Postgroei biedt een wenkend politiek perspectief
Samenvatting
‘Voor heel 2022 komt de economische groei uit op een heel stevige 4,5 procent. Dat is de op een na hoogste groei van deze eeuw, net iets minder dan die in het coronahersteljaar 2021. De economische groei in 2022 werd vooral gedragen door de hoge consumptie van huishoudens en groei van de handel.’1
‘De economische groei zakt […] in Nederland volgend jaar bijna helemaal weg. Voor dit jaar schat het IMF de groei van de Nederlandse economie nog op 4,5 procent. Volgend jaar blijft daar nog maar 0,8 procent van over.’2
Dit zijn zomaar twee recente quotes uit Nederlandse nieuwsmedia van de afgelopen maanden, waaruit blijkt dat we economische groei in onze tijd veelal als een wetmatigheid van voorspoed zien. Als de economie groeit is het goed, als de economie krimpt is de nood aan de man.
Ook in het huidige regeerakkoord vinden we deze panacee terug: ‘We hebben enthousiaste startups, sterke mkb-ondernemers, onafhankelijke zzp’ers en een betrokken bedrijfsleven nodig voor een bloeiende samenleving en groeiende economie.’ ‘Zo versterken we ons verdienvermogen en verhogen we onze economische groei op de langere termijn.’3 Maar kan iets altijd wel blijven groeien? Ergens zegt onze onderbuik, ons gezonde verstand, toch dat dat niet klopt?
Er werd in de recente geschiedenis al weleens vaker voorzichtig gesteld dat we misschien eens moeten kijken naar ‘minderen’. Dat kwam veelal van de linkerkant van het politieke spectrum. Zo muntte Milieudefensie in de jaren zeventig de term ‘consuminderen’, en schreef toenmalig GroenLinks-leider Femke Halsema in 2008 een boek over onder andere het minderen van wat zij ‘hyperconsumptie’ noemde.4
Apolitiek
Maar waarom zou het besef dat de economie misschien niet altijd maar kan en moet blijven groeien links of rechts zijn? Paul Schenderling en zijn schrijverscollectief5 laten in Er is leven na de groei nuchter en feitelijk zien dat ‘een economie niet altijd hoeft te accelereren om stabiel te zijn, een stationair draaiende economie kan dat ook zijn’ (p. 237). Daarnaast constateren ze dat de economie weliswaar groeit, maar dat we niet gelukkiger zijn geworden, dat stress en mentale problemen toenemen, dat we steeds minder betaalbare huizen hebben en dat – het belangrijkste – de klimaatcrisis onbevattelijke proporties aanneemt. Kortom: we putten onze aardbol ongenadig uit, terwijl de economie en de consumptie maar blijven groeien en we er niet bepaald een gelukkiger leven door hebben gekregen. Er is leven na de groei is een absolute wake-upcall dat als we zo blijven leven als nu, we regelrecht op een humanitaire en existentiële ramp afstevenen.
Het boek is gelukkig niet slechts een aanklacht. Het is een luid en duidelijk begin van een idee over hoe het anders kan. En het kan anders door het inluiden van het postgroeitijdperk. ‘Postgroei betekent kort gezegd: een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit, van groei van de hoeveelheid spullen die we kunnen kopen naar groei van onze levenskwaliteit’ (p. 89).
Paul Schenderling
Er is leven na de groei. Hoe we onze toekomst realistisch veiligstellen
Bot Uitgevers | 2022 | 272 pp. | € 25,– | ISBN 9789083256443
Kernprobleem en kernmaatregel
Deel 1 beschrijft het kernprobleem en de kernmaatregel. Onze economie is ingericht op meer produceren om meer te consumeren. De economie is dus in hoge mate gericht op kwantiteit (meer), in plaats van op kwaliteit (beter). Kwaliteit levert simpelweg minder op, dus de markt richt zich op zo veel mogelijk kwantiteit tegen een zo laag mogelijke prijs. Daarbij is de productiviteit per gewerkt uur de voornaamste manier om de economie te laten groeien, waardoor we steeds harder en meer moeten werken en steeds meer van mindere kwaliteit krijgen. Bovendien ‘is de ongemakkelijke waarheid dat de Nederlandse economie vanuit mondiaal perspectief meer waarde vernietigt dan toevoegt. Voor consumptie in Nederland houden we buiten Nederland elf keer het oppervlak van Nederland bezet en werken 10 miljoen mensen zich dagelijks zwaar onderbetaald en onder erbarmelijke omstandigheden in het zweet’ (p. 240). Dat is het kernprobleem.
De kernmaatregel daartegen is volgens Schenderling een milieuheffing op consumptie, waardoor er individueel een enorme prikkel ontstaat om minder te verspillen en verantwoorder te consumeren. En om die milieuheffing niet oneerlijk te laten uitpakken (waardoor mensen met de kleinste portemonnee er het hardst door worden geraakt) wordt deze gecombineerd met een flink lagere belasting op arbeid. Op deze manier worden de inkomenseffecten van de milieuheffing op consumptie voor 90 procent van de mensen gecompenseerd, en komt er meer ruimte om kwalitatieve arbeid ook beter te laten lonen.
Kritiek op het huidige beleid
De voorgestelde kernmaatregel wordt afgezet tegen het huidige beleid van CO2-heffingen en groene groei. De CO2-heffing kent twee grote nadelen. Enerzijds zorgt zo’n uniforme heffing ervoor dat, bijvoorbeeld op Europese schaal, de armste landen er het hardst door worden geraakt. Anderzijds richt zo’n heffing zich op één soort milieubelastend doel. Een voorbeeld daarbij is de opkomst van elektrische auto’s: een zegen voor de CO2-uitstoot, maar een ramp voor bijvoorbeeld de zeldzame mineralen, omdat er voor elektrische auto’s zes keer zoveel nodig zijn als voor conventionele auto’s. Een gerede kans dus op ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’.
De Nederlandse economie vernietigt vanuit mondiaal perspectief meer waarde dan ze toevoegt
De grootste kritiek is er op het groene-groeibeleid. Want of die groei nou groen is of niet, het is nog steeds groei. Met als resultaat dat de groene winst wordt tenietgedaan door de groei. Anders gezegd: we produceren dan misschien wel groener, maar doordat we meer blijven produceren en consumeren doen we de winst voor de planeet uiteindelijk weer teniet.
En ten slotte zijn er nog de taksen die boven de markt hangen: vleestaks, vliegtaks, enzovoort. Misschien lijken die maatregelen logisch en effectief, maar ze raken over het algemeen de mensen met de minste middelen het hardst én – belangrijker nog – ze ondergraven het draagvlak onder milieubeleid.
Wat postgroei ons oplevert
De voordelen van leven in een postgroeitijdperk liggen voor de hand. Milieubeleid wordt niet alleen maar effectief door groen produceren, maar door groen consumeren. Dat betekent meer van waarde en minder verspilling. Groener en minder consumeren betekent al snel minder druk op de ratrace van werken, werken, werken om meer spullen te kopen en vaker op vakantie te kunnen. Doordat we meer van waarde hebben en ook meer van waarde consumeren, worden we gezonder. Zowel doordat we beter (natuurlijker) eten, als doordat we de vermijdbare welvaartsziekten drastisch terugbrengen (burn-out, obesitas, enzovoort). Doordat we gezonder worden komt er minder druk op de al jarenlang totaal uit de hand gelopen zorgkosten.
Leven in een postgroeitijdperk betekent meer samenwerken en dus samenleven
Leven in een postgroeitijdperk betekent hoogstwaarschijnlijk meer samenwerken en (dus) samenleven. Want er zal bijvoorbeeld een forse prikkel ontstaan om spullen te delen met elkaar. En als je er dan ook, gezamenlijk, nog goed voor wilt zorgen, ontstaat er al snel zoiets als coöperatief samenwerken. De verwachting is dan ook dat deze vorm van samenwerken een vlucht zal nemen.
Maar, het bedrijfsleven dan? Hierover is Schenderling duidelijk (p. 85): ‘Succesvol ondernemen is op dit moment gedefinieerd als: zoveel mogelijk omzet maken tegen zo laag mogelijke kosten. De toekomstige definitie van succes, gebaseerd op de kernmaatregel, is: zoveel mogelijk toegevoegde waarde leveren tegen een zo laag mogelijke milieu-impact.’ Een groot voordeel van een milieuheffing op consumptie in combinatie met een lagere belasting op arbeid is dat ieder land ermee kan beginnen. En het land dat ermee begint zal zijn eigen bedrijven een fors concurrentievoordeel bieden, want bedrijven zullen zich meer gaan richten op duurzaam en kwalitatief produceren, en de bedrijven in het land dat daarmee begint hebben dan een thuisvoordeel. Er is wel haast bij; niet alleen vanwege de enorme urgentie van de klimaatcrisis, maar ook omdat het postgroeidenken in bijvoorbeeld Zweden en Spanje al voet aan de grond krijgt in daadwerkelijk beleid.
Schenderling gaat in zes hoofdstukken nog nader in op de voor- en nadelen van postgroei voor werk en sociale zekerheid, vermindering van ongelijkheid, landbouw, energie, mobiliteit en zorg.
Wenkend perspectief?
Schenderlings schrijverscollectief ‘heeft telkens gewerkt vanuit het besef dat er een radicaal ándere manier van economisch denken nodig is, maar dat er nog steeds económisch denken nodig is, dat wil zeggen een manier van denken die er rekening mee houdt dat niet alles tegelijk kan en dat we keuzes moeten maken. Vandaar dat we erin geslaagd zijn om dit boek te schrijven met denkers en doeners uit maar liefst elf verschillende politieke partijen’ (pp. 230-231).
Het postgroeidenken wordt in het boek als apolitiek neergezet in termen van het links-rechtsspectrum. Terecht, want de nuchtere analyse van de tijd waarin we leven en de ineffectiviteit van het huidige beleid om onze aardbol te redden, is niet links of rechts. Maar uiteindelijk is het natuurlijk wel hartstikke politiek om wel of niet te kiezen voor de (economische) maatregelen die nodig zijn voor postgroei.
Voor mij is dit absoluut een wenkend perspectief. Enerzijds omdat ik als mens al langer dacht dat groei niet oneindig kan en moet zijn, en anderzijds omdat ik als politicus zie dat we op veel punten met elkaar bezig zijn met een race to the bottom.
Ik vertaal dit denken bijvoorbeeld in een helpende hand voor lokaal ondernemerschap in wijkwinkelstraten die, als de markt zijn werk doet, onherroepelijk spookstraten worden. De bakker en de groenteboer leggen het uiteindelijk af tegen de grootgrutters die de boodschappen tot in je keuken brengen. En dat moeten we niet willen. Niet alleen omdat de kleine lokale ondernemer veel meer binding heeft met de wijk, maar ook omdat een levendige en gezonde wijkwinkelstraat een plek van ontmoeting is.
Ik vertaal dit denken ook in lokaal en regionaal mobiliteitsbeleid waarbij we, als we niet oppassen, mensen van buiten de stedelijke centra het openbaar vervoer uit jagen omdat lijndiensten naar minder dichtbevolkte delen niet rendabel zijn. Terwijl openbaar vervoer nu juist mensen moet verbinden, en wel júíst van en naar plekken met minder voorzieningen.
Ik vertaal dit denken in woonbeleid, waar we ontegenzeggelijk te maken hebben met een falende markt die wonen onbetaalbaar maakt en niet voorziet in het cruciale middensegment. Wonen wordt een privilege, terwijl het een basisvoorziening zou moeten zijn. De markt vult het gat tussen vraag en aanbod niet, en daarom moet de overheid weer veel meer regie nemen en aan volkshuisvesting doen.
En ik vertaal dit denken in de wereld van de toekomst. Een wereld waarin onze welvaart niet ten koste mag gaan van de planeet voor generaties na ons. Zo verzet ik me tegen de zogenaamd vanzelfsprekende groei van de regionale luchthaven Rotterdam The Hague Airport. Die is bedoeld als een regionaal vliegveld voor kleinzakelijk verkeer, maar groeit al jaren als een plofkip, met goedkope vluchten naar continentale bestemmingen die we met de trein zouden moeten bereizen.
Er is leven na de groei windt geen doekjes om de crises van deze tijd, maar biedt gelukkig een wenkend en zeker niet utopisch of ingewikkeld perspectief. Daarom zou iedereen het moeten lezen.
Noten
- 1.NOS Nieuws, ‘Recessie afgewend, Nederlandse economie groeit nog behoorlijk’, nos.nl, 14 februari 2023.
- 2.NOS Nieuws, ‘IMF verwacht dat leven nog even duurder blijft worden, economische groei zakt weg’, nos.nl, 11 oktober 2022.
- 3.VVD, D66, CDA & ChristenUnie, Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst. Coalitieakkoord 2021-2025. Den Haag, 15 december 2021, p. 31.
- 4.Femke Halsema, Geluk! Voorbij de hyperconsumptie, haast en hufterigheid. Amsterdam: Bert Bakker, 2008.
- 5.Paul Schenderling schreef het boek in nauwe samenwerking met Schrijverscollectief Postgroei (zie www.postgroei.nl). De leden van het collectief zijn lid van elf verschillende politieke partijen.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.