Christendemocratie als brug tussen straat en staat
Samenvatting
De Provinciale Statenverkiezingen laten een herschikking van het politieke landschap zien: niet ideologie, maar identiteit is tegenwoordig het samenbindende criterium. In de christendemocratie schuilt met begrippen als subsidiariteit meer vernieuwingspotentieel dan in deze tijd van identiteitspolitiek wordt benut. De buurt is de nieuwe zuil.
De uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen wordt veelal geduid als een stem van de protestpartijen tegen de falende klassieke politieke partijen. Inderdaad is er sprake van een aanklacht tegen het bureaucratischpolitieke complex dat ‘Den Haag’ heet. En het CDA is helaas onderdeel van het probleem geworden.
Toch is er meer aan de hand. De majeure winst van BBB duidt op niets anders dan een herschikking van het politieke landschap. Het onderscheidende en samenbindende criterium is niet langer ideologie, maar identiteit.
De vraag rijst dan ook: welke aanknopingspunten biedt het christendemocratisch gedachtegoed om een brug te slaan tussen ideologie en identiteit en tussen straat en staat? Hoe kan de christendemocratie nadrukkelijker worden verbonden met de vraag naar identiteit?
‘Het verhaal klopt’, zeggen CDA’ers dapper tegen elkaar na de verkiezingen. Dat kan zo zijn, maar klopt het hart nog wel?
Identiteitspolitiek
Het thema van thuis zijn en zich thuis voelen zal een van de belangrijke thema’s voor de komende jaren zijn. De huidige samenleving staat in het teken van identiteiten: het beeld dat iemand van zichzelf en van de wereld heeft en de eigenschappen die worden gedeeld met anderen in de omgeving.1 De doorbraak van BBB is een nieuwe bevestiging van de breed bestaande intuïtie dat politiek meer recht moet doen aan dit thuisgevoel.
Identiteitspolitiek wil de uitdrukking van deze intuïtie zijn. In feite is deze nieuwe politiek een antwoord op twee ontwikkelingen. De eerste ontwikkeling is globalisering. In een globale, woelige wereld neemt de behoefte aan regionale verworteling toe. ‘Glokalisering’ wordt dat ook wel genoemd. Hoe zijn globalisering en behoud van de eigen identiteit en traditie met elkaar te verenigen? In Groot-Brittannië werd met het brexitreferendum een dilemma voorgespiegeld dat populisten graag omarmen: kiezen we voor meer of minder globalisering? BBB blijft weg bij dit soort simplistische voorstellingen; de partij wil zich zelfs aansluiten bij de christendemocraten in het Europees Parlement. De tweede ontwikkeling is de toenemende technocratisering van bestuur en politiek. De twintigste eeuw wordt vaak als de eeuw van de ideologieën bestempeld. Politieke partijen waren de uitdrukking van wat er in bepaalde bevolkingsgroepen leefde en hun mens-, wereld- en godsbeeld vormden de basis voor hun programma’s.
Vanaf de jaren vijftig en zestig kwamen de politieke programma’s zelf steeds meer centraal te staan. De nadruk kwam te liggen op de beleidsstandpunten, in plaats van op mens- en wereldbeeld. Geleidelijk werd zo het ideologische model vervangen door wat Hans Boutellier noemt een ‘pragmacratie’, een politiek-moreel model waarin de redelijkheid het wint van de ideologische overtuiging.2 Burgers werden in dat model wel technocratisch bestuurd, maar niet moreel geleid.
Burgers werden wel technocratisch bestuurd, maar niet moreel geleid
De opkomst van het populisme is een reactie op deze pragmacratie. Want populisme mag dan dikwijls als een scheldwoord worden gebruikt, achter zijn ‘nee’ schuilt ook een ‘ja’: de behoefte aan een thuis. LPF, PVV en FvD waren er uitingen van. Zij zijn te kenschetsen als klassiekpopulistisch: een perverse elite wordt tegenover het moreel verheven volk gesteld, een volk dat één en ondeelbaar is. Voor nieuwkomer BBB geldt iets anders. Die partij hult zich in een vriendelijker gelaat, met een gezellige, behulpzame buurvrouw als voorvrouw: niet de elite als zodanig is de vijand, maar de Haagse systeemwerkelijkheid. En niet de nationale identiteit staat centraal, maar de regionale identiteit. BBB is de partij van het noaberschap, een woord dat CDA’ers ook graag gebruiken.
Daarmee is de eenentwintigste eeuw tot nu toe de eeuw van de identiteiten. Het politieke landschap is zich nu aan het herordenen langs deze identiteits-as: er zijn ik-partijen die de individuele identiteit en vrijheid benadrukken en er zijn wij-partijen die de gemeenschappelijke of regionale identiteit tot inzet van politiek maken.
De behoefte aan een ‘thuis’ hoeft niets te maken te hebben met een nostalgie naar een verleden en een wereld die er nooit waren. Juist in een Heimat wordt het zicht op de toekomst en de wereld geopend. Voor de christendemocratie ligt hier een nobele uitdaging. Haar gedachtegoed biedt, met subsidiariteit als sleutelbegrip, veel mogelijkheden om een eigen geluid in deze identiteitspolitiek te laten horen.
Functies van het christendemocratische gedachtegoed
Als er een verschuiving plaats heeft gevonden van ideologie naar identiteit, wat betekent dat dan voor de christendemocratie? Om die vraag te beantwoorden, is het behulpzaam eerst de vraag naar de functie van het gedachtegoed te stellen. De christendemocratische filosofie heeft een aantal functies die aan het zicht onttrokken lijken te zijn. Zo is de christendemocratie allereerst een brug tussen straat en staat. Of beter gezegd: ze is een middel om de noden van gewone en ongewone mensen te verbinden met het doel van een meer rechtvaardige samenleving. In de negentiende eeuw is de christendemocratie zo ontstaan, als spreekbuis van lokale gemeenschappen. Denk aan de schoolstrijd. In die zin is de christendemocratie heel praktisch van aard en geen aangelegenheid van studeerkamergeleerden. De uitgangspunten van het CDA reiken een visie aan op wat de samenleving in de alledaagse praktijk bijeenhoudt.
Een andere functie van het gedachtegoed is de normering. De christendemocratie biedt een normatief denkraam, vanuit een mensbeeld, samenlevingsbeeld en een visie op de rol van de overheid. Als antwoord op fragmentarisering en individualisering wijzen CDA’ers doorgaans op vrijblijvende begrippen als ‘samen’ en ‘gemeenschap’. Dat is op zichzelf begrijpelijk. Beter is echter de vraag te stellen ‘Wat maakt een samenleving nu tot een goede samenleving?’ Deze vraag opent een ander, moreel perspectief, met een appel: wat vinden wij eigenlijk goed, en wat is niet goed?
Daarnaast biedt de christendemocratische filosofie een ordeningskader aan. De gespreide verantwoordelijkheid is een kernbegrip in de wijze waarop de overheid orde schept. Politiek begint in christendemocratisch perspectief met het particulier en maatschappelijk initiatief dat reeds aanwezig is in een samenleving. De overheid kan die samenleving niet goed maken, ze heeft tot taak het gemakkelijker te maken om goed te zijn. De verleiding om te snel te grijpen naar geboden en verboden van overheidswege (van een wettelijk mobieltjesverbod tot vrouwenquota voor bedrijven) moet dan ook worden weerstaan.
Tot slot heeft het christendemocratische gedachtegoed de functie om te inspireren tot vernieuwing. Het gedachtegoed oefent immers invloed uit in de wijze waarop we ons verhouden tot de wereld om ons heen. Het kan mensen in beweging zetten om één meter verder te springen dan ze geneigd zijn uit zichzelf te doen.
Zijn deze functies van het gedachtegoed inmiddels, in ‘identitaire’ tijden, achterhaald? De vraag stellen is haar beantwoorden. De werkelijkheid zelf is te onbestendig om antwoorden aan te ontlenen. Slechts bezinning op de duurzame waarden kan duurzame antwoorden geven. En dan blijken de christendemocratische uitgangspunten bij uitstek praktische wegwijzers te zijn. Kortom: geen vernieuwing zonder traditie.
De werkelijkheid zelf is te onbestendig om antwoorden aan te ontlenen
Zeven handreikingen voor een vernieuwing van de christendemocratie
Het volgende puzzelstukje is de strategie om het christendemocratische gedachtegoed ‘in rapport met de tijd’ te brengen. Hoe kan het vernieuwingspotentieel van de christendemocatie beter worden benut in tijden van identiteitspolitiek?
Een sleutel ligt in het begrip subsidiariteit. Het gaat om het delen van verantwoordelijkheden op het juiste niveau. En dat is in de praktijk dicht bij mensen zelf. Het kenmerk van een subsidiaire ordening is de vrijheid van ieder mens zich in gemeenschap met anderen te ontwikkelen. Zo bezien is subsidiariteit de maximale uitdrukking van de identiteit en waardigheid van de mens en zijn gemeenschap.
Vanuit dat actuele principe is een vernieuwende en eigentijdse positionering van de christendemocratie ten aanzien van de identiteitspolitiek mogelijk, zonder weg te vluchten voor de vraagstukken die de globalisering nu eenmaal met zich meebrengt. De volgende zeven handreikingen kunnen behulpzaam zijn.
1. De christendemocratie als contrapunt van de maakbaarheidscultus
Beheerszucht en controledwang zijn de dominante karaktertrekken van de moderne samenleving geworden. Als er iets fout gaat, roepen we om een schuldige en komen er regels, procedures en protocollen om alles nog beter onder controle te krijgen. Het gevolg is een wantrouwend toezichtcomplex waarin de schijn van veiligheid dicteert.
De christendemocratie zou zich als contrapunt van deze technocratische maakbaarheidscultus kunnen positioneren. Het is terecht dat populistische partijen zich verzetten tegen het rationele bestuursmanagement. Maar niet zelden mondt dat verzet uit in een nieuwe maakbaarheidscultus; want de overheid is het probleem van alles, maar ook de oplossing voor alles.
De christendemocratie kijkt anders. Wij hoeven de wereld niet krampachtig te beheersen. We mogen die ontvangen en moeten onze plek erin zien te vinden, zonder dat we haar technocratisch proberen te regisseren. Dat betekent dat we zullen moeten erkennen dat de samenleving altijd ‘werk in uitvoering’ is. Want dat is misschien wel het probleem: we kunnen of willen niet accepteren dat het op aarde altijd een kwestie van voortmodderen zal zijn. Dat ontslaat ons niet van de plicht ons in te zetten voor meer gerechtigheid.
Christendemocraten hoeven de wereld niet krampachtig te beheersen
Een open houding is noodzakelijk om toe te gaan naar een lerende cultuur, waarin fouten gemaakt kunnen worden en waarin we in gezamenlijkheid proberen elkaars tekorten aan te vullen.
2. Het bonum commune als inzet van christendemocratische politiek
Politieke partijen onderscheidden zich lange tijd van elkaar door hun visie op het algemeen belang. Inmiddels domineren deelbelangen in de politiek. Maar wat is de gemene deler? Christendemocraten proberen het schijnbaar tegenstrijdige met elkaar te verzoenen: landbouw en natuur, economie en ecologie, persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid voor de gemeenschap, principes en Realpolitik.
Het is meer dan ooit van belang dat de christendemocratie zich blijft inzetten voor het gemeenschappelijk belang, het bonum commune. Dit gaat over de voorwaarden om persoon en gemeenschap te laten floreren.3 Die zijn soms praktisch van aard, zoals voedsel, kleding en huisvesting. Soms gaat het over het uitdragen van waarden, zoals godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid.
In het huidige politieke debat worden voortdurend scheidslijnen in het leven geroepen. Er is een kloof tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden, tussen globalisten en nationalisten, tussen de have’s en de have-not’s. In de samenleving lopen inderdaad tal van vouwlijnen. Toch is het belangrijk te beseffen dat de christendemocratie nooit wil vertrekken vanuit scheidslijnen en daar zeker niet wil uitkomen. Zoals het in de encycliek Rerum Novarum klinkt: ‘Het is een hoofdfout te denken dat de ene klas vijandig staat tegenover de andere. (…) De ene klas heeft de andere nodig: geen kapitaal kan bestaan zonder arbeid, noch arbeid zonder kapitaal.’4 We zijn elkaar kortom gegeven als verantwoordelijke wezens. En goed samenleven sluit niemand uit.
3. De christendemocratie als hoeder en vernieuwer van een gemeenschappelijke, burgerlijke cultuur
Sinds de kabinetten-Balkenende lijkt ‘de burger’ teruggekeerd in het beleid. Je kunt geen beleidsstuk meer lezen of je komt frasen als ‘de burger centraal’ tegen. Deze beleidswending is soms ingegeven door opportunisme. Toch was ze voor Balkenendes CDA een overtuigde terugkeer naar een dieper fundament onder de Europese cultuur: het christelijk-humanistische waardenpatroon. Burgerlijkheid mag soms een belegen begrip zijn, het succes van de burgerlijke cultuur is eigenlijk spectaculair, zoals Govert Buijs heeft laten zien: in Noordwest-Europa, het centrum van de burgerlijke cultuur, zijn mensen wereldwijd vergeleken het gelukkigst.5
Kenmerken van deze burgerlijke cultuur: erkenning van de eigen plek en verantwoordelijkheid van families en gezinnen, respect voor de rechtsstaat en regels, waardering voor instituties als dragers van ethiek, armoedezorg, respect voor de ander met alles wat hem of haar eigen is, het belang inzien van onderwijs en het ontplooien van talenten en het uitoefenen van deugden als gematigdheid, gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid en naastenliefde.
Het zou goed zijn als het CDA zich opnieuw opwerpt als vernieuwer van deze burgerlijke cultuur. Waarden en normen? Zeker. Maar misschien is het zinniger om de publieke moraal te begrijpen in termen van deugden. De deugdethische benadering heeft twee voordelen ten opzichte van het ietwat uitgesleten begrippenpaar ‘waarden en normen’. Ten eerste vormen deugden een schakel tussen waarden en normen. Waarden bieden een algemene en soms te vage morele oriëntatie. Normen zijn strakke handelingsvoorschriften. Deugden vormen de verbinding tussen die twee. Een tweede voordeel: zo’n deugdethische benadering is minder gericht op het mores leren van anderen, maar moedigt ons aan om aan onze eigen vorming te blijven werken.6
Het zou goed zijn als het CDA zich opnieuw opwerpt als vernieuwer van de burgerlijke cultuur
4. De christendemocratie als waakzame strijder voor de democratische én sociale rechtsstaat
De overtuigingskracht van de democratische en sociale rechtsstaat is aangetast, en het zou ook aan christendemocraten moeten zijn om die van nieuwe levenskracht te voorzien. Ernst Hirsch Ballin doet in zijn Waakzaam burgerschap een indringend appel om het vertrouwen te herwinnen door een hernieuwde inzet voor en binding aan de democratische rechtsstaat.7 In Nederland liep het vertrouwen in de rechtsstaat een deuk op door de toeslagenschandaal. De internationale rechtsorde kreeg een knauw door Poetins inval in Oekraïne. Maar er is ook een mentale crisis, een gevoel onmacht of verlatenheid, het in de steek gelaten zijn door de overheid.
Dat dwingt ons om de blik te richten op wie niet meer mee kunnen. Op kwetsbaren en onderdrukten. Te lang heeft het CDA de rechtsstaat louter vanuit een repressief perspectief benaderd, ingegeven door de vereiste actieplannen tegen criminaliteitsbestrijding en ondermijning. Maar de rechtsstaat is zoveel meer. Vanuit het ankerpunt van de menselijke waardigheid is het ook van belang om die sociale kant van de rechtsstaat te benaderen. Met de rechtsstaat als bijdrage aan de sociale cohesie. Met instituties die ervoor zorgen dat mensen niet door de bodem van het bestaan zakken, dat mensen die kwetsbaar zijn een helper hebben.
5. Christendemocratie als recept voor bestuurlijke vernieuwing: de buurt als nieuwe zuil
‘Den Haag’ is het land aan het kwijtraken. Dat is het signaal dat kiezers hebben gegeven. In feite is het een aanklacht tegen een gebrek aan handelingsvermogen en een verkeerde bestuurlijke stijl. Haagse politici zien de samenleving dikwijls als een probleemveld: ze identificeren een probleem, en proberen vervolgens alles dicht te plannen en af te hechten. Aan goede bedoelingen geen gebrek. De rijksoverheid strooit met geld; de ouderenzorg en het onderwijs krijgen het geld niet eens ‘weggezet’. Maar voor nieuwe, baanbrekende burgerinitiatieven is nauwelijks geld.
De oplossing van een probleem komt echter doorgaans niet uit Den Haag; nee, die oplossing is vaak al lang aan het werk in de samenleving zelf. Laten we eens gek doen en uitgaan van de gedachte dat niet politici de vormgevers van de toekomst zijn, maar dat het mensen zelf zijn die de toekomst vormgeven. Dan is een andere manier van sturing nodig. Neem de personeelstekorten in de ouderenzorg en het onderwijs. Die kunnen niet worden opgelost door te sturen op geld, maar door veel meer in te zetten op de creativiteit van verzorgers en onderwijzers zelf.
De regio’s zouden op een voetstuk moeten worden gezet. Daar worden het goede samenleven en de economische bedrijvigheid vormgegeven. In die lijn zouden christendemocraten de zo lang verwachte ‘bestuurlijke vernieuwing’ kunnen helpen vormgeven. En misschien hebben zij het wel in zich om de echte bestuurlijke vernieuwers van Nederland te zijn, aangezien zij niet zozeer institutioneel denken, maar vanuit een samenleving die zichzelf opbouwt.
De oplossing van een probleem komt doorgaans niet uit Den Haag
6. Christendemocratie als rentmeesterschap nieuwe stijl
De tuin van de aarde vraagt om goed onderhoud en verantwoord beheer, te beginnen in de eigen leefomgeving. Dat besef wordt uitgedrukt in het begrip ‘rentmeesterschap’. In de volksmond mag dit wat oubollig klinken (wie ziet op straat een rentmeester lopen?), toch is het voor de komende jaren actueler dan ooit.
Maar het begrip is wel aan herijking toe. Te lang heeft het rentmeesterschap de mens op een troon geplaatst. Dat komt door de interpretatie ervan. In de jaren tachtig en negentig kreeg rentmeesterschap in het CDA voornamelijk een financieel-economische invulling: het betekende zorgvuldig beheer van de rijksfinanciën met het oog op volgende generaties. Vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw, toen het klimaatdebat een nieuwe impuls kreeg, werd rentmeesterschap verbonden met milieubewustzijn. Doorgaans wordt het begrip nu begrepen als het bebouwen en beheren van de schepping.
In de omgang tussen mens en natuur zijn drie modellen mogelijk. Het eerste model is dat van overheersing (de mens is verheven boven de natuur), iets wat door lijkt te klinken in de notie rentmeesterschap. Een tweede model is dat van onderwerping (de natuur is heilig en de mens eerbiedigt dat). En paus Franciscus wijst in zijn encycliek Laudato Si’ op nog een derde model: het samenspel tussen mens en natuur (een relatie van onderlinge verantwoordelijkheid tussen mens en natuur).8 Het kan behulpzaam zijn om het CDA-uitgangspunt rentmeesterschap in het spoor van paus Franciscus te herijken. In dat geval staan mensen niet op afstand van de schepping, ze maken er deel van uit en hebben de verantwoordelijkheid om duurzaamheid te vervlechten met de eigen leefomgeving. Ecologisch burgerschap, noemt paus Franciscus dat.
7. Heruitvinding van het CDA als volkspartij
Christendemocratie is de politieke filosofie van de lotsverbondenheid. Het lot van de ander is zozeer verbonden met dat van mijzelf dat ik mijzelf niet kan denken zonder die ander. In die geest positioneerde het CDA zich vanaf zijn ontstaan als ‘christendemocratische volkspartij’. De jaren-Lubbers en -Balkenende volgden, met tussen de 41 en 54 zetels in de Tweede Kamer. Inmiddels verkruimelt het CDA waar je bij staat. Het is, net als andere al langer gevestigde partijen, als een ijsschots die steeds verder afdrijft van de samenleving.
In kwantitatieve zin kan de partij dan ook geen aanspraak maken op het zijn van een volkspartij.
Toch zou ze de term volkspartij moeten koesteren en van een nieuwe impuls kunnen voorzien. De keuze voor een volkspartij zegt namelijk iets over de christendemocratische visie op mens en samenleving. Het kenmerk van een volkspartij is immers de inzet voor het gemeenschappelijk belang. Ook geldt voor een volkspartij het motto ‘Ieder mens telt’. Volk en persoon zijn termen die met elkaar samenhangen. Zoals paus Franciscus in zijn encycliek Fratelli tutti stelt: ‘Ieder is ten volle een persoon, wanneer hij behoort tot een volk en tegelijkertijd is er geen echt volk zonder het respect voor het gelaat van iedere persoon.’9
Subsidiariteit zou als ordeningsbeginsel ook bij de organisatie van het CDA nadrukkelijker kunnen worden ingezet. Waarom worden lokale afdelingen niet geprikkeld om zelf de christendemocratie te vernieuwen, al dan niet onder de vlag van het CDA?
Verken vormen van samenwerking met geestverwante fracties en groepen, zoals BBB en Omtzigt.
Nieuwe partnerschappen met maatschappelijke organisaties zijn voor het CDA van belang, niet alleen om samen sterker te staan, maar ook om nieuwe ideeën op te doen. Ook zou het de moeite waard zijn om vormen van samenwerking te verkennen met geestverwante fracties en groepen, zoals BBB en Omtzigt. In dorpen en steden werken CDA-fracties dikwijls samen met lokale partijen. Waarom zou dat niet ook in het nationale parlement kunnen? Het CDA leeft immers in een wij-land.
Noten
- 1.Hans Boutellier, Het nieuwe Westen. Over identiteitspolitiek en polarisatie (derde druk). Amsterdam: Van Gennep, 2022, p. 18.
- 2.Boutellier 2022, p. 19.
- 3.Thijs Caspers, Proeven van goed samenleven. Inleiding in het katholiek sociaal denken. Baarn: Adveniat, 2012, p. 34.
- 4.Paus Leo XIII, Rerum Novarum. Over kapitaal en arbeid, (1891) paragraaf 15.
- 5.Govert Buijs, ‘Christendemocratie als hoeder en ontwikkelaar van de burgerlijke cultuur’, Christen Democratische Verkenningen 37 (2017), nr. 2, pp. 42-50.
- 6.Wouter Sanderse, ‘Normen-en-waardendebat heeft een nieuwe taal nodig’, Christen Democratische Verkenningen 37 (2017), nr. 1, pp. 18-20.
- 7.Ernst Hirsch Ballin, Waakzaam burgerschap. Vertrouwen in democratie en rechtsstaat herwinnen. Amsterdam: Querido Facto, 2022.
- 8.Paus Franciscus, Laudato Si’. Encycliek over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, (2015) paragraaf 49.
- 9.Paus Franciscus, Fratelli tutti. Encycliek over broederschap en sociale vriendschap, (2021) paragraaf 182.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.