Hernieuwde geloofsgrond voor het CDA
Samenvatting
Het mainstream secularisatieverhaal is een dwaalspoor. De christelijke grondslag van het CDA belemmert de politiek niet, maar maakt die juist mogelijk en waardevol. Wel is een herijking nodig. Christelijk geïnspireerde politiek is geen hoogdravende principepolitiek, maar een sociale praktijk van goed en vreedzaam samenleven. Het uitgangspunt van deze politiek is het christelijke mensbeeld.
In 1980 publiceerden de politieke partijen in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 1981 hun verkiezingsprogramma. De titel van het CDA-program luidde: Om een zinvol bestaan. Niet veel later verscheen er in een van de ochtendbladen een ingezonden brief van de staatsrechtsgeleerde A.M. Donner. De genoemde titel was volgens hem misleidend en onjuist: het was niet aan de politiek om uit te maken wat een zinvol bestaan inhoudt. Die vraag diende in de samenleving beantwoord te worden. Donner had een punt. Het leidde niet voor het eerst in de nog korte geschiedenis van de partij tot een geanimeerde discussie over de legitimiteit van christelijke politiek.
Die discussie is nooit weggeweest. Steeds vaker versmalt het gesprek zich tot deze vraag: ‘meer of minder C’ of ‘een dikke of een dunne C’? Het is de verkeerde discussie. Het wekt de suggestie van gemillimeter. Maar altijd al hebben het CDA en zijn voorlopers het christelijke op een impliciete manier willen laten meespreken in hun politieke handelen, vanuit het besef van de twee verschillende ‘rijken’, het zogeheten aardse rijk en het hemelse rijk. Het CDA is geen confessioneel genootschap. In die zin waren het CDA en ook ARP, KVP en CHU altijd trouw aan wat de Amerikaanse theoloog Reinhold Niebuhr eens zei: ‘Het is de eerste taak van christenen in de politiek om er geen christelijke politiek op na te houden.’ Inderdaad: christendemocratie is nooit een doel op zichzelf, maar staat altijd in dienst van een rechtvaardige samenleving en het gemeenschappelijk goede.
Dat neemt niet weg dat de vraag naar de verhouding tussen het christelijke en de politiek belangwekkend is gezien het veranderende religieuze en politieke landschap en het algemene gevoel van richtingloosheid onder Nederlandse kiezers. Het is zinvol om in gesprek te zijn over de geloofsbrieven van het CDA en de verwoording ervan. Ter inspiratie, omwille van de gemeenschappelijke grond en omwille van de toekomst van de partij.
Voor het CDA zijn er grosso modo drie strategieën mogelijk ten aanzien van de C in de naam. De eerste strategie is het loslaten van de christelijke grondslag. Voor de verstaanbaarheid van de boodschap wordt elke verwijzing naar de Bijbel of de christelijke traditie voortaan doodgezwegen en vermeden in de partij documenten en verkiezingsprogramma’s. De partij noemt zich dan Sociaal-Conservatief Appèl of iets in die geest. Een tweede strategie is het verbreden van de grondslag met andere religieuze bronnen. De partij zou omgedoopt kunnen worden tot Religieus-Democratisch Appèl of Humanistisch-Democratisch Appèl. Een derde strategie is het handhaven van de christelijke grondslag, en deze ‘in rapport met de tijd’ brengen.
Het uitgangspunt voor dit artikel is deze derde strategie. Niet het lichten van de ankers, maar er serieus werk van maken en zoeken naar een herijking. Want de christelijke grondslag belemmert de politiek niet, maar maakt die juist mogelijk en waardevol. De christendemocratie is een eigenstandige en dwarsige politieke filosofie, die al ruim honderd jaar vaste grond in Europa heeft en een vernieuwend potentieel in zich draagt, als gemeenschappelijke inspiratie, als lichtbaak, als slijpsteen voor de geest en zelfs als ‘steen des aanstoots’ in een te meritocratische en materialistische maatschappij. Heeft u ooit een liberaal horen zeggen: ‘Zo weinig mensen begrijpen nog wat liberalisme is, laten we maar een ander woord voor “liberalisme” bedenken’? Ook voor wie zich als niet-gelovig beschouwt, kan christendemocratische politiek aansprekend zijn.
De christelijke grondslag belemmert de politiek niet, maar maakt die juist mogelijk en waardevol
Secularisatie als dwaalspoor
Is er toekomst voor christelijk geïnspireerde politiek? De vraag naar de legitimiteit van de gelovige grondslag van het CDA komt steeds op na het verlies van een aantal Tweede Kamerzetels. Dat is altijd zo geweest. De dwarse socialistische politicus Jacques de Kadt zei in de jaren vijftig, na zetelverlies van ARP en CHU, al eens tegen zijn christendemocratische tegenspelers in het parlement: ‘Dat zaakje van u zakt in elkaar.’ Hij voorspelde de onvermijdelijke ondergang van het ‘politieke christendom’. In de jaren zeventig gebeurde hetzelfde. ‘Sterven in elkaars armen’ heette het, toen ARP, KVP en CHU fuseerden. En ook na de verloren verkiezingen van 1994 en 2010 werd het einde van christelijke politiek aangezegd.
De achterliggende gedachte van deze onheilsprofeten is vaak de secularisatiethese: de modernisering van de samenleving zal noodzakelijkerwijs leiden tot een verval van het christelijk geloof en christelijke politiek. Secularisering is in dit geval zoiets als volwassen worden: een weldenkend, volwassen mens laat in een onttoverde, rationele wereld het geloof vanzelf wel achter zich, zo is de gedachte. Het gevolg is de onvermijdelijke of zelfs gewenste ondergang van het geloof als maatschappelijke factor.
Toch blijkt het in de praktijk altijd genuanceerder te liggen. De verhouding tussen samenleving en religie en samenleving en politiek is immers veel subtieler dan het mainstream secularisatieverhaal wil doen geloven. Onmiskenbaar is er sprake van een afname van het aantal kerkleden: vijftig jaar geleden, in 1973, was bijna 75 procent van de Nederlanders lid van een kerk, nu is dat iets meer dan 40 procent. Niettemin speelt het christendom op allerlei manieren een rol in de samenleving, constitutioneel, institutioneel en cultureel.
Zo is er in constitutioneel opzicht sprake van een levendige erfenis van het christendom. Het fundamentele christelijke idee van de gelijkwaardigheid tussen mensen, zoals uitgewerkt door denkers als Paulus en Augustinus, is verankerd in het westerse denken over de democratische rechtsstaat: ieder mens is gelijk voor de wet en dient te worden gerespecteerd, met alles wat hem of haar eigen is. De moderne, seculiere uitdrukking van deze gelijkwaardigheid is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de moeder van de mensenrechten. Deze verklaring komt voort uit zowel humanistisch als christelijk denken.
Ook in institutioneel opzicht zijn sporen van het christendom zichtbaar. Christelijke noties als rechtvaardigheid, geloof, hoop en liefde en ook het besef van gebrokenheid zijn werkzaam in tal van instituties. Instituties zijn nodig als dragers van ethiek en als schokdempers: ze zijn wezenlijk voor de ontplooiing van talenten en vaardigheden, ze bieden vastigheid en zekerheid, ze dempen gevoelens van onlust en beschermen tegen willekeur. Neem alleen al het instituut van de Europese Unie. Na de Tweede Wereldoorlog was de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal veel meer dan een plannetje van voornamelijk christelijke staatslieden. Ze drukte een diep verlangen uit naar vrede: niet alleen een verlangen naar vrede in de externe betrekkingen tussen landen en volken, maar ook naar interne vrede, naar vergeving, naar het overwinnen van de haat en de erkenning van de eigenheid van de ander.1
Hoewel steeds minder Nederlanders naar de kerk gaaz, zijn religieuze deugden voor velen nog altijd van groot belang
En ook in cultureel opzicht heeft het christendom het Westen gestempeld. Het christendom bracht een specifieke deugdethiek. Want weliswaar gaan steeds minder Nederlanders naar de kerk, religieuze deugden zijn nog altijd van groot belang voor een grote groep Nederlanders bij het leiden van hun leven, hun inzet voor anderen en de publieke zaak.2 Zo is het in de westerse samenleving goed gebruik om kinderen na een fout ‘sorry’ te leren zeggen. Het is een gewoonte in lijn met de lange christelijke traditie. Nederlanders zijn weliswaar steeds minder in God gaan geloven, daarmee zijn ze nog niet van God los.
Het secularisatieverhaal is kortom vooral een krachtig narratief, een Deutungskategorie, een bril met doffe glazen waardoor de werkelijkheid bezien wordt. Maar de werkelijkheid zelf is vele malen gelaagder.3 Alles goed en wel, zult u denken, nog steeds geldt: kiezers laten zich niet meer overtuigen door partijen met een christelijke grondslag. Inderdaad: vijftig jaar geleden telde het Nederlandse parlement ruim vijftig ‘christelijke zetels’, nu zijn dat er iets meer dan twintig. Toch is ook tegen deze gedachtegang wel wat in te brengen. Uit kiezersonderzoek blijkt namelijk dat het verlies van het CDA niet zozeer ligt aan de ontkerkelijking, maar aan het feit dat steeds minder kerkleden op christelijke partijen stemmen. Veel mensen die zich laten leiden door christelijke waarden, willen best vanuit hun levensovertuiging stemmen, maar dan moet wel duidelijk zijn dat de politici aansluiten bij datgene wat zij vanuit hun overtuiging van belang vinden.4
Dat is een groter, hardnekkiger probleem voor de christelijk geïnspireerde politiek: het gebrek aan een geworteld verhaal, aan een urgente boodschap, aan een langetermijnperspectief, aan een verhaal dat hoop voedt en daardoor grenzen overstijgt. Feitelijk is dit niet alleen een probleem van de christelijke politiek, maar van de gehele politiek.
Kloofervaring
Het christelijke mag dan op vele manieren manifest zijn in de samenleving, CDA’ers zelf lijken het intussen steeds moeilijker te vinden om woorden te geven aan de verhouding tussen het christelijk geloof en de politiek. ‘Ik begin maar niet meer over de C in de fractie’, verzuchtte een CDA-raadslid onlangs. Het zou alleen maar tot verdeeldheid leiden. ‘De C is communicatief niet bepaald een voordeel’, zo klinkt het ook vaak.
Christelijk geïnspireerde politiek is zo, gaandeweg, in het CDA steeds meer een zaak van individuele inspiratie geworden. Individuele politici willen soms best vertellen hoe het christelijk geloof voor hen in het politieke ambacht een persoonlijke drijfveer vormt, maar een stap verder gaan en uitleggen op welke manier het christelijk geloof precies betekenis heeft voor de politieke stellingname en standpunten van de partij, blijkt lastiger. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de ervaring van de kloof tussen hooggestemde christelijke idealen en de weerbarstige alledaagse praktijk. Die christelijke idealen zijn verwoord in het Program van Uitgangspunten van het CDA. Artikel 1: ‘Het CDA aanvaardt het Bijbels getuigenis van Gods beloften, daden en geboden als van beslissende betekenis voor mens, maatschappij en overheid.’ Artikel 2: ‘De voortdurende toetsing aan de Bijbel is het kenmerk van de politieke overtuiging.’ En artikel 4: ‘Het CDA zet zich in voor een samenleving waarin Bijbelse gerechtigheid kan opbloeien.’
Deze hoogdravend klinkende woorden zullen weinig indruk maken in het moderne Nederland. Dat wordt in het CDA zelf ook wel begrepen. De ruimte die in het beginselprogramma en de alledaagse politieke praktijk wordt gelaten, is regelmatig aangegrepen voor nieuwe, verstaanbare geloofsbrieven. Zo is de afgelopen decennia nieuwe geloofsgrond gezocht in woorden als ‘waarden en normen’, ‘samen’ en sinds kort in ‘sociaal-conservatief’. Nu kunnen dergelijke trefwoorden wel helpen om de CDA-boodschap te vertellen, maar als geloofsbrief zijn ze te flets, te algemeen en te nietszeggend als ze niet nader worden ingekleurd.
Misschien moeten we wel anders kijken naar de kloof tussen de christelijke idealen van het Program van Uitgangspunten en de alledaagse modderige praktijk van het Binnenhof of de gemeenteraadszaal. Want die kloofervaring is begrijpelijk, maar komt voort uit twee misverstanden.
Het eerste misverstand schuilt in de heersende opvatting van wat politiek is. Dikwijls wordt politiek begrepen als een kwestie van plannen en programma’s van politici en bestuurders, die in de werkelijkheid moeten worden geïmplementeerd. Maar vanuit het christelijke mensbeeld, waarbij mensen elkaar gegeven zijn tot verantwoordelijke wezens, is politiek in eerste instantie een kwestie van interactie tussen mensen – ontmoeten, luisteren, vertrouwen – die goed en vreedzaam samenleven mogelijk maakt.5
Het tweede misverstand is dat christelijk geïnspireerde politiek aan een samenleving een christelijk ideaal dient voor te houden, waar die samenleving zich vervolgens naar dient te voegen. Deze opvatting stoelt op het oude idee dat politici het evangelie een goddeloze samenleving als het ware moeten inbrengen om haar van haar ondergang te redden. Maar christelijke politiek poneert niet zozeer idealen of een set aan ethische beginselen of principes waar de samenleving zich naar dient te voegen. Dat zou veronderstellen dat de samenleving idealen of ethische principes zou ontberen, en dat de politiek die wel even kan aanreiken. Maar als idealen en principes niet in een samenleving aanwezig zouden zijn, stond de politiek met lege handen.
Christelijk geïnspireerde politiek reikt veel meer een nuchter perspectief aan op wat de samenleving in de praktijk van alledag bijeenhoudt. In die zin zijn de uitgangspunten van het CDA (publieke gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap) heel praktisch én normatief van aard. Ze zijn te herkennen in de alledaagse sociale praktijken: in het gezin, op het voetbalveld, op school en in het bedrijfsleven. Ze zijn eigenlijk een wezenstrek van mensen, een levensvoorwaarde zelfs. En als de kernwaarden afwezig zijn, dan verlangen mensen er wel naar. Neem de notie van solidariteit. Solidariteit is in de christendemocratie niet zozeer een hoogdravend beginsel dat van bovenaf door de staat afgedwongen wordt, maar komt voort uit de feitelijke constatering dat mensen vanaf het vroegste begin van hun leven gericht zijn op anderen en als zodanig solidair zijn. Het is de praktijk van alledag!
Solidariteit is praktijk van alledag
Perspectiefwisseling
Een perspectiefwisseling lijkt gewenst. Zou het niet een idee zijn om christelijk geïnspireerde politiek in dit spoor vanuit een christelijke antropologie te herijken, vanuit het christelijke mensbeeld en alledaagse sociale praktijken? In dat geval wordt christelijke politiek niet zozeer begrepen als een hoogverheven principepolitiek, maar wordt ze veeleer, heel nuchter, opgevat als een sociale praktijk van goed en vreedzaam samenleven.6 Zo’n politiek moet zich er dan op toeleggen om de maatschappelijke praktijken en politieke voorstellen te expliciteren waarvan op goede gronden kan worden beweerd dat ze in lijn liggen met het christelijke mensbeeld en de christelijke denktraditie van goed en vreedzaam samenleven met elkaar.7
Als christelijk geïnspireerde politiek wordt opgevat als een sociale praktijk van goed en vreedzaam samenleven, speelt deze politiek zich niet zozeer af op het Binnenhof of in de gemeenteraadszaal, maar in de samenleving zelf. Er is in de samenleving sprake van tal van goede initiatieven – van ouderenbezoekwerk tot Stichting Present, van de Thomashuizen tot het Oranje Fonds. Dergelijke initiatieven als zodanig zouden christelijke politiek genoemd kunnen worden, niet in de zin dat deze initiatieven getuigen van het christelijk geloof, maar in de zin dat ze nauw aansluiting vinden bij de publieke christelijkheid van goed en vreedzaam samenleven.
Het accent op christelijke politiek als een sociale praktijk, als politics of practice, heeft ten minste drie voordelen. In de eerste plaats zou het politici kunnen verlossen van een zekere krampachtigheid om het christelijke met het politieke in verbinding te brengen. Het zwaartepunt om christelijke politiek te bedrijven ligt dan immers niet zozeer bij de politicus. Daarnaast gaat het in tegen een technocratische benadering van politiek en is het gericht op een politiek van menselijk samenleven. Ten slotte gaat het in tegen de privatisering en individualisering van geloof en tegen de neigingen van progressief-liberalen om geloof ‘achter de voordeur’ te willen situeren.
De vraag is vervolgens wel wat precies wordt verstaan onder ‘goed en vreedzaam samenleven’. De beoordeling van sociale praktijken vraagt om een ethisch, normatief moment. Een sleutelbegrip in de christendemocratie is publieke gerechtigheid. Deze notie formuleert een opdracht voor de overheid, maar vertrekt vanuit de gedachte dat burgers zelf de goede en vreedzame samenleving vormgeven. Publieke gerechtigheid vraagt van de overheid om de publieke voorwaarden te scheppen die mensen nodig hebben om werkelijk mens te kunnen zijn. Dat ‘werkelijk mens zijn’ zou een belangrijke toetssteen kunnen zijn voor wat goed en vreedzaam samenleven is. ‘Werkelijk mens zijn’ wil zeggen dat de mens als persoon wordt erkend: de persoon is uniek, verbonden en spiritueel. ‘Werkelijk mens zijn’ betekent dan ook dat mensen in vrijheid, verantwoordelijkheid en verbondenheid met anderen, met hun eigen gaven en talenten en met respect voor alles wat hun eigen is, de samenleving zelf gestalte mogen geven. En omgekeerd betekent het dat mensen niet geblokkeerd mogen worden in hun levensmogelijkheden, dat ze niet in een situatie mogen belanden waarin ze volkomen afhankelijk zijn van anderen en dat ze niet gekneveld mogen worden door instrumenteel of technocratisch handelen. Als humaniserende praktijken bedreigd worden, heeft de overheid de taak om handelend op te treden.
In dat opzicht is de nadruk op het mensbeeld en sociale praktijken van goed en vreedzaam samenleven geheel in lijn met de christendemocratische denktraditie. Ook de oprichters van het CDA wilden de christelijke politiek al nadrukkelijk inbedden in alledaagse praktijken. ‘We moeten ervan uitgaan dat in alle sectoren en op alle niveaus christelijke politiek bedreven kan worden, met name ook op die niveaus die dicht bij de onmiddellijke leefwereld van de burgers en partijgenoten aansluiten’, schreef Arie Oostlander, de eerste directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, in 1975 in een richtinggevend artikel voor de nieuwe fusiepartij CDA.8 Politici dienen de samenleving niet door haar christelijke idealen voor te houden; nee, ze dienen haar door plaatsen aan te wijzen waar zich het goede samenleven aandient. En die plekken zijn er gelukkig volop. Dat geeft hoop, in weerwil van de al te vaak cynische politiek.
De christendemocratie ziet de mens als een uniek, verbonden en spiritueel persoon
Nieuwe geloofsgrond
Zo’n antropologische benadering van christelijk geïnspireerde politiek als een praktijk van goed samenleven zou de toegang tot nieuwe, gedeelde geloofsgrond kunnen zijn, over geloofsgrenzen heen. In feite behelst ze een model van dubbel of twee keer denken: ze denkt enerzijds vanuit de christelijke levensovertuiging en doet anderzijds een handreiking naar een seculiere, pluriforme samenleving.9 Dat is een denkbeweging die past bij de christendemocratie, de filosofie van het adagium ‘Zoek de vrede voor de stad’: er is een eigen overtuiging en er is het besef samen te leven met andere overtuigingen. Zo bezien is die C van het CDA uit marketingoogpunt misschien niet direct een voordeel, maar ze hoeft beslist ook geen nadeel te zijn.
Maar hoe ziet zo’n politiek er precies uit? Wat zijn de bestanddelen van zo’n benadering in de politieke overtuiging? De volgende vier vingerwijzingen kunnen helpen om nieuwe geloofsgrond te vinden.
1. Stel het christelijke mensbeeld centraal
Het CDA zou kunnen leren van zijn Duitse buren, de CDU. Het CDU-huis kent vele woningen, maar conservatieven, christelijk-socialen en liberalen vinden elkaar ‘unter dem großen Dach des christlichen Menschenbildes’, zoals de minister-president van Noordrijn-Westfalen Hendrik Wüst het onlangs uitdrukte. Net als het CDA wil de CDU een volkspartij zijn, maar in het publieke debat en in de partij documenten spreken CDU’ers wel vrijuit over de waarde van het christelijke mensbeeld.
In een christelijk-personalistisch mensbeeld staat de erkenning van de mens als persoon centraal. De persoon is uniek: ieder mens is van waarde op grond van zijn mens-zijn, zijn bijzonder-zijn, en niet op grond van zijn nut of verdienste. De persoon is verbonden: een mens wordt pas mens in relatie tot anderen. En de persoon is spiritueel: er is meer dan de vervulling van materiële verlangens.10 Deze benadering van de ander als persoon veronderstelt aandacht voor het kleine en alledaagse: in ieder mens kan het goede beginnen en opbloeien.
Het uitdragen van dit mensbeeld geeft richting aan het politieke handelen en kan het beste in mensen naar boven halen. Het biedt ook de cultuurkritiek die hard nodig is. Want de dominante mensbeelden van deze tijd zijn de mens als slachtoffer (socialisten en populisten) en de mens als selfmade, de mens die zelf verantwoordelijk is voor zijn geluk en voor zijn falen (liberalen). Beide mensbeelden leiden uiteindelijk tot een voorstelling van de samenleving als het toneel van strijd, rivaliteit en het recht van de sterkste. De samenleving verdient zoveel meer.
2. Neem de religieuze dimensie van politieke vraagstukken serieus
Religie verschijnt voor de hedendaagse politiek vaak als probleem. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de ogenschijnlijke tegenstellingen tussen politiek en religie. Politiek wordt doorgaans verstaan als een machtsmodel of conflictmodel om de orde te handhaven, terwijl religies eerder bezig zijn met het stichten van gemeenschappen. En politiek wordt vaak versmald tot beleidszaken, terwijl religies aandacht vragen voor verhevener perspectieven als toewijding, overgave, vergeving en offers brengen.
Politiek en religie moeten wel worden onderscheiden, maar ze moeten niet worden gescheiden; ze zijn via vele wegen met elkaar verbonden. De Duitse socioloog Hans Joas spreekt in dit verband van ‘de macht van het heilige’: het sacrale of heilige meldt zich in moderne samenlevingen in steeds andere gedaanten, maar het is er wel.11 De religieuze dimensie is bijvoorbeeld aanwezig in internationale vraagstukken.12 De oorlog tussen Rusland en Oekraïne kan niet zonder de rol van religie worden begrepen.13 Religie is vaak ook aanwezig in onze verhouding met de schepping. Zien we de schepping als een gebruiksgoed, als heilig of als verbonden met de mens? Stellen we ons op als heerser over de natuur, onderwerpen we ons aan de natuur of zoeken we naar een creatief samenspel tussen mens en natuur?
Kortom: neem de religieuze dimensie van politieke en maatschappelijke vraagstukken serieus. En investeer in de religieuze geletterdheid van bestuurders, beleidsmakers, diplomaten, wetenschappers en scholieren. Zonder kennis van de religieuze bronnen zijn veel Europese en internationale ontwikkelingen niet te begrijpen.
3. Blijf toekomstperspectieven schilderen
Christelijk geïnspireerde partijen zijn het aan hun stand verplicht om wervende toekomstperspectieven te blijven schilderen. Ruud Lubbers motiveerde dat eind jaren zeventig vanuit de theologie. Want de manier waarop we dachten over een wervend toekomstperspectief, ‘gericht op het eind der tijden, ja over onze tijd, die van de wereld, heen’, zou richtinggevend zijn voor ons politieke handelen nu. Lubbers, destijds CDA-fractievoorzitter, noemde drie redenen waarom die zogeheten ‘eschatologische dimensie’ zo belangrijk was voor de christendemocratie. Met het ontwikkelen van een toekomstperspectief kunnen we voorbijkomen aan het hier en nu en het ‘me, myself and I’. Ook voorkomt een toekomstperspectief dat we blijven hangen in een statisch, geïdealiseerd beeld van het verleden of dat we ons al te gemakzuchtig wentelen in de status quo. Het dwingt ons tot actie in de strijd voor vrede en gerechtigheid. Tot slot dwingt een toekomstperspectief ons de blik te richten op wie niet meer mee kunnen. Op kwetsbaren, op onderdrukten, op weerlozen en eenzamen.14
Tussen de christelijke grondslag en de alledaagse politiek ligt de ruimte voor een duurzame vertaling van de boodschap, met een langetermijnvisie die de bestaande situatie als vertrekpunt neemt. Bijvoorbeeld: hoe zou, gegeven de organisatie van het Nederlandse openbaar bestuur, een ‘nieuwe bestuurscultuur’ er in het licht van de christendemocratische uitgangspunten uit moeten komen te zien? Wat zou er, rekening houdend met het bestaande Nederlandse onderwijsbestel, moeten veranderen de komende twintig jaar?15 Iets meer toekomstgerichtheid zou de kortademige politiek van vandaag de dag kunnen goeddoen.
4. Sta principieel voor de pluralistische democratie
Democratie is samenleven met verschil. De vroegste woordvoerders van de christendemocratie, eind negentiende eeuw, wisten het al: er is niet één volk, met één belang en één opvatting, waarnaar nu eindelijk eens geluisterd moet worden.16 De samenleving is veelstemmig: er zijn veel verschillende stemmen die allemaal tellen, en tegenstrijdige belangen die allemaal gewogen moeten worden.
De goede politicus zet de eerste stap om deze verschillende stemmen te laten weerklinken, stelt paus Franciscus: ‘Weliswaar veroorzaken verschillen conflicten, maar uniformiteit veroorzaakt verstikking en zorgt ervoor dat we cultureel ten onder gaan. Laten wij er niet in berusten afgesloten te leven in een fragment van de werkelijkheid.’17 Christendemocraten kunnen die eerste stap zetten, want ze willen een stem geven aan hen die vaak geen stem meer hebben, en ze willen waken over de fundamentele rechten van alle mensen, ongeacht hun gelovige of culturele achtergrond.
Deze pluralistische opvatting van de democratie schuilt ook in het CDA zelf. De ‘christendemocratische volkspartij’ die het CDA vanaf zijn oprichting wil zijn, kent gelukkig vele verschillende kostgangers en staat open voor de brede diversiteit in de samenleving. En deze volkspartij wil in dienst staan van het gemeenschappelijke belang van een pluriforme samenleving, opdat die samenleving vreedzaam en rechtvaardig zal zijn.
Artikel in het kort:
Niet het loslaten of juist het verbreden van de eigen grondslag is geboden, maar verdieping en herijking van het christelijke in de politiek
Christelijk geïnspireerde politiek bestaat niet uit het opleggen van een ideaal, maar laat zien wat de samenleving feitelijk bijeenhoudt
Door het christelijke te verstaan als een praktijk van goed en vreedzaam samenleven wordt de verleiding weerstaan het geloof achter de voordeur te situeren
Een dergelijke herijking zou toegang kunnen bieden tot een gedeelde geloofsgrond over geloofsgrenzen heen. Zo’n politiek stelt het relationeel mensbeeld centraal, neemt de religieuze dimensie van maatschappelijke vraagstukken serieus, is principieel pluralistisch en blijft toekomstperspectieven schilderen
Noten
- 1.J.H.H. Weiler, Een christelijk Europa. Een verkennend essay. Deventer: Kluwer, 2004.
- 2.Gabriël van den Brink (red.), De Lage Landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2012.
- 3.Vgl. Herman Paul, Ziektegeschiedenissen. De discursieve macht van secularisatieverhalen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2013.
- 4.Manfred te Grotenhuis, Tom van der Meer, Rob Eisinga en Ben Pelzer, ‘In hoeverre bepalen ontkerkelijking en gewijzigd stemgedrag onder kerkleden het aantal CDA-Kamerzetels?’, in: Erik Borgman, Pieter Jan Dijkman en Paul van Geest (red.), Dood of wederopstanding? Over het christelijke in de Nederlandse politiek (CDV Herfst 2012). Amsterdam: Boom, 2012, pp. 135-143.
- 5.Herman Paul, ‘Christelijke politiek: luisteren, vertrouwen en vergeven’, in: Borgman e.a. 2012, pp. 154-163.
- 6.Zie ook: Pieter Jan Dijkman, ‘Christelijk geïnspireerde politiek als hoopvolle sociale praktijk’, in: Pieter Jan Dijkman, Rien Fraanje, Maaike Kamps en Maarten Neuteboom, Gemeene gratie. Wat de christendemocratie voor Nederland kan betekenen. Amsterdam: Van Gennep, 2015, pp. 47-67.
- 7.Erik Borgman, ‘“Waarom is er eigenlijk iemand en niet veeleer iemand?” Christendom als uitweg uit de crisis van de politiek’, in: Borgman e.a. 2012, pp. 164-173.
- 8.A.M. Oostlander, ‘Voor een duurzame samenwerking’, AR Staatkunde in christen-democratisch perspectief 45 (1975), nr. 8, pp. 254-266, aldaar p. 265.
- 9.G.C. de Kruijf, Waakzaam en nuchter. Over christelijke ethiek in een democratie. Baarn: Ten Have, 1994.
- 10.Dries Deweer en Steven Van Hecke (red.), De mens centraal Essays over het personalisme vandaag en morgen. Kalmthout: Pelckmans Pro, 2017.
- 11.Hans Joas, Die Macht des Heiligen. Eine Alternative zur Geschichte von der Entzauberung. Berlijn: Suhrkamp Verlag, 2017.
- 12.Simon Polinder, Towards a new Christian political realism? The Amsterdam School of Philosophy and the role of religion in international relations. Amsterdam: VU University Press, 2021.
- 13.Simon Polinder, ‘Religie in de internationale betrekkingen: lessen voor het conflict tussen Rusland en Oekraïne’, Sophie 12 (2022), nr. 3, pp. 41-44.
- 14.R.F.M. Lubbers, ‘De eschatologische dimensie van de christelijke politiek’, in: A.G. Weiler e.a., Mythe en realiteit van christelijke politiek. Baarn: Ambo, 1979, pp. 68-81.
- 15.A.H.M. Dölle, ‘De Cegeloofsbeief van het CDA’, Christen Democratische Verkenningen (1995), nr. 11, pp. 512-521.
- 16.Geerten Boogaard, ‘Hét volk bestaat niet’, Bestuursforum 46 (2022), nr. 1, p. 29.
- 17.Paus Franciscus, Fratelli tutti. Encycliek van paus Franciscus over broederschap en sociale vriendschap. Utrecht: Secretariaat Rooms-Katholiek Kerkgenootschap, 2021, nr. 191.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.