Bontenbal: ‘CDA staat niet voor wantrouwen maar voor hoop’
Samenvatting
Onder de nieuwe lijsttrekker Henri Bontenbal typeert het CDA zich als een sociaal-conservatieve partij. ‘We zijn sociaal omdat we opkomen voor mensen die het moeilijk hebben en soms al met een 0-5 achterstand geboren worden. En we zijn conservatief in de zin dat we waarde hechten aan traditie, aan gemeenschappen zoals het gezin, en aan een gezonde vaderlandsliefde.’ Maar ‘sociaal-conservatief’ vervangt de naam ‘christendemocratisch’ allerminst, aldus Bontenbal.
Henri Bontenbal (40) is aan een stevige klus begonnen. Hij moet zijn partij, die zowel electoraal als qua identiteit de laatste jaren in een dal terechtgekomen is, weer uit het slop halen. En dat terwijl hij zelf nog niet eens zo lang politiek actief is. In 2021 werd hij Kamerlid voor het CDA, nadat hij zich als natuurkundige al langer in het politieke debat had geroerd, met name over energie en klimaat. Bontenbal stelt zich ten doel het CDA weer te positioneren als voluit christendemocratisch, ongeacht hoeveel zetels dat oplevert. Dat zich ook andere partijen met christendemocratische begrippen in het politieke midden hebben gemeld, maakt hem alleen maar vastberadener. ‘Als CDA willen we een hoopvolle agenda neerzetten.
Met de BBB en met NSC van Pieter Omtzigt zijn er, hoezeer ik ze ook waardeer, genoeg verschillen.’
Hoe bent u bij het CDA terechtgekomen? Werd de christendemocratie er thuis al met de paplepel ingegoten?
‘Dat laatste niet. Ik kom uit een groot gezin met acht kinderen en er werd thuis veel over politiek en maatschappij gediscussieerd. We waren lid van de Gereformeerde Gemeenten, een kerk waar veel mensen SGP stemmen, maar wij waren zeker geen typisch SGP-gezin. De kracht van mijn vader was dat hij gesprekken niet voerde op basis van autoriteit maar op basis van argumenten. We konden als kinderen geen onzin verkopen, zo werd ons dan in plat-Rotterdams voorgehouden. Als tiener ben ik naar de Protestantse Kerk overgestapt, en later hebben mijn ouders dat ook gedaan. Zeker met de twee broers boven mij en mijn vader hebben we toen veel gediscussieerd. Het was soms net een studentenhuis. Tijdens mijn studie werd ik lid van de christelijke vereniging C.S.F.R., waar sommigen lid van het CDJA waren. Ik heb dat niet gedaan, maar ben me toen wel in de filosofie van de christendemocratie gaan verdiepen en kwam er zo achter dat dit een onderscheidende overtuiging is naast het liberalisme en de sociaaldemocratie. Ik raakte echt onder de indruk van de volwassenheid en eigenheid van deze overtuiging, waarin onder meer de katholiek-sociale leer een grote rol speelt, en stelde na verloop van tijd vast: ik ben gewoon een christendemocraat.’
Henri BontenbalFoto: Leonard Walpot
U noemt zich ondertussen ‘een protestant met een katholiek hart’. Wat trekt u in het katholicisme?
‘Ik ben nog altijd lid van de PKN, maar in sommige opzichten vind ik het protestantisme te rationeel. Als bèta heb ik ontdekt dat het met onze ratio, ons brein, niet gaat lukken om deze werkelijkheid te vatten, omdat het in wezen te beperkt is. In het katholicisme is meer dan in het protestantisme aandacht voor de overgave. Niet voor niets staat in een katholieke kerk het altaar centraal, en daarmee de eucharistie, en in een protestantse kerk de preekstoel. Katholieken knielen voor het mysterie, voor datgene wat ons overstijgt, en dat vind ik mooi. Bovendien hechten protestanten veel aan de eigen ervaring en de persoonlijke relatie van de gelovige met God. Dat vind ik ingewikkeld, want wat als je dat niet zo ervaart? Het mooie van het katholicisme is dat je er onvoorwaardelijk bij hoort, of je het nu allemaal echt gelooft of niet. Je voegt je in de liturgie en ontvangt daarin troost. Het katholicisme is daarmee wat opgeruimder en maakt mensen vrijer.’
Veel misstanden zijn geen uitwassen maar komen voort uit een cultuur die individualistisch en wantrouwig is geworden
U heeft een aantal portretten geschreven van mensen die u inspireren, onder wie Jonathan Sacks, Dag Hammarskjöld, Ruud Lubbers en paus Franciscus, van wie de meesten ook geen protestant zijn. Past dit hierbij?
‘Hammarskjöld was een lutheraan en Sacks een jood, maar Lubbers en paus Franciscus waren of zijn inderdaad katholiek. Overigens heb ik nog meer portretten van inspirerende mensen geschreven, zoals van Václav Havel, die agnost was, en van Martin Luther King, en ik zou ook graag nog een keer een portret schrijven van Dietrich Bonhoeffer. Ik ben het echt niet met alles wat deze mensen geschreven hebben eens, maar ze inspireren me wel omdat hun denken en hun schrijven nauw verbonden zijn met hun handelen.’
Jonathan Sacks benadrukt de verantwoordelijkheid van mensen en plaatst een politiek van hoop tegenover een politiek van wantrouwen en cynisme. Is het dan niet tragisch dat juist het CDA met wantrouwen wordt bejegend en dat mensen overlopen naar andere partijen die ook iets christendemocratisch in zich hebben?
‘Het is tragisch, maar zeker niet onomkeerbaar. Het blijkt dat de christendemocratie springlevend is en dan kun je maar het best voor het origineel gaan. Natuurlijk is het CDA er in de eerste plaats niet voor zichzelf. We zijn er omdat we met onze ideeën de samenleving wat beter willen maken. Maar mijn vaste overtuiging is dat het CDA voor die christendemocratische overtuiging nog steeds het beste vehikel is. Om die reden ga ik onverschrokken door met het vertolken van onze christendemocratische boodschap, iets wat we inderdaad de afgelopen jaren te weinig hebben gedaan. Een bakker moet brood verkopen en een slager vlees; zo moeten wij het verhaal van een krachtige samenleving blijven vertellen en – ook dat is onderdeel van de christendemocratie – aan cultuurkritiek doen. Heel veel misstanden in de samenleving zijn niet enkel uitwassen maar komen voort uit een cultuur die individualistisch en wantrouwig is geworden.’
BBB en NSC
Is het dan pijnlijk of hoopvol dat nieuwe partijen nu ook dergelijke kritiek verwoorden?
‘Deels pijnlijk, omdat zij in het gat zijn gesprongen dat wij ergens hebben achtergelaten, en deels hoopvol, omdat mensen blijkbaar snakken naar het christendemocratische verhaal.’
Ziet u in dit opzicht BBB en NSC vooral als bondgenoten of als concurrenten?
‘Bij verkiezingen kun je maar op één partij stemmen. Een stem op Omtzigt is geen stem op het CDA, en in die zin zijn we zeker concurrenten. Maar ook inhoudelijk zijn er genoeg verschillen waarom ik denk dat mensen voor het christendemocratische verhaal echt bij ons moeten zijn. Van de BBB is het sowieso de vraag waar ze inhoudelijk voor staat, ook ideologisch gezien. Vooralsnog is het vooral een marketingverhaal met een authentieke lijsttrekker als sterk merk. Mensen uit allerlei politieke stromingen vinden er onderdak. Maar waar komen ze uit als er straks een standpunt bepaald moet worden over de marktwerking in de zorg, of over de nationalisatie van energiebedrijven? We weten het echt niet.’
Het contractdenken sluit eerder aan bij een verlichtingsdenker als Rousseau dan bij de christendemocratie
En de partij van Pieter Omtzigt, die een christendemocraat is en allerlei stukken uit de katholiek-sociale leer citeert in zijn basisdocumenten?
‘Pieter is inderdaad een christendemocraat en dat is niet gek. Hij heeft ruim zeventien jaar bij het CDA rondgelopen en hier als het ware ideologisch getankt. Ik heb veel waardering voor de strijd die hij onder andere op het gebied van de toeslagenaffaire heeft gevoerd en nog steeds voert. Toch zitten er ook belangrijke accentverschillen tussen het CDA en zijn partij.’
Zit dat ook in de term ‘nieuw sociaal contracť? Jonathan Sacks benadrukt dat we niet moeten denken in termen van ‘contracť, maar van ‘verbond’.
‘Natuurlijk kun je niet een hele partij beoordelen op enkel een naam. Maar Omtzigt heeft wel bewust hiervoor gekozen, terwijl het contractdenken inderdaad eerder aansluit bij een verlichtingsdenker als Rousseau dan bij de christendemocratie. Een contract is een akkoord waarin vooral de gedachte “Voor wat hoort wat” centraal staat: ik geef jou iets en jij krijgt dan van mij wat terug. De christendemocratie gaat er echter van uit dat we als mensen al in relatie tot elkaar staan; we zijn aan elkaar gegeven. Lubbers bracht dat heel mooi onder woorden: “Wij hebben boodschap aan elkaar”, zei hij. De mens is bij voorbaat al een relationeel wezen, en het gaat er dus niet om dat we alleen iets voor elkaar doen als we er zelf ook iets voor terugkrijgen. Daarom spreek ik liever van een verbond, omdat daarin niet centraal staat dat je pas wat krijgt als je zelf ook iets geleverd hebt. Verbondsdenken geeft meer ruimte voor iedereen om erbij te horen, ook als je bij wijze van spreken niets of weinig te leveren hebt.’
Maar is ‘verbond’ wel een politieke term? We gaan toch geen verbond met de overheid aan? Wat kunnen we er politiek mee?
‘Het woord wordt inderdaad niet veel in de politiek gebruikt. Maar als de overheid in haar beleid constant aan mensen de gedachte van “Voor wat hoort wat” voorhoudt en zo de samenleving inricht, heeft dat wel gevolgen voor de samenleving zelf. Als CDA hebben we een andere benadering, die mijns inziens meer ruimte geeft aan goede initiatieven uit de samenleving.’
Bloed doneren
Kunt u een voorbeeld noemen?
‘Neem het doneren van bloed. Daar doe ik aan mee en ik krijg er een gevulde koek voor. Daar geniet ik van, maar dat is natuurlijk niet de voornaamste reden dat ik bloed doneer. Nee, ik doe het omdat ik daarmee andere mensen help. Stel nu dat bloed doneren wordt vergoed, dan krijg je een heel andere dynamiek, omdat mensen er geld mee kunnen verdienen. Iets wat uit goede motieven voortkomt, verandert dan in een soort voor-wat-hoort-watgebeuren. Dat is niet de agenda van hoop die ik met het CDA wil neerzetten.’
Zijn er ook andere verschillen met NSC?
‘Zoals gezegd waardeer ik Pieter, maar onze benadering verschilt. Omtzigt sluit erg aan bij het wantrouwen richting de overheid en dat is deels terecht, maar niet het hele verhaal. We moeten ervoor waken de overheid over één kam te scheren en de indruk te wekken dat, omdat er een aantal zaken afschuwelijk fout zijn gegaan, het overal mis is. Dat is het niet. Op de ministeries werken veel ambtenaren die dagelijks het goede met de samenleving voor ogen hebben, en lokaal zie ik allerlei goed functionerende loketten waar mensen die in de knel zitten, echt geholpen worden. Het wantrouwen moet niet te dominant worden, want voordat je het weet wakker je het ook aan en krijgen we een overheid die daardoor steeds in de regelreflex schiet. Er wordt dan geen enkele fout meer geaccepteerd en alles wordt met regels dichtgetimmerd. Door die regelreflex en de gedachte dat we als overheid alles wat in de samenleving fout gaat kunnen oplossen, staan we hier in Den Haag geregeld op dinsdag bij het vragenuurtje over de futielste zaken te praten. Maar gek genoeg dragen we daardoor juist eerder bij aan problemen dan dat we ze oplossen.’
We moeten niet enkel op een nieuwe bestuurscultuur focussen, maar ook op het goede dat mensen overal al aan het doen zijn
Hoe bedoelt u?
‘Aan zaken als de stikstofproblematiek, de problemen in Groningen of de toeslagenaffaire zitten ook de vingers van de Tweede Kamer. Het is de Kamer die vaak direct om maatregelen vraagt, welke in de praktijk verkeerd uitpakken. Er was een enorme roep onder politici om fraudeurs met toeslagen aan te pakken, waarna het zo uit de hand is gelopen. Bij stikstof riepen politici direct dat de landbouw aangepakt en gehalveerd moest worden. Bij Groningen lag het iets anders. Daar voelden mensen zich vooral niet door de politiek gehoord. Ze werden vermalen door een overheid die een hele procedure had opgetuigd als iemand bijvoorbeeld een scheur in zijn huis vergoed wilde krijgen. Elke ruimhartigheid was weg, en de overheid was slechts een bureaucratische en technocratische machine geworden, zonder oog voor de mensen zelf.’
Coronabeleid
Ook tijdens de coronacrisis voelden mensen die moeite hebben met vaccinatie zich onheus behandeld, omdat ze bijvoorbeeld niet in restaurants mochten komen, terwijl niet alleen zij maar ook gevaccineerden het virus konden overbrengen. Heeft dat niet ook aan het wantrouwen richting de overheid bijgedragen, en zou het CDA deze mensen niet méér moeten tegemoetkomen?
‘Ik erken dat ook daar met de beste bedoelingen zaken zijn misgegaan en dat we misschien wel erg op bepaalde doelstellingen hebben ingezet en andere zaken of waarden hebben ondergewaardeerd. Zo was het hartverscheurend dat opa’s en oma’s geen knuffel van hun kleinkinderen konden krijgen of dat mensen in eenzaamheid gestorven zijn. Daarom is het goed dat er uitgebreid onderzoek gedaan wordt naar het coronabeleid: wat is er fout gegaan en wat goed, en wat kunnen we daarvan leren? Maar wel met die insteek, en niet met de bedoeling om allerlei mensen die toen in de cockpit zaten, als schuldigen aan te wijzen en hen aan de schandpaal te nagelen. Er moesten, vaak met weinig informatie en in heel korte tijd, maatregelen genomen worden die grote impact hadden. Achteraf kunnen we ons dan heel gemakkelijk aan de goede zijde van de geschiedenis scharen, maar zo eenvoudig is het in het heetst van de strijd niet. Daarom doe ik ook niet mee aan een politiek die enkel aanklagend is. Van Jonathan Sacks heb ik geleerd om de hoop centraal te stellen die al in de samenleving aanwezig is. We moeten daarom niet enkel op een nieuwe bestuurscultuur in Den Haag focussen, maar ook op het goede dat mensen overal in de samenleving al aan het doen zijn.’
De linkse systeemkritiek inzake milieu en klimaat kan tot slachtofferdenken leiden, omdat het altijd aan de ander ligt
De door u geportretteerde Dag Hammarskjöld benadrukt het belang van loyaliteit en trouw. Wat zegt u tegen CDA’ers die de partij juist op dit moment verlaten?
‘Mensen die aangeven dat ze naar de BBB of Omtzigt overstappen, wens ik alle goeds. Wie ben ik om dat te veroordelen? Maar tegelijk vind ik het natuurlijk ontzettend jammer en zeg ik tegen iedereen in de partij: ga niet als in een bioscoopstoel zitten toekijken hoe ik het als lijsttrekker doe, maar doe mee. Bij Hammarskjöld maar ook in de Joodse filosofie staan toewijding en roeping centraal. Juist nu we zien hoe mensen snakken naar een voluit christendemocratische partij, hebben we elkaar hartstikke nodig. Hammarskjöld kan daarbij steunen. Na zijn vliegtuigcrash in 1961 werden zijn dagboeken gevonden, ook uit de tijd dat hij secretaris-generaal van de VN werd. Daarin blijkt dat hij enorm heeft geworsteld met zijn roeping en zelfs met het leven zelf. Het mooie is dat het moment dat hij ja zei tegen het leven, precies het moment was dat hij ook de leiding van de VN aanvaardde. Concreet je geroepen weten tot iets groters kan dus ook het leven zin geven.’
Hammarskjöld heeft ook eenzaamheid gekend. Op dit moment voelen ook veel jongeren in Nederland zich eenzaam, ongezien en zelfs depressief. Wat kan het CDA voor hen betekenen?
‘We zitten in een enorme prestatiemaatschappij, waarin we doen alsof we alle vrijheid hebben om te worden wie je bent, maar feitelijk is dat niet zo. Sommigen staan al bij hun geboorte met 0-5 achter, en de suggestie dat iedereen kan worden wat hij wil, legt een enorme druk op jongeren. Want als ze het dan niet worden, is het hun eigen schuld. Het is van groot belang dat we hun laten weten dat het leven niet altijd perfect is en dat je ook niet altijd de talenten voor iets hebt gekregen. Zelf had ik bijvoorbeeld graag dirigent of concertpianist willen worden, maar ik heb er de gave niet voor, ontdekte ik. De moeizame omgang van jongeren met het onvolmaakte zie ik ook bij de klimaatcrisis. Het is net alsof jongeren hun wanhoop daarop projecteren en daardoor nog erger in de put komen te zitten. Dat heeft iets triests. Als CDA moeten we natuurlijk een goed klimaatbeleid voeren, maar wij weten ook dat het goede niet alleen van de overheid komt. We heten niet voor niets Christen-Democratisch Appèl: ook als samenleving kunnen we bijdragen aan een beter milieu en een beter klimaat.’
Glasbak
Is dat waartoe Ruud Lubbers en paus Franciscus u vooral hebben geïnspireerd?
‘Zeker. Paus Franciscus heeft als geen ander de katholiek-sociale leer aan het thema duurzaamheid verbonden. De schreeuw van de arme en de schreeuw van de aarde horen bij elkaar, zegt hij. Mijn overtuiging is – en daarin verschilt het CDA nadrukkelijk van partijen als GroenLinks – dat het klimaat ook een morele kwestie is. GroenLinks en andere linkse partijen zetten in op systeemkritiek, alsof het enkel aan bedrijven ligt dat we hierin zijn terechtgekomen. Dat kan tot slachtofferdenken leiden, omdat het dan altijd aan de ander ligt. Vanuit ons principe van gespreide verantwoordelijkheid denken wij genuanceerder en roepen op tot ecologisch burgerschap: ook mensen zelf kunnen veel bijdragen aan een beter klimaat en milieu. We hebben allemaal geleerd om ons glas naar de glasbak te brengen, zonder dat daar een prijsprikkel aan verbonden is. Een dergelijke morele infrastructuur is veel meer mogelijk.’
Conservatisme is geen vies woord
Het CDA heeft op het gebied van duurzaamheid, stikstof en klimaat een wat vlakke reputatie. Ligt dat aan de partij zelf of komt dat doordat ze altijd genuanceerd meer kanten benadrukt, wat in een gepolariseerde samenleving minder helder overkomt?
‘Beide. Ik denk dat we op het gebied van milieu en klimaat pas laat de ernst van alles zijn gaan inzien, maar inmiddels weten veel mensen en zeker andere politieke partijen en milieuorganisaties dat het ons ernst is. Het beeld is aan het kantelen. Tegelijk verzetten wij ons tegen wat ik “totempaalpolitiek” noem: de focus op jaartallen waarin een bepaald percentage van iets moet zijn gehaald. Alsof de werkelijkheid zich vervolgens vanzelf naar die afspraak voegt. Ook bij het stikstofbeleid heeft Derk Boswijk steeds benadrukt dat we ons niet op deze cijfers moeten blindstaren, maar gewoon aan de slag moeten gaan. Dat gegoochel met cijfers als doelstellingen, wat vaak door linkse partijen wordt gedaan, houdt geen rekening met de praktijk van de samenleving. Alsof er geen gewoontes in een samenleving aanwezig zijn, alsof mensen niet ergens iets van vinden. Nee, alles moet top-down worden uitgevoerd.’
U typeert het CDA als sociaal-conservatief. Heeft dat hiermee te maken?
‘Zeker. Conservatisme is geen vies woord; het wil benadrukken dat de politiek aansluit bij het goede dat al in de samenleving aanwezig is. Twintig jaar geleden heeft toenmalig Eerste Kamerlid Alfons Dölle hierover een artikel geschreven in CDV dat nog steeds verrassend actueel is. Hij pleitte ervoor het CDA de ondertitel “sociaal-conservatief” te geven, zonder de term “christendemocratie” los te laten.1 Ook ik zie het vooral als toespitsing. We zijn en blijven christendemocratisch.
Met de term “sociaal-conservatief” geven we ruimte aan zowel de christelijk-sociale vleugel binnen het CDA als aan de wat conservatievere flank.
We zijn sociaal, omdat we opkomen voor mensen die het moeilijk hebben, waarbij we benadrukken dat het niet alleen om financiële bestaanszekerheid gaat, maar ook om het belang van netwerken en relaties. Zo blijkt uit onderzoek van professor Eric Steegers in het kader van het project Moeders van Rotterdam dat de witte alleenstaande bijstandsmoeder het daar zwaarder heeft dan haar allochtone buurvrouw, omdat de laatste nog een familie of moskeegemeenschap als sociaal vangnet heeft. We zijn als CDA dus ook conservatief omdat we de waarde van gemeenschappen zien, van tradities, van een gezonde vaderlandsliefde, van goede waarden en normen, van het handhaven van recht en het niet gedogen van harddrugs.’
Vervreemd
U maakt in dit verband onderscheid tussen wij-partijen en ik-partijen. Welke partij ziet u daarbij vooral tegenover het CDA staan, en op welke punten?
‘Het CDA is een uitgesproken wij-partij, omdat we de waarde en kracht van gemeenschappen benadrukken. Daartegenover staan liberale en progressieve partijen als GroenLinks, D66 en VVD, die de ontplooiing van het individu centraal stellen. Je kunt dan aan onderwerpen als voltooid leven denken, maar ook aan integratie. Voor het CDA is het integratiebeleid niet beperkt tot een individu uit een ander land dat een huis in een wijk krijgt en een baan elders heeft. Nee, we benadrukken dat nieuwkomers ook in een gemeenschap terechtkomen, dat het daarom nodig is dat ze Nederlands leren, dat ze beseffen dat ze in een wijk wonen met anderen en dat ze als het even kan daarin integreren. Het is verder van groot belang dat we oog hebben voor wat het met gemeenschappen doet als er veel nieuwkomers komen wonen. Ik heb veertig jaar in Rotterdam-Zuid gewoond. In sommige wijken wordt enkel nog in het Arabisch aangegeven wat er in bepaalde winkels te koop is. Mensen voelen zich daardoor vervreemd van hun eigen wijk. Dat we dat hebben laten gebeuren, is absurd.’
Veel mensen noemen zich geen CDA’er maar vertolken in woord en daad wel het christendemocratische gedachtegoed
Heeft de politiek de samenleving verwaarloosd?
‘Voor een deel wel, ja. We moeten veel meer de kracht van de samenleving zelf zoeken en gemeenschappen in staat stellen het goede te doen. Ik was laatst op werkbezoek in Limburg, bij de Stichting Samen Delen, die spullen inzamelt en uitdeelt aan mensen die dat hard nodig hebben. Het is absurd wat voor administratieve verplichtingen we dergelijk vrijwilligerswerk opleggen. Voor de vijftigduizend euro die deze mensen jaarlijks krijgen, moeten ze heel veel administratie aanleggen, terwijl het als subsidie een schijntje is. Voer als overheid één keer per jaar een goed gesprek met zulke mensen, kijk in hun loods wat er allemaal staat en heb vooral vertrouwen.’
Heeft u hoop en vertrouwen in de klus die u bent aangegaan?
‘Absoluut, omdat we als CDA staan voor een hoopvol verhaal. Ik merk het aan de energie die is losgekomen in de partij sinds ik lijsttrekker ben, maar vooral ook in het christendemocratisch elan dat ik overal in de samenleving proef. De theoloog Karl Rahner sprak ooit over “anonieme christenen”, omdat veel mensen zichzelf volgens hem geen christen noemen maar in hun denken en doen wel christen zijn. Zo denk ik dat er veel anonieme CDA’ers zijn: mensen die zich geen CDA’er noemen maar die in woord en daad wel het christendemocratische gedachtegoed vertolken. Het is onze taak die mensen voor het CDA te winnen.’
Noot
- 1.Alfons Dölle, ‘CDA behoeft ondertitel “sociaal conservatief”’, Christen Democratische Verkenningen 23 (2003), nr. 2, pp. 70-83. Zie https://dnpprepo.ub.rug.nl/1832/1/CDV_2003_zomer_p070_Dolle.pdf
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.