Hans Borstlap: ‘Een goede loodgieter is goud waard’
Samenvatting
Nederland kampt met een groot tekort aan vaklui en dat zou mede kunnen komen door een blinde vlek bij Haagse politici in de afgelopen jaren. ‘Het is inderdaad raar dat we de mensen die het werk uitvoeren het minst betalen’, aldus oud-topambtenaar Hans Borstlap. ‘Ik herinner aan een mooi Bijbels gezegde: de arbeider is zijn loon waard. Laten we hem daarom meer waarderen, ook financieel.’
Vlak voor de coronaperiode presenteerde Hans Borstlap, oud-topambtenaar en voormalig medewerker van de Dr. Abraham Kuyperstichting en het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, het langverwachte rapport van de Commissie Regulering van Werk, die zijn naam droeg: de Commissie-Borstlap.1 Begin april 2023 reageerde minister Karien van Gennip op de plannen om de arbeidsmarkt te verbeteren. Borstlap is blij met de vele voorstellen die zij van het rapport heeft overgenomen, omdat de manier waarop arbeid in Nederland geregeld is, niet meer aansluit bij de behoeften in de maatschappij.
Daarnaast zijn in de huidige krappe arbeidsmarkt veel lonen, vooral de basisen middeninkomens, te laag, benadrukt hij. ‘Wie werkt moet daarmee in principe de financiële middelen hebben om de basale kosten van levensonderhoud te kunnen betalen. Daarvan zijn we nu ver verwijderd. Gevolg is dat de politiek een circus van toeslagen heeft opgetuigd, waarvan we nu gelukkig inzien dat dit niet de weg is.’
Deze toeslagen kunnen er bovendien voor zorgen dat mensen niet tot werk gestimuleerd worden, wat volgens Borstlap een slechte zaak is. ‘Betaald werk is voor veel mensen essentieel om een zinvol leven te leiden en met respect naar zichzelf te kijken. Daarom zeg ik: waarom schaffen we de werkloosheid niet af? We hebben in 1863 de slavernij afgeschaft en in 1874 de kinderarbeid. Mensen werkloos op de bank laten zitten met een uitkering vind ik geen sociaal beleid maar sociale onverschilligheid. Het zijn er inmiddels meer dan een miljoen.’

Hans Borstlap
Interview in het kort:
- De overheid heeft (te) laat ingezien dat er door de vergrijzing een tekort aan personeel zou komen, en daardoor te lang de lonen laag gehouden
- Als bedrijven alleen met buitenlandse werknemers in leven kunnen worden gehouden, moeten ze verdwijnen
- Praktijkgerichte vaklui moeten in het onderwijs en qua beloning meer gewaardeerd worden; juist zij zullen zich door ICT-ontwikkelingen steeds meer ontwikkelen
- De professie van docent dient meer gewaardeerd te worden, ook bij het inschatten van het type vaardigheden van leerlingen
- Na ruim honderd jaar moet de leerplicht worden verruimd tot levenslang leren en ontwikkelen
- Betaald werk is voor iedereen van waarde; de werkloosheid kan worden afgeschaft
- Niet de minister of de leidinggevende, maar de mensen in de samenleving zelf weten meestal wat ze nodig hebben
Het contrast tussen enerzijds veel uitkeringen en anderzijds een tekort aan personeel moet worden aangepakt, meent Borstlap. Het gebrek aan onder andere vaklui zoals verpleegkundigen, militairen, mensen in de bouw en onderwijzers is bijzonder, omdat het nog niet zo lang geleden is dat Mark Rutte er alles aan deed om via het afschaffen van de dividendbelasting buitenlandse bedrijven in Nederland te houden om de werkgelegenheid te bevorderen. En ook premiers vóór hem hadden niet het zoeken naar personeel maar het creëren van werkgelegenheid als speerpunt. Wim Kok had er zelfs zijn slogan ‘Werk, werk en nog eens werk’ aan ontleend. Aan Borstlap de vraag hoe we van een langdurige zoektocht naar werk zijn terechtgekomen in een plotseling tekort aan personeel.
Hebben we te lang en te veel op het creëren van banen ingezet, terwijl we het tekort niet zagen aankomen?
‘Ontwikkelingen die al langer spelen, kunnen onder de grond blijven en opeens door iets externs tot eruptie komen. En dan schrik je van het ongelofelijke effect. In dit geval speelt corona een belangrijke rol. Na de pandemie bleek er opeens een enorme veerkracht te zitten in de economie: die explodeerde, waardoor er een enorm tekort aan personeel op allerlei gebied ontstond. Tijdens de pandemie was dat nog onzichtbaar, omdat we weinig konden uitgeven. We waren aanvankelijk eerder bang voor te veel werklozen na de pandemie.’
Jongeren willen nu meer parttime werken om tijd te hebben voor sporten, vrijwilligerswerk en een sociaal leven
Ander arbeidsethos
Hebben we ook slechts met een tijdelijk probleem te maken, omdat veel bedrijven in de coronacrisis kunstmatig in leven zijn gehouden?
‘Nee, de tekorten op de arbeidsmarkt zijn structureel en worden door twee ontwikkelingen veroorzaakt. Enerzijds is er een sterke economische opleving, anderzijds hebben we te maken met een demografische ontwikkeling waardoor veel ouderen de arbeidsmarkt verlaten en jongeren anders in het arbeidsproces staan. Toen ik ging werken – ik kwam in 1973 bij de Kuyperstichting, een van de voorlopers van het Wetenschappelijk Instituut – was het geen vraag of je voltijd ging werken; dat deed je gewoon. Jongeren willen nu veel meer balans door parttime te werken en tijd te hebben voor mantelzorg, sporten, vrijwilligerswerk en een sociaal leven. Ik merk dat het arbeidsethos onder hen anders is. Dat is niet erg, maar kan wel tot tekorten op de arbeidsmarkt leiden. We hebben dat lang met migranten opgelost, maar ik denk dat we daarvan af moeten. De opgave voor de komende jaren is hoe we met minder mensen de groei van de productiviteit kunnen verhogen.’
Bedoelt u dat we geen arbeiders meer uit Oost-Europa moeten halen als er tekorten zijn bij het oogsten van asperges?
‘Ja, ik denk echt dat als de demografische ontwikkeling zodanig is dat we bepaald werk zelf in Nederland niet meer kunnen doen, we ermee moeten stoppen. Ik sluit daarmee aan bij Schumpeters theorie van creatieve destructie. Bedrijven verdwijnen, bijvoorbeeld omdat ze niet meer levensvatbaar zijn of te weinig personeel trekken. Dat is destructief. Maar het proces is tegelijkertijd creatief, omdat er nieuwe bedrijven voor in de plaats komen. Het bedrijfsleven is voortdurend in beweging en dat is onvermijdelijk. We hebben de mijnen in Limburg gesloten en de textielindustrie in Twente teruggebracht, en ik vraag me af hoelang we kunnen doorgaan met activiteiten die voor een groot deel draaien op buitenlandse werknemers, zoals in de vleesverwerkingsindustrie. We moeten niet eindeloos doorgaan met arbeiders van buiten Nederland halen. Dat is geen houdbaar verdienmodel, ook al vanwege de nadelige maatschappelijke effecten. Lees het advies Geen tweederangsburgers van Emile Roemer en je weet genoeg.’2
Maar hoe komt het dat we het tekort aan personeel niet zagen aankomen? Zijn we te lang op Wim Koks credo ‘Werk, werk en nog eens werk’ doorgegaan?
‘Het beleid om meer werk te creëren is ingezet onder Ruud Lubbers. In 1983 ben ik als raadadviseur op het ministerie van Algemene Zaken begonnen, vlak na het Akkoord van Wassenaar op 24 november 1982. Daarin werd met de sociale partners loonmatiging afgesproken in ruil voor arbeidstijdverkorting. Dat was toen hard nodig, want de lonen waren te hoog en de werkloosheid liep enorm op. Het was overigens een van de mooiste tijden voor de christendemocratie: Lubbers als premier, Jan de Koning op Sociale Zaken en Onno Ruding, die de overheidsfinanciën aanpakte, namen stevige maatregelen, toonden lef en stonden voor hun beleid door het overal in het land te verdedigen. In 1986 werd dat beloond met negen zetels winst voor het CDA, omdat de mensen zagen: die mannen doen wat ze zeggen en zijn niet bang. Het was toen noodzakelijk, maar achteraf kun je wel zeggen dat we die lage lonen te lang hebben volgehouden. Dat is nodig bij hoge werkloosheid, maar bij structurele krapte moeten de lonen juist omhoog, waarna werkgevers bereid zullen zijn te investeren in arbeidsbesparende innovaties, die we bij krapte immers juist nodig hebben. Bovendien bieden hogere lonen de kans de toeslagen geleidelijk af te bouwen. Jan de Koning zou die genoemd hebben: de vloek van de goede daad. Mensen helpen om noodzakelijke uitgaven te doen is goed, maar wanneer uitkering en toeslagen meer opleveren dan een arbeidsinkomen, doen we iets niet goed.’
Als uitkering en toeslagen meer opleveren dan een arbeidsinkomen, doen we iets niet goed
Eyeopener
In welke periode had de omslag gemaakt moeten worden: al onder Kok of Balkenende, of pas onder Rutte?
‘Dat vind ik lastig te zeggen, maar ik heb mezelf wel afgevraagd: waarom heb ik niet eerder gezien, ook toen ik vanaf 2002 bij de Raad van State werkte, dat we een omslag moesten maken? Wel was er in 2008 een financiële crisis, waardoor er in de publieke uitgaven geschrapt moest worden. In zo’n periode passen hoge lonen en daaraan gekoppelde uitkeringen niet goed. Maar feit is dat we de demografische ontwikkeling hadden kunnen zien aankomen. Voor mij was het een eyeopener toen de vergrijzing op de arbeidsmarkt echt zichtbaar werd, en dat is toch pas iets van de laatste jaren.’
Tegelijk is er een andere ontwikkeling waarvoor we in Nederland een blinde vlek lijken te hebben. Is het niet zo dat we jongeren zo veel mogelijk hebben gestimuleerd om theoretische opleidingen te kiezen, omdat die ‘hoger’ zouden zijn, terwijl we ondertussen een tekort aan praktijkgerichte vakmensen kregen?
‘Ja, die lijn hebben we gevolgd. Misschien niet helemaal uitgesproken, maar daar kwam het wel op neer. Intuïtief zeiden we: hoe hoger, hoe beter. En dat is best raar. Om die reden ben ik ook heel blij met de initiatieven van minister Dijkgraaf, die het vmbo en het mbo echt in ere wil herstellen, en niet meer van hoger of lager wil spreken. Het is onzin dat iedereen een zo theoretisch mogelijk diploma zou moeten behalen.’
Maar hoe hebben we het kunnen missen? Heeft dit te maken met het feit dat de Haagse werkelijkheid te veel een bubbel is met allemaal theoretische mensen, die niet zien wat er in het land aan de hand is? Iets dergelijks lijkt ook bij de laatste verkiezingen tot uiting te zijn gekomen.
‘Ja, je zegt het en ik spreek het niet tegen: hoe hebben we het kunnen missen met al die planbureaus en adviesraden? Ik kijk in dit opzicht ook naar mezelf. Ik ben op-en-top een Hagenaar, iemand die daar al veertig jaar woont en werkt, veel boeken leest en vrienden heeft die ongeveer hetzelfde opleidingsniveau hebben. En het geldt breder; zeker het CDA moet naar zichzelf kijken en naar de onvrede die zich bij de verkiezingen heeft geuit: hoe hebben we al die mensen in het land, die bij ons horen, zo kunnen verliezen?’
Gelijkheidsdenken
Speelt bij het stimuleren van theoretische diploma’s ook het heersende gelijkheidsdenken een rol? Vanuit de gedachte om iedereen gelijke kansen te geven, zijn we gaan denken dat er ook gelijke uitkomsten moesten zijn, wat zich vertaalde in zo ‘hoog’ mogelijke diploma’s.
‘Het creëren van gelijke kansen vind ik heel goed en dat moeten we ook niet loslaten. Maar jongeren moeten natuurlijk wel zelf kunnen bepalen welke opleiding bij hen hoort en zich niet gedwongen voelen in een richting die de hunne niet is. Wat dat betreft vind ik de huidige discussie over het uitstellen van de keuze voor een schooltype wel goed. Veel jongeren weten op 11- of 12-jarige leeftijd nog niet waar ze goed in zijn of wat ze willen, terwijl ze dat op hun veertiende beter weten.’
We moeten niet meer accepteren dat iedereen leraar kan worden door de eisen voor het vak af te zwakken
Is dan het nadeel niet dat jongeren, zowel de praktisch als de theoretisch ingestelde, langer bezig moeten zijn met onderwijs waar ze juist niet de vaardigheden voor hebben?
‘Hoe we dit precies moeten vormgeven weet ik niet, maar vind een vorm van onderwijs die recht doet aan de ontwikkeling van jongeren. Die ontwikkeling kan bij de een heel anders gaan dan bij de ander. Ik zie het bij mijn eigen kleinkinderen: soms maakt er een een groeispurt mee en bij de ander gebeurt dat op een ander moment. Het is dus verschillend voor elk individu.’
‘Misschien ligt daar ook wel de oplossing. Zoek die niet in de structuur, maar in de professie van de leerkracht. Dat betekent dat we toe moeten naar het Finse systeem, en het vak van docent moeten upgraden. Het is niet goed dat we de klassen zo groot hebben laten worden en het imago van de docent hebben laten verslonzen. We moeten ook niet meer accepteren dat iedereen leraar kan worden door de eisen voor het vak af te zwakken. Wat dat betreft heb ik waardering voor D66, omdat die partij altijd heeft gezegd dat we in het onderwijs moeten investeren. Dit land moet het hebben van kennis en vaardigheden, ook van handmatige, dus is onderwijs en praktijkscholing van levensbelang. Investeringen daarin zijn kosten die voor de baat uitgaan. Laatst las ik dat veel docenten naar België vertrekken, omdat het vak daar nog in aanzien staat en ze minder last hebben van allerlei regels van het ministerie. We moeten vaklui en ook de professie van docent veel meer gaan waarderen.’
Is het beloningssysteem in Nederland in dit verband niet vreemd? De vergaderaars op de ministeries en in bedrijven verdienen het meest, de mensen die achter een computer het beleid uitwerken komen daarna, en de mensen die in de praktijk het werk uitvoeren verdienen het minst.
‘Dat is inderdaad de manier waarop het veelal gebeurt en dat is best raar. Het komt mede doordat de opleiding van de vergaderaars en beleidsmakers vaak langer is dan die van uitvoerders. De laatsten kunnen dus eerder in hun leven geld verdienen en hebben daar langer de tijd voor. Tegelijk denk ik dat door de huidige krapte op de arbeidsmarkt de lonen van de mensen in het veld flink zullen bijtrekken.’
Is dat iets wat we aan de markt moeten overlaten, of kan daar vanuit de overheid ook beleid op worden gezet?
‘Dat laatste is erg moeilijk, want aan welke knoppen moet de overheid dan draaien? Het is toch meer iets van de cao’s. Laat de markt daar gewoon zijn werk doen. Een goede loodgieter is zeker in deze tijden goud waard. Met alle transities waar we voor staan, zoals de energietransitie, zullen we ontzettend veel vaklui nodig hebben, die als vanzelf meer zullen verdienen. Ik verwacht dat de verhoudingen in het loonsysteem dan vanzelf meer rechtgetrokken worden.’
Kuyper verzette zich tegen de leerplicht en stelde: de kinderen zijn niet van de staat, maar van de ouders
Automonteur
Is het ook niet een illusie dat de vergaderende en beleidsmakende beroepen intellectueler zijn dan de uitvoerende? Een automonteur moet net zo goed zijn hoofd bij zijn werk hebben en draagt ook verantwoordelijkheden.
‘Dat is zeker het geval. Je ziet ook dat de ontwikkeling van ICT juist op de werkvloer een enorme vlucht heeft genomen. Het werk van een automonteur die met nieuwe digitale systemen te maken krijgt, zal de komende tijd als gevolg van de ICT-revolutie dan ook meer veranderen dan dat van een manager. Om die reden pleit ik – en dat was ook onderdeel van het rapport van onze commissie – dat werknemers zich levenslang blijven ontwikkelen. Er moet sprake zijn van een “caoo”: een collectieve arbeids- en ontwikkelings-overeenkomst.’
‘In de Wet op de leerplicht van 1901 stelde de liberale minister Goeman Borgesius verplicht dat jongeren van hun zesde tot hun twaalfde naar school gingen, wat intussen tot en met het zestiende levensjaar geldt. Dat is vier jaar vooruitgang in honderdtwintig jaar tijd: niet echt indrukwekkend. Zeker niet nu er geen banen meer zijn die iemand veertig jaar lang kan houden. Er was destijds groot verzet van onder anderen De Savornin Lohman en Kuyper, die stelden: de kinderen zijn niet van de staat, maar van de ouders. Maar Goeman Borgesius hield vol en terecht: het was nodig om te kunnen functioneren in de maatschappij. Eenzelfde redenering is nu van belang: werknemers kunnen niet meer goed functioneren als ze zich tijdens hun loopbaan niet voortdurend laten bijscholen. Dat moet in de wet en in de cao’s worden verankerd. Er is geld genoeg voor en het moet bovensectoraal worden uitgevoerd, zodat iemand die nu in de metaal werkt, vaardigheden ontwikkelt om de overstap naar een baan in bijvoorbeeld de bouw te kunnen maken.Wij hebben een individuele leerrekening bepleit die voor alle werkenden beschikbaar komt, vanaf de geboorte tot het eind van het arbeidzame leven.’
Het rapport van uw commissie kreeg drie jaar geleden de titel In wat voor land willen we werken? mee. Waarom heeft u voor die brede insteek gekozen?
‘De titel is tijdens een wandeling over het strand met mijn vrouw spontaan opgekomen. De opdracht die wij van minister Koolmees kregen was breed: ga na of de regels rond werk nog passen bij de wereld van morgen. Dat is een groot terrein: het arbeidsrecht, het onderwijs, de fiscaliteit en de sociale zekerheid. We hebben allerlei voorstellen gedaan, die cirkelen rond drie begrippen met een w: wendbaarheid, weerbaarheid en wederkerigheid. Daaraan zullen de regels rond arbeid moeten gaan voldoen.’
‘De arbeidsmarkt is zo dynamisch geworden dat werkgevers en werknemers wendbaar moeten zijn. Maar daarbij willen we niet uitsluitend een “externe” wendbaarheid, waarin tot nu toe de oplossing werd gezocht via allerlei flexbanen en een wildgroei aan zzp’ers. Velen van hen kennen onzekerheid, omdat ze niet weten of ze volgende maand nog werk en inkomen hebben. Deze flexbanen zullen meer beschermd en toegerust moeten worden, waardoor hun aantal zal afnemen: nulurencontracten verbieden en draaideurconstructies tegengaan. Maar daardoor neemt de behoefte van werkgevers aan wendbaarheid niet af. Daarom hebben we voorstellen gedaan voor meer “interne” wendbaarheid binnen de vaste contracten, zodat werkgevers aan werknemers makkelijker kunnen vragen om op beperkte schaal minder te gaan werken of ander werk te gaan doen.’
‘Karien van Gennip heeft deze voorstellen overgenomen, waar ik blij mee ben. Het vaste contract wordt bij structurele arbeid weer aantrekkelijker voor werkgevers, zodat we de onzekerheid bij mensen in de marge van de samenleving kunnen wegnemen. Tegelijkertijd krijgt de werkgever de mogelijkheid om bij omzetverlies als gevolg van grote crises, zoals brexit of de oorlog in Oekraïne, iemand één dag in de week naar huis te sturen, waarbij deze werknemer maximaal tien procent van zijn inkomen kan verliezen. Voor de vakbonden was dit laatste een grote horde, maar die hebben ze genomen omdat het hele pakket ook veel voordelen oplevert. Omdat de vakbonden zoiets nog nooit hebben gedaan, vind ik de uitkomst hiervan historisch.’
We hebben de algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering afgeschaft vanwege de tijdgeest, die soms blinde vlekken creëert
Wederkerigheid
Hoe zijn de weerbaarheid en de wederkerigheid tot uiting gekomen?
‘Om wendbaar te zijn, moet je ook weerbaar zijn, anders wordt een bedrijf of werknemer zo onder de voet gelopen. Wij hebben als commissie gepleit voor een algemene verzekering voor arbeidsongeschiktheid voor alle werkenden. Die hadden we, de AAW, maar die is in 1998 onder Ad Melkert afgeschaft. Dat was in de paarse periode, en ik moet bekennen dat ik zelf toen op Sociale Zaken werkte. Waarom hebben we dat toen gedaan? Ik denk dat dit ook met de tijdgeest te maken had, die soms blinde vlekken creëert. In ieder geval is het jammer dat we de AAW hebben afgeschaft, maar ook dat die in de plannen van Van Gennip niet terugkeert. Zij stelt wel een aparte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen voor, maar ik ben bang dat dat niet gaat werken. De groep is te klein, waardoor de premie te hoog zal zijn en je zult zien dat de mensen met de minste risico’s niet meedoen en de mensen met de meeste risico’s wel, waardoor de premie nog verder omhooggaat.’
En de wederkerigheid?
‘Het is van groot belang dat zowel de overheid als ook de mensen in het land “leveren”. De overheid moet er bijvoorbeeld voor zorg dragen dat mensen die laaggeletterd zijn of een lichte psychische of lichamelijke beperking hebben, toch aan de slag kunnen komen. Dat zijn in ons land al meer dan twee miljoen mensen! Ik bepleit daarom, zoals al eerder gezegd, het “afschaffen” van werkloosheid. Werkloosheid is er alleen omdat we een minimumloon hebben bedacht, waardoor bepaalde werknemers te duur voor werkgevers zijn in verhouding tot hun productiviteit. Maar werk is een essentiële basisbehoefte, omdat het zin aan je bestaan geeft en je bij de samenleving betrokken wordt. Daarom pleit ik voor een basisbaan die een basisinkomen oplevert; dus niet voor een basisinkomen an sich. Wederkerigheid betekent immers ook dat mensen van de bank komen en aan de slag gaan. Mensen met een uitkering laten thuiszitten vind ik geen sociaal beleid, maar sociale onverschilligheid.’
Zit er aan die inzet om meer mensen aan een betaalde baan van meer uren te krijgen niet ook een kwalijke kant? De christendemocratie is immers ook van ‘niet bij brood alleen’, en hecht sterk aan vrijwilligerswerk.
‘Ik zou ook niet willen dat de overheid dwingt dat beide partners fulltime gaan werken. Het is aan mensen zelf om hun leven in te richten en te bepalen hoe ze de tijd tussen werk en zorg onderling verdelen.’
Als de overheid mensen vrijlaat in de verdeling van zorg en arbeid, moeten ze er dan niet ook voor kunnen kiezen dat één van hen fulltime voor kinderen zorgt? Nu wordt dat fiscaal ontmoedigd.
‘Ik vind het wel heel belangrijk dat iedereen, dus man én vrouw, de vaardigheden ontwikkelt om financieel meer onafhankelijk te zijn als er eventueel een scheiding komt of als een van beiden er alleen voor komt te staan. Bovendien hebben we in de huidige economie alle arbeidskrachten hard nodig. Maar niet per se allemaal fulltime. Mensen moeten met anderhalf inkomen niet meer afhankelijk zijn van allerlei toeslagen. Waarom zouden mensen niet voldoende inkomen krijgen om geen toeslagen meer nodig te hebben? Mochten we met gemiddeld zo’n anderhalve baan per huishouden van twee personen toch nog een tekort aan personeel hebben, dan hebben we niet te weinig mensen, maar te veel banen. Laten we oppassen de bestaande bedrijvigheid als uitgangspunt te nemen; het is niet zo dat die hoe dan ook overeind moet blijven.’
Man en vrouw moeten beiden de vaardigheden ontwikkelen om financieel meer onafhankelijk te zijn
Tegelijk zijn er banen die meer lijken toe te voegen aan de samenleving dan andere. In de coronacrisis werden ze “cruciale beroepen” genoemd, zoals verpleegkundigen en onderwijzers. Ik kan me het verhaal herinneren van iemand die haar baan in de gehandicaptenzorg inruilde voor het aanprijzen van bedrijfsproducten via vlogs, omdat dit beter verdiende. Kan de overheid erop aansturen dit soort bewegingen minder aantrekkelijk te maken?
‘Dat is heel lastig. Over het algemeen moet de overheid maatschappelijke krachten hun gang laten gaan en in ieder geval niet verbieden. Als iemand ergens zijn levensbestemming in ziet en de drive heeft om dat te kapitaliseren, wie is de overheid dan om dit te ontmoedigen? Bovendien kan er uit dit soort initiatieven creativiteit ontstaan die onverwachts elders in de samenleving weer iets moois oplevert.’
Kan de overheid hierop niet sturen door de belasting op consumptie te verhogen en die op arbeid te verlagen?
‘Dat zou wel kunnen. Sowieso bepleit ik dat we de belasting op arbeid verlagen en die op kapitaal verhogen. Als we arbeid zo belangrijk vinden, is het toch raar dat we daar veel belasting op heffen? Maar inderdaad, als bedrijven slimmigheden uithalen om mensen tot ongezonde producten te verleiden, kan de overheid maatregelen nemen om dit via belasting te ontmoedigen. Het is daarbij wel een belangrijke christendemocratische vraag van wie het probleem is en hoe ver de taak van de overheid reikt. Van Jan de Koning heb ik de volgende uitspraak geleerd: “Hoed u voor daadkrachtige politici.” Politici en bestuurders moeten ervoor oppassen dat ze alles willen regelen, dichttimmeren en controleren en daardoor de kracht uit de samenleving halen. Een bewindspersoon zou eerder moeten vragen “Wat heeft u nodig om uw verantwoordelijkheid in de samenleving te kunnen waarmaken?”, dan dat hij dwingend iets oplegt. Het is treurig dat nog veel bewindspersonen denken dat goede resultaten van hen afhankelijk zijn. Dat is een tamelijk naïeve misvatting. Kijk naar het dirigisme vanuit OCW naar het onderwijsveld: een minister die bij problemen zegt dat hij ingrijpt en daarmee de verantwoordelijkheden in het onderwijsveld niet aanspreekt en zelfs ontmoedigt. Dat zorgt voor twee negatieve effecten: een minister kan die problemen niet aan, en de professionals in het veld worden niet op hun professie aangesproken.’
Kortere werkweek
Wat is eigenlijk voor u de belangrijkste christendemocratische inbreng of waarde in het debat over het tekort aan personeel en in het bijzonder aan vaklui?
‘Dat is de betekenis van arbeid voor ieder mens. We mogen als christendemocraten mensen niet overlaten aan een bestaan waarmee ze naar hun idee niets zinvols aan hun omgeving en aan de samenleving kunnen bijdragen. Daarbij moet er ook ruimte zijn voor mensen om zelf te kiezen hoeveel tijd ze aan een betaalde baan besteden, omdat de christendemocratie ook de waarde van vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten onderkent. Bovendien moeten mensen zelf kunnen bepalen hoe zij als partners zorg en arbeid onderling verdelen; politici moeten niet hun model van een ideale samenleving, waarbij bijvoorbeeld vrouwen evenveel werken als mannen, van bovenaf opleggen. Soms zullen mannen meer werken, soms vrouwen. Laat dat nou aan de mensen zelf over.’
Het is treurig dat nog veel bewindspersonen denken dat goede resultaten van hen afhankelijk zijn
En een kortere werkweek, zoals de CNV bepleit?
‘Het is over het algemeen een teken van meer welvaart als mensen korter gaan werken en meer verdienen. Dat laatste hebben we nu hard nodig. De arbeider moet zijn loon immers waard zijn. Maar korter werken is gezien de huidige krapte wat ongemakkelijk. Wat wel werkt is dat werkgevers veel meer rekening houden met behoeften van hun werknemers: wat heb jij nodig om voor mij te komen werken? Ik ken bedrijven die op die manier hun personeelstekort hebben opgelost, terwijl ze voor die tijd tevergeefs met allerlei eisen aan diploma’s enzovoort naar werknemers zochten. In het algemeen is mijn stelling: de huidige krapte is zo slecht nog niet. Veel oude, ingesleten patronen verdwijnen vanzelf, en werknemers krijgen meer aandacht dan voorheen. Ik betreur deze ontwikkeling niet.’
Noten
- 1.Commissie Regulering van Werk, In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk. Eindrapport van de Commissie Regulering van Werk. Den Haag, 23 januari 2020.
- 2.Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan. Rapport. Den Haag, 30 oktober 2020.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.