Slavernijverleden en emancipatie
Samenvatting
Het slavernijverleden werkt door tot in het heden. Ruim drie eeuwen onder de Nederlandse vlag hebben er niet voor gezorgd dat nazaten van tot slaaf gemaakten gemiddeld dezelfde posities hebben kunnen krijgen als de ‘gewone’, witte Nederlanders. Het is hoog tijd dat de witte Nederlanders zichzelf emanciperen.
In het publieke debat is tegenwoordig ‘slaaf’ niet langer meer de gebruikelijke term, maar ‘slaafgemaakte’ of ‘tot slaaf gemaakte’. Net zoals ‘blank’ meer en meer wordt vervangen door ‘wit’, en ‘neger’ alleen nog wordt aangeduid als ‘het n-woord’. Er zijn nogal wat mensen die daar moeite mee hebben, maar het geeft goed weer hoe snel de ontwikkelingen gaan en hoe belangrijk taal daarbij is.
Lang werd in Nederland de vanzelfsprekendheid van koloniale slavernij met Afrikanen ondersteund door zinsneden als: ‘Europeanen haalden slaven uit Afrika.’ Nooit: ‘Europeanen haalden mensen uit Afrika die tot slaaf waren of werden gemaakt.’ Het leek bijna of er een Afrikaanse mensensoort was die van nature slaaf was. Niemand is echter van nature slaaf. Slaaf is een positie waarin iemand met allerlei vormen van geweld wordt gedwongen. En ook al worden vervolgens diens kinderen in slavernij geboren, dan nog is dat een positie en geen identiteit. Vandaar ‘slaafgemaakte’ of ‘tot slaaf gemaakte’.
Slavernij
Nederlanders hebben van kort voor 1600 tot 1 juli 1863 in Afrikaanse mensen gehandeld. Vanaf 1814 officieel niet meer als importgoederen uit Afrika – al ging dat semilegaal nog tot circa 1830 door – en daarna in ieder geval nog binnen de koloniën zelf. Tot 1827 waren slaafgemaakten in de koloniën bij wet niet meer dan roerende goederen. Daarna pas werd hun menselijkheid enigszins erkend door hen formeel als onmondige kinderen te betitelen. Een slaafgemaakt mens had vrijwel geen rechten en louter plichten. Een ding kan namelijk geen rechten hebben. Ook de getuigenis van een slaafgemaakte bij een misdaad van een wit persoon had daarom geen enkele rechtsgeldigheid. Evenmin mochten zij leren lezen of schrijven, zij mochten niet trouwen en in principe geen bezittingen hebben of lid worden van de koloniale kerken, want dat kan een roerend goed niet.
Het systeem was gebaseerd op de scheiding zwart = slaafgemaakt = rechteloos en wit = vrij = alles geoorloofd. Alleen de doodstraf mocht een slaveneigenaar niet zelf (laten) voltrekken, maar ook daarmee werd in de praktijk nogal eens de hand gelicht. Het was een systeem van rigide apartheid dat, zoals de meeste van dergelijke systemen, was gekoppeld aan grof geweld en een verdeel-en-heersbeleid, onder meer op etnische basis. Bij wet was seks tussen wit en zwart verboden, maar geen witte man die van de slaafgemaakte vrouwen kon afblijven, noch daarvoor werd gestraft. Ook seksueel werden zwarte vrouwen als bezit gezien. Daaruit kwamen gemengde kinderen voort die als zogenoemde mulatten een aparte positie in het systeem kregen, als een soort buffer. Algauw waren alle verhoudingen in de koloniale samenleving op huidskleur gebaseerd. Het organiserend principe daarvan was dat wit veruit superieur werd geacht, en zwart veruit inferieur. De schakeringen daartussen waren dan iets minder inferieur. Hoe lichter de huidskleur, hoe meer kansen op vrijheid, en hoe groter ook de mogelijkheden waren in de koloniale samenleving.
Pas in de laatste decennia voor de afschaffing van de slavernij, toen duidelijk begon te worden dat het systeem niet langer eeuwig houdbaar was, werd het slavernijsysteem van zijn scherpste kantjes ontdaan. Meer en meer werd de fysiek gewelddadige overheersing vervangen door mentale overheersing. Onderdeel daarvan was onder meer dat nu massale kersteningscampagnes werden toegestaan, als de kerken maar gehoorzaamheid predikten. En dat deden ze. Met name vanaf de jaren 1850, toen Engeland en Frankrijk de slavernij al hadden afgeschaft, vormden mentale of psychische instrumenten de weg richting emancipatie. Want dat was het woord dat werd gebruikt voor de vrijheid die de slaafgemaakten zouden krijgen. In het Sranantongo werd dat ‘manspasi’, in het Papiaments ‘emansipashon’. Ze moesten worden geëmancipeerd. Die emancipatie bleef overigens geheel gebaseerd op het denken in een superieur en een inferieur ‘ras’, en hoe lichter de huidskleur, hoe beter de maatschappelijke kansen. Bovendien werd dat kleurdenken inmiddels stevig vanuit de witte wetenschap ondersteund. Daarbij werd steevast het Afrikaanse ‘ras’ onder aan de beschavings- en intellectuele ladder geplaatst, en het Europese/Kaukasische ‘ras’ stralend bovenaan. Nog in 1842 wees minister Baud namens koning Willem II een petitie af waarin om afschaffing van de slavernij werd gevraagd, met de volgende woorden: ‘De Surinaamsche slaven staan nog, in het algemeen, op dien lagen trap van beschaving, bij welken geene aanstrenging, die de vervulling der gewone dierlijke behoeften te boven gaat, kan worden verwacht.’1 Ook zijn opvolgers waren niet van dat denken vreemd, zoals blijkt uit de subsidies die koningin Wilhelmina in 1908 persoonlijk verstrekte aan een Nederlandse bioloog die de evolutieleer wilde bewijzen door Afrikaanse mensen te laten kruisen met apen.2 Pas na de rassenwaan van de Tweede Wereldoorlog en de vorderingen in genetisch onderzoek is ‘ras’ als wetenschappelijk verschijnsel verworpen. Uiterlijk kunnen mensen verschillen, maar voor de rest zijn ze grotendeels hetzelfde toegerust en zijn de resterende verschillen bínnen een uiterlijk op elkaar lijkende groep groter dan tússen die groepen.
Die emancipatie bleef geheel gebaseerd op het denken in een superieur en een inferieur ‘ras’
Zwarte emancipatiestrijd
De hele slavernij door hebben mensen gestreden tegen het systeem en zich op allerlei manieren verzet. Van heel klein, individueel verzet tot grootschalige opstanden. Ook in Nederland hebben, vaker dan gedacht, mensen zich al in de zeventiende en achttiende eeuw uitgesproken tegen de mensenhandel en slavernij. Emancipatiestrijd is er dus altijd geweest. Dat heeft echter het denken in vermeend superieure en inferieure rassen nooit belemmerd. Misschien zelfs integendeel. De witte mens ging de zwarte mens ‘helpen’ op weg naar (witte) beschaving, zo werd het idee, maar dat bevestigt natuurlijk tegelijkertijd de grote ongelijkheid. En de zwarte mens was langzamerhand gaan geloven in diens eigen minderwaardigheid, want overal domineerde de witte mens. Er waren zelfbeelden gegroeid van wit = mooi, zwart = lelijk; wit is ondernemend en slim; zwart is volgend en afhankelijk, enzovoort. Altijd zijn er echter zwarte leiders en rolmodellen geweest, van Anton de Kom (1898-1945) in Suriname en Nederland tot Moises da Costa Gomez (1907-1966) in Curaçao, die bijna een eeuw geleden toonden hoe onterecht dit zelfbeeld was. Zij verwezen naar de strijd die hun voorvaderen al hadden gevoerd en waren een voorbeeld in de antikoloniale strijd die zij zelf voerden. Hun zelfemancipatie kwam in belangrijke mate in Nederland op gang, mede omdat hun hier bleek dat er ook arme en uitgebuite witte mensen waren, niet alleen overheersers. Toen de groep Afro-Surinaamse en Caribische migranten na de Tweede Wereldoorlog begon te groeien, groeide ook het cultureel en etnisch nationalisme van deze groep. Dat bleek onder meer uit de oprichting in 1951 van de Afro-Surinaamse vereniging Wi Egi Sani (Onze Eigen Zaak) in Amsterdam, waaruit een groot aantal Surinaamse leiders is voortgekomen, die voor onafhankelijkheid gingen pleiten.
De witte mens ging de zwarte mens ‘helpen’ op weg naar (witte) beschaving
Met de grote opstand op Curaçao op 30 mei 1969 werd daar de weg vrijgemaakt voor een bestuur waarin de Afro-Curaçaoënaar eindelijk ook zichzelf terugzag – wat overigens nog lang niet betekende dat het raciale en inferioriteitsdenken daarmee verdween.3 Suriname kreeg op 25 november 1975 de onafhankelijkheid bijna opgedrongen door Nederland, met als reactie echter een toonbeeld van eigengemaakte koloniale afhankelijkheid, ook van andere bevolkingsgroepen dan de Afro-Surinaamse. In ongeveer tien jaar tijd vertrok bijna de helft van de Surinaamse bevolking naar het voormalige ‘moederland’. Heel warm was het welkom niet. Er ontstonden grote problemen en conflicten, maar dat was tegelijk ook een stimulans voor het emancipatieproces van met name Afro-Surinamers en later ook Afro-Caribiërs. De jaren zeventig en tachtig lieten een veelheid aan antiracistische demonstraties zien, acties tegen achterstelling in onderwijs en huisvesting, de ontluikende strijd tegen Zwarte Piet en wat dies meer zij. Wat dat betreft staan de Nederlandse Black Lives Matter-demonstraties van 2020 al in een veel langere traditie. Het goede daaraan is dat ze een uiting zijn van de zwarte emancipatiestrijd. Het slechte is dat die strijd ook nu nog hard nodig is.
Witte percepties
In het land dat drie eeuwen lang de scepter heeft gezwaaid (en deels nog zwaait) in de koloniën in en rond de Caribische Zee en daar zichzelf ook een beschavingsmissie toeschreef, zijn de volgende CBS-cijfers bijna niet te geloven.4 De onveiligheidsbeleving van Surinaamse en Caribische Nederlanders is groter dan die van welke andere etnische groep ook. Hun besteedbaar huishoudinkomen is 21 tot 29 procent lager dan bij ‘oorspronkelijke’ Nederlanders. Van die laatste groep krijgt 58 procent van de groep 8-leerlingen een havo- of vwo-advies, terwijl dat bij Surinaams-Nederlandse kinderen op 45 procent ligt, en bij Caribisch-Nederlandse kinderen zelfs op 34 procent. In de gevangenis vormen ze 8 tot 10 procent van de – hoofdzakelijk mannelijke – populatie, wat een veelvoud is van hun aandeel in de Nederlandse bevolking als geheel. Dit betreft bovendien alle Surinaamse en Caribische Nederlanders, niet alleen de Afro-nazaten van slaafgemaakten. Zou dat onderscheid wel worden gemaakt, dan bekruipt me het gevoel dat de cijfers nog veel schever zouden liggen. De periode van ruim anderhalve eeuw onder Nederlandse vlag na de slavernij heeft er dus niet voor gezorgd dat de betrokkenen gewone Nederlanders zijn geworden, of anders gezegd dat zij gemiddeld dezelfde positie hebben kunnen krijgen in de Nederlandse samenleving als witte Nederlanders.
De verklaring hiervoor is simpel. Wit Nederland is nog niet, of hooguit pas net aan de eigen emancipatie begonnen. Daarmee bedoel ik het proces van (zelf) bevrijding uit de ketenen van het denken in raciale ongelijkheid en dat ‘wij’ daarmee niet behept zouden zijn. Het idee dat het aan ‘ons’ niet kan liggen, lijkt vaak bijna in beton gegoten. Nou vooruit, Zwarte Piet wordt schoorvoetend veranderd, want het is misschien vervelend voor ‘hen’. Maar voor het overige valt ‘ons’ weinig te verwijten. Dit is toch altijd een tolerant land geweest (dat is maar zeer beperkt waar, en in ieder geval niet in de eigen koloniën); racisme bestaat hier niet, en in ieder geval ben ík geen racist (maar zelfs de regering spreekt inmiddels van institutioneel racisme, wat nog veelomvattender is dan individueel racisme); ik zie geen kleur, voor mij is iedereen gelijk (iederéén ziet kleurverschil, en waarom bestaat die ongelijkheid dan wel degelijk?). Ook vaak te horen: mijn voorouders waren ook een soort slaven (suggestie: ik klaag toch ook niet?), maar dat is niet vergelijkbaar want het ging niet alleen om uitbuiting, maar ook om racisme en ontmenselijking, en bovendien heb jij er nu geen last meer van. Of: slavernij was iets van de regenten en kooplieden in Amsterdam en Middelburg (suggestie: niet mijn geschiedenis), maar dat klopt evenmin, want heel Nederland, tot aan de kleinste dorpjes toe, was betrokken bij de productie van ruilgoederen voor de mensenhandel en goederen om de slavenkoloniën draaiende te houden. En ten slotte de veelgehoorde uitspraak dat slavernij toen heel normaal werd gevonden (suggestie: ze konden toen niet beter weten). Ook dat klopt niet, want er zijn altijd predikanten en intellectuelen en artiesten geweest die zich tegen slavenhandel en slavernij hebben uitgesproken, onder wie zeer bekende figuren als dominee Hondius (1578-1621), de bestuurdersfamilie Van Hogendorp (achttiende/negentiende eeuw) en schrijfster Betje Wolff (1738-1804). Bovendien hebben de slaafgemaakten zelf het nooit als vanzelfsprekend ervaren en was slavernij in Nederland zelf niet toegestaan. Daarnaast werden voor Nederlanders die door Noord-Afrikaanse en Turkse piraten werden slaafgemaakt, vrijkopingsacties georganiseerd, of werden er vergeldingsvloten op uit gestuurd. Dat waren dezelfde schepen die de eigen Afrikaanse mensenhandel juist beschermden.
Wit Nederland is nauwelijks aan zijn eigen emancipatie begonnen
De eerste vorm van witte emancipatie met betrekking tot het slavernijverleden nu, dunkt mij, is leren luisteren naar de verhalen van degenen wier voorouders tot slaaf zijn gemaakt én naar hun ervaringen in het heden. Dat moet bovendien in alle bescheidenheid, en zonder direct een oordeel of weerwoord klaar te hebben. De tweede stap in dat emancipatieproces is verantwoordelijkheid nemen voor deze/onze geschiedenis en de erfenissen daarvan, en werken aan herstel in het heden.
Direct na het aanbieden van de excuses voor het Nederlandse slavernijverleden op 19 december jl.5 vroeg een journalist aan premier Rutte of die nu ook zijn geschiedenislesjes op vrijdagmiddag op een Haagse school ging aanpassen. Het antwoord was nee – waarmee Rutte liet zien dat zijn eigen emancipatie nog moet beginnen.
Artikel in het kort:
- De vrijheid die slaafgemaakten in het vooruitzicht werd gesteld, was gebaseerd op een opgelegd emancipatie-ideaal dat geheel gebaseerd bleef op het denken in een superieur en een inferieur ras
- De zelfemancipatie van zwarten begon al tijdens de slavernij en heeft zich in de twintigste eeuw voortgezet in de (voormalige) koloniën en in Nederland
- De emancipatie van witten is nog amper begonnen. Ze bestaat uit onbevooroordeeld luisteren naar de verhalen van slaafgemaakten, en uit verantwoordelijkheid nemen voor het verleden door in het heden te werken aan herstel
Noten
- 1.Nationaal Archief, 2.10.01 Inventaris van het archief van het Ministerie van Koloniën, 1814-1849, 29 april 1842, D16 geh.
- 2.Zie Piet de Rooy, De Nederlandse Darwin. Bernelot Moens en het mysterie van onze afkomst. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2015, p. 7.
- 3.Zie bijvoorbeeld de indringende documentaire Sombra di Koló (De schaduw van kleur) van de Curaçaose antropologe Angela Roe uit 2014, te vinden op YouTube.
- 4.Centraal Bureau voor de Statistiek, Jaarrapport Integratie 2018. Den Haag: CBS, 2018; idem, Jaarrapport Integratie 2020. Den Haag: CBS, 2020; idem, Rapportage Integratie en Samenleven 2022. Den Haag: CBS, 2022.
- 5.Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespraken/2022/12/19/toespraak-minister-president-rutte-over-het-slavernijverleden.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.