er in de christendemocratie iets profetisch, wat het conservatisme minder heeft, omdat het mijns inziens juist geen religieuze wijze van denken is.’
Welke plek geeft het conservatisme dan aan het religieuze?
‘Het lastige bij deze vraag is dat hét conservatisme niet bestaat. Er zijn wellicht zoveel soorten conservatismen als er smaken ijs zijn in een ijscokraam op de boulevard van Scheveningen. Sommige conservatieven zijn religieus geïnspireerd, andere noemen zich totaal areligieus. Er zijn volkse vormen van conservatisme en meer elitaire. Én er zijn mensen die zich conservatief noemen, maar het niet zijn.’
‘Zelf ben ik tot de conclusie gekomen dat het conservatisme bij uitstek een seculier denken is, maar wel een dat het religieuze zeer ernstig neemt. Veel mensen zijn nu eenmaal godsdienstig, en als we dat ontkennen of willen dat het religieuze of spirituele verdwijnt, al was het maar uit het publieke domein, dan zal het in een andere vorm, soms zeer radicaal, terugkeren. Het is veel beter te erkennen dat het religieuze onderdeel van het mens-zijn is, met zijn mogelijkheden maar ook met zijn risico’s.’
In de christendemocratie huist iets profetisch, wat het conservatisme minder heeft
‘Het is geen toeval dat de twintigste eeuw op politiek vlak een combinatie laat zien van secularisering en totalitair denken. Waar gelovigen ervan uitgaan dat het religieuze in een boek of bij een Opperwezen ligt maar in ieder geval buiten de mens, heeft de secularisering ervoor gezorgd dat de perfectie en almacht binnen het menselijk bereik ligt: de politiek is voor veel niet-religieuzen de alfa en omega geworden. Conservatieven kunnen daar nooit in meegaan, omdat ze de mens in het beste geval als sympathieke knoeiers zien. Aan hén het vertrouwen en de absolute macht schenken, is als het ware de sleutels van je Ferrari aan een 13-jarige geven, wat zeker tot brokken leidt. Conservatieven zullen daarom altijd omzichtig te werk gaan.’
Pessimistisch mensbeeld
Wat is voor u de kern van het conservatisme?
‘Omdat allerlei mensen zich conservatief noemen, is er wat mij betreft een minimum waaraan iemand die zich zo noemt moet voldoen. Dat is in de eerste plaats een pessimistisch mensbeeld: het uitgangspunt dat mensen tot slechte dingen in staat zijn. In de tweede plaats is dat de overtuiging dat echte kennis in de geschiedenis ligt: als we het verleden verwerpen of daarin niet geïnteresseerd zijn, verwerpen we in feite alle kennis, omdat de toekomst onkenbaar is. Een conservatief zal zich dus nooit richten op een utopische toekomst, zoals progressieven doen als die bijvoorbeeld een volstrekt egalitaire samenleving willen nastreven. Het is immers onmogelijk om het gelijk over die toekomst te bewijzen, terwijl je over het verleden wel met kennis kunt argumenteren en je er ook op kunt laten aanspreken. Progressieven hebben makkelijker de neiging om zich van het verleden af te keren of zich er niet verantwoordelijk voor te voelen.’
‘Overigens is de combinatie “progressief” en “conservatief” een asymmetrisch begrippenpaar, waardoor een conservatief bijna nooit het debat kan winnen. Het tegendeel van progressie is immers regressie: achteruitgang. En wie wil er nou liever achteruitgang dan vooruitgang? De conservatief wil echter geen achteruitgang. Hij erkent dat er verandering is. Sterker nog: verandering is natuurlijk, behoud is het mirakel. Zelfs als iemand elke dag alleen maar op zijn kamer blijft zitten, zal hij veranderen. Conservatieven erkennen verandering, maar willen goed nadenken of verandering wel nodig is en hoe die dan zo stabiel mogelijk kan plaatsvinden.’
‘In de praktijk zijn het daardoor paradoxaal genoeg juist de conservatieven die de meeste verandering tot stand hebben gebracht. Progressieven zetten haar op de agenda, maar conservatieven zijn beter in staat de lange termijn in de gaten te houden, en zorgen dat die verandering constructief plaatsvindt. Dat zie je bij veel sociale wetgeving, maar ook bij het vrouwenstemrecht in België, waarin de katholieke partij een belangrijke rol heeft gespeeld. Conservatieven realiseren weleens de agenda van de progressieven, maar op een minder radicale en dus stabielere wijze, omdat ze weten dat de mens niet vanzelf enkel tot het goede in staat is.’
Kan dat pessimistische mensbeeld niet ook verlammend en wantrouwend werken? Zie de toeslagenaffaire in Nederland.
‘De toeslagenaffaire getuigt juist niet van een teveel aan wantrouwen, maar van een tekort. Er was uitsluitend wantrouwen naar de ander, terwijl het pessimistische mensbeeld mensen ertoe aanzet ook kritisch naar zichzelf en het toezichthoudende systeem te kijken. Dit pessimistische mensbeeld laat het verschil zien tussen echte conservatieven en bepaalde liberale of populistisch-rechtse mensen die zichzelf wel conservatief noemen maar het niet zijn. Conservatieven bepleiten zelfreflectie, terwijl populisten de schuld vaak bij anderen leggen. Daarnaast is er een verschil in de omgang met vrijheid. Populisten en liberalen bepleiten vaak de vrijheid om te beledigen, wat zelfs een deugd zou zijn, omdat we zonder die vrijheid ten diepste gefnuikt zouden worden in ons mens- zijn. Maar mij maak je niet wijs dat je meer mens wordt door anderen te beledigen; ook niet door de vrijheid daartoe te hebben. Wat overigens ook weer niet wil zeggen dat we die vrijheid dan maar moeten inperken.’
De katholieke partij heeft bij vrouwenstemrecht in België een belangrijke rol gespeeld
Is een pessimistisch mensbeeld een vorm van zondebesef, en zou iets dergelijks helpen om meer aan zelfreflectie te doen en zo fouten te voorkomen?
‘“Zondebesef” is een theologisch begrip, terwijl het conservatisme zoals gezegd juist een seculier denken is, zij het met aandacht voor de belangrijke rol van religie. Maar het is zeer waar. We leven in een uiterst kritische samenleving: iedereen is kritisch op van alles en nog wat, behalve op zichzelf. Als we al zondebesef hebben, dan is dat het zondebesef van de ander, wat gevaarlijk kan uitpakken.’
‘Een verschil tussen conservatieven en progressieven is dat de progressief zich een directe lijn van nu naar de vooruitgang voorstelt. De conservatief heeft een combinatie van lineair en circulair denken. Ik vergelijk dat wel met een pad dat het bos in leidt. De conservatief kan erkennen dat hij op zijn wandeling verdwaald is, waarna hij terugkeert van zijn dwaalspoor. Dat terugtreden op je schreden zou een progressief niet snel doen; en als hij het doet, hoor je hem meestal zeggen: ik ben misleid. Veel beter is het de moed te hebben een weg in te slaan, maar ook te erkennen dat je zelf fout zat. Fouten maken is juist menselijk. Deze dynamiek van op weg gaan en terugkeren zorgt ervoor dat conservatieven geschikt zijn om pragmatisch te denken en mee te bewegen. Ik wil niet al te streng zijn voor progressieven, maar je treft vaak een manicheïstische gedachte bij hen aan: iets is goed of fout. De VOC was in de zeventiende eeuw bijvoorbeeld helemaal fout vanwege de slavernij; en daarvoor moeten excuses worden aangeboden. Dat heeft iets ongemakkelijks.’
Waarom?
‘Omdat het al snel een mea culpa slaan op andermans borst betreft. Het suggereert een houding van “Kijk eens hoe goed wij zijn”, terwijl de aangeklaagden zich niet meer kunnen verweren. Ook gaat het vaak voorbij aan de nuances van de geschiedenis. De slavenhandel door Europeanen vanuit Afrika interageerde met de slavenhandel binnen Afrika. Dat is allesbehalve een excuus, maar het toont wel aan dat de slavenhandel functioneerde in een context die uitging van andere waarden dan de onze. Aan de andere kant heeft het natuurlijk ook iets ongemakkelijks om van excuses af te zien. Belangrijk is vooral dat we erkennen dat de slavernij iets is wat ook met onszelf te maken heeft. Excuses over andermans gedrag kan ertoe leiden dat we de slavenhandel enkel beschouwen als iets van het verleden waar wij nu, staande aan de goede kant van de geschiedenis, niets mee te maken hebben. Maar je kunt niet trots zijn op de schilderijen, tulpen en architectuur uit de Gouden Eeuw en je tegelijkertijd van de slavenhandel uit diezelfde periode distantiëren.’
Excuses maken over het slavernijverleden heeft iets van een mea culpa slaan op andermans borst
Is het niet hetzelfde als de erkenning dat we als persoon trots kunnen zijn op bepaalde vaardigheden en eigenschappen, maar tegelijkertijd weten dat er ook kwalijke kanten in ons schuilen?
‘Inderdaad. Maar ik heb nog nooit iemand ontmoet die zegt: en met die kwalijke kant van mezelf wil ik niets te maken hebben, want zo ben ik niet. Als ik dat type mensen al ontmoet, zitten ze in de psychiatrie. Het is als iemand die ontdekt dat zijn grootvader een moordenaar is geweest. De eerste reactie is misschien dat je niets meer met hem van doen wilt hebben. Tegelijk is het wel opa, met wie je paardjegereden hebt en zo leuk hebt gepraat. Een goede omgang met dergelijke zaken gaat gemakkelijker als je bedenkt, zoals conservatieven doen, dat mensen onvolmaakt zijn en eerder knoeiers dan helden, dan wanneer je ervan uitgaat dat mensen óf helden zijn óf slechteriken. Dat laatste is het eendimensionale, manicheïstische mensbeeld van goed óf slecht dat misschien wel makkelijk is, maar niet echt menselijk.’
Solidariteit
Soms is het goed om terug te keren van de weg die je bent ingeslagen in het bos, zei u. In welk opzicht zijn we als westerse samenleving een weg ingeslagen, waarvan het beter is om terug te keren?
‘Er is te veel individualisme in onze samenleving, en bijna een verplichting om gelukkig te zijn. Dit gecombineerd met een meritocratische instelling dat je krijgt wat je verdient. Als dat betekent dat we geen verantwoordelijkheid leggen bij mensen die deze verantwoordelijkheid niet aankunnen, dan is daar niets mis mee. Maar als we zeggen dat iedereen op een gelijke manier bij de start begint en dat als iemand de meet niet haalt, dat zijn eigen schuld is, is dat een samenleving waarvoor ik bedank.’
‘Iets anders is het afschuiven van verantwoordelijkheden, wat je onder andere ziet in het debat over de landbouwsector. Veel mensen zijn solidair met de boeren, maar zodra het over oplossingen gaat, vindt men dat de overheid of de grote concerns moeten betalen. Er is veel vrijgevigheid in onze samenleving, zolang we daar zelf maar niet aan hoeven mee te doen.’
‘Ten slotte is er de dominante rol van de economie op terreinen die de economie niet toekomt. Je ziet het aan het huidige immigratiedebat. Dat is van een cultureel debat veranderd in een sociaal-economisch debat. Vroeger ging het over de effecten op onze cultuur die de komst van nieuwkomers had, maar nu staat de vraag centraal wat hun komst betekent voor onze eigen kans op een woning of voor onze sociale zekerheid. Die nadruk op het economische is ook zichtbaar in de culturele sector en in de wetenschap, waar alles in meetbaar resultaat moet worden aangetoond. Het heeft te maken met de teloorgang van het spirituele en culturele.’
‘Ik zie het in mijn eigen sector, de advocatuur. Honderd jaar geleden namen advocaten het voortouw in de samenleving als het ging om culturele, politieke en maatschappelijke activiteiten. Vandaag is de meerderheid, buiten hun eigen gezinsleven om, enkel met hun professionele leven bezig. Vaak zijn daar goede redenen voor: ze hebben geen tijd of moeten harder werken. Maar het hele idee van het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft in onze samenleving stevige klappen gekregen. We zijn in de ban gekomen van het consumptieve, dat bepalend is voor de status van iemand. Waar voorheen iemand status verwierf doordat er bij een kleuterschool een bord hing dat de school opgericht kon worden met een gift van meneer X, ontleent meneer X tegenwoordig zijn status aan het feit dat hij een nieuwe Porsche heeft gekocht.’
Er is veel vrijgevigheid in de samenleving, zolang we daar zelf maar niet aan hoeven mee te doen
Toch is er ook veel weerzin tegen deze ontwikkelingen. Zijn de velden niet wit om te oogsten voor conservatieven en christendemocraten, of gaan anderen er met de buit vandoor? In Nederland is de PVV electoraal tot ongekende hoogte gestegen en in Vlaanderen, waar dit jaar naast de Europese verkiezingen ook federale verkiezingen zijn, doet het Vlaams Belang het weer erg goed. Beide partijen worden vaak als rechts-conservatief gezien …
‘Er zijn veel rechts-populisten die zich conservatief noemen, maar het niet zijn. Populistisch conser- vatisme is zelfs een contradictio in terminis. Het schermen met de “gewone man” past een conservatief niet. Want wat is gewoon? Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zichzelf ongewoon noemde. Bovenal suggereren populisten dat er een verborgen wijsheid aan de massa is gegeven, wat diametraal ingaat tegen het pessimistische mensbeeld van het conservatisme.’
Hoe conservatief is de nationale gerichtheid waar partijen als de PVV en Vlaams Belang mee dwepen?
‘Het idee dat conservatieven de hoeders van de natiestaat zijn, is me geheel vreemd. Het internationaal recht is juist voor een belangrijk deel door conservatieven gemaakt. De nationale gerichtheid is eerder een erfenis van de Franse Revolutie en het liberalisme dat daaruit voortgekomen is, dan een conservatieve erfenis. Wat niet wil zeggen dat conservatieven ontkennen dat de natiestaat de laatste tweehonderd jaar een belangrijke rol heeft gespeeld. Net als de christendemocraten hechten ze veel waarde aan subsidiariteit: we moeten goed bekijken op welk meest nabije niveau de zaken voor burgers het best geregeld kunnen worden. Dat kan de natiestaat zijn, maar net zo goed het lokale, regionale of Europese niveau. Mijn bezwaar tegen het Nederlandse bestel is dat het zeer centralistisch is vormgegeven en aan de regio’s weinig politieke waarde geeft. Conservatieven hechten waarde aan het feit dat de identiteit van iemand op verschillende lagen kan worden vormgegeven.’
Leitkultur
In uw boek waarschuwt u tegen de gedachte dat de erkenning van een dominante cultuur territoriaal afgebakend is.
‘Conservatieven kunnen goed uit de voeten met het begrip “Leitkultur”, maar dat moet geen homogeniteitsdenken worden. Een leidende cultuur betekent juist dat er ook niet- dominante culturen zijn die legitiem zijn. Kijk naar de rol van de Church of England. Die heeft onmiskenbaar bepaalde privileges; ze heeft mede de cultuur van Engeland bepaald, wat niet te ontkennen valt. Maar ze mag geen exclusiviteit voor zich opeisen, alsof er in het Verenigd Koninkrijk geen ruimte zou zijn voor andere kerken of geloven.’
Sommige conservatieven hekelen de laatste tijd de binding aan Europese en internationale verdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag, die er in hun ogen voor zorgen dat we in onze natiestaat weinig politieke bandbreedte meer hebben om eigen beslissingen te nemen. Hoe kijkt u hiertegen aan?
‘We moeten goed bedenken dat alle internationale verdragen waar we het de laatste tijd moeilijk mee hebben, door de natiestaten zelf zijn gesloten. Het is belangrijk te erkennen dat deze verdragen voor de lange termijn zijn gemaakt en niet direct, als het even niet uitkomt, kunnen worden opgezegd. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de erkenning van de zin en waarde van het internationale recht én de gedachte om dit voor alles en nog wat in te zetten. De kern van het Vluchtelingenverdrag is het diepmenselijke idee dat wie op de vlucht is, opgevangen dient te worden. Aan die kern moeten we blijven beantwoorden, maar dat hoeft ons er niet van te weerhouden na te gaan of we in de praktijk intussen niet veel verder zijn gegaan dan de opstellers hebben bedoeld.’
De nationale gerichtheid is eerder een erfenis van de Franse Revolutie en het liberalisme dan een conservatieve erfenis
U bent dus geen voorstander om verdragen aan te passen aan een nieuwe werkelijkheid? Kan dat niet ook een terugkeer op de ingeslagen weg in het bos zijn?
‘Het is van groot belang om het kind niet met het badwater weg te gooien. Er zijn verschillende visies op het recht. De eerste zegt: er is een maatschappelijk probleem, waaraan we onze wetgeving en verdragen moeten aanpassen. De tweede is dat het recht voor de lange termijn een weergave is van wat we als een rechtvaardige basis voor onze samenleving gevonden hebben. Ik ben meer geporteerd van de tweede variant. We moeten niet alle problemen in de samenleving met nieuwe wetgeving willen oplossen; terughoudendheid is geboden.’
Is dat ook een conservatieve opstelling?
‘Het merkwaardige is dat honderd jaar geleden de gemiddelde conservatief zich vierkant achter de waarde van het recht zou hebben geschaard. Vandaag klagen mensen die zich conservatief noemen juist dat er een juridisering van de samenleving gaande is.’
Hoe ziet u de toekomst van de christendemocratie in de Lage Landen en Europa, en in hoeverre moet zij zich door het conservatisme laten inspireren?
‘Het conservatisme is geen comfortabele overtuiging in die zin dat het gemakkelijk een meerderheid in bijvoorbeeld de Tweede Kamer kan halen. Tegelijk ben ik ervan overtuigd dat politiek niet alleen een kwestie van vraag is, maar ook van aanbod. Er is wel degelijk een wervend conservatief-christendemocratisch verhaal te vertellen over Europa, waarin het immateriële en culturele een belangrijke rol speelt. Als we naar het verleden kijken, dan zien we dat de christendemocratie er op een gegeven moment gekomen is.
We moeten niet alle problemen in de samen lening met nieuwe wetgeving willen oplossen; terughoudendheid is geboden
Het is aannemelijk dat ze op een gegeven moment ook weer zal verdwijnen. De vraag is echter: blijft er in de Lage Landen en Europa een politieke stroming die niet materialistisch is, die de economische realiteit erkent maar niet uitvergroot, en die de religieuze werkelijkheid ook in het publieke domein respecteert? Zolang de christendemocratie die rol wil vervullen, zal er mijns inziens zeker plaats en behoefte voor haar in Europa zijn.’
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.