‘Schobbejakken’ tussen staat en straat
Samenvatting
De journalistiek is in beweging. Enerzijds is er steeds meer onderzoeksjournalistiek, anderzijds liggen media onder vuur, omdat ze te veel zouden populariseren en invullen, en omdat er te weinig pluriformiteit in de regio is. Frits van Exter ziet zowel positieve als zorgwekkende ontwikkelingen, maar houdt aan één ding sterk vast. ‘De journalistiek moet iets grilligs en onvoorspelbaars houden. Journalisten zijn uiteindelijk de schobbejakken die het de macht lastig kunnen maken.’
Ontwikkelingen zijn er genoeg in medialand. Terwijl nagenoeg alle kranten en omroepen zich losgemaakt hebben van hun oude zuil, zijn de meeste Nederlandse dagbladen inmiddels in handen van twee grote Belgische bedrijven, waardoor verklontering dreigt. Wat doet dat met de pluriformiteit in krantenland?
Daarnaast hebben media geleerd om sinds de ‘Fortuyn-revolutie’ aan het begin van deze eeuw meer te luisteren naar de wensen en behoeften van hun lezers en kijkers: niet enkel wat de staat maar vooral wat de straat beweegt zou de journalistiek moeten bezighouden. Maar zijn de media via het bijhouden van al het lees- en kijkgedrag niet te ver doorgeschoten? En is de journalistiek, die zelf als buitenstaander alles en iedereen controleert en tegen het licht houdt, goed in staat om over haar eigen functioneren te reflecteren? Een gesprek met Frits van Exter, oud-hoofdredacteur van Trouw en Vrij Nederland, en nu voorzitter bij zowel de Raad voor de Journalistiek als het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. ‘Het is goed dat kranten meer naar hun lezers zijn gaan luisteren en weten wat deze willen. Maar ze moeten er ook voor waken dat ze hierin doorslaan en dat het “u vraagt, wij draaien” wordt’, aldus Van Exter.
Wait is volgens u de taak van de journalistiek?
‘Media en journalisten moeten burgers informeren over zaken die relevant voor hen zijn, zodat burgers op allerlei gebieden kunnen handelen en beslissingen nemen. Dat kan het uitbrengen van hun stem bij verkiezingen zijn, maar ook in beweging komen om het klimaat te redden, zich bemoeien met de bouw van windmolens in de buurt, of zelfs in opstand komen omdat de macht verkeerde dingen doet. In wezen heeft de journalist een heel dienstbaar beroep.’

Frits van Exter
Foto: Paul de Bruin
Men zegt wel dat de journalistiek van schoothond binnen de verzuiling via waakhond als onafhankelijke controleur van de macht zich vanaf het begin van deze eeuw tot een blindengeleidehond heeft willen ontwikkelen, die burgers terzijde moest staan. Is ze daarin geslaagd?
‘Die vraag is lastig te beantwoorden, omdat dé journalistiek niet bestaat en ze min of meer de waakhond en de geleidehond in zich verenigt. Natuurlijk moeten journalisten zaken belichten die relevant voor mensen zijn. In die zin is de journalistiek een blindengeleidehond, hoewel burgers door alle digitale ontwikkelingen steeds minder blind geworden zijn. Tegelijk is het nog altijd belangrijk dat de journalistiek als waakhond de overheid en andere machten controleert, maar ook verslag doet van wat de overheid als relevante macht besluit.
Dat kan bijvoorbeeld de klimaatverandering en de energietransitie betreffen. Journalisten moeten dus niet óf op de staat óf op de straat gericht zijn. Belangrijker is de vraag of media in staat zijn om dat wat op straat speelt, op de agenda van de staat te krijgen. Om dat te bereiken betalen burgers hen, hetzij via een abonnement op commerciële media, hetzij via de belasting waaruit de publieke omroep wordt bekostigd.’
Overheidssteun voor meer lokale en regionale omroepen kan nadelig zijn voor private partijen
‘Daarnaast is de vraag lastig te beantwoorden omdat er tegenstrijdige ontwikkelingen in de journalistiek te zien zijn. Enerzijds is er sprake van steeds betere onderzoeksjournalistiek, zowel bij kranten als bij omroepen. Daar worden geregeld belangrijke zaken boven tafel gehaald; kijk alleen al naar de toeslagenaffaire. Wel bevindt de onderzoeksjournalistiek zich voornamelijk bij wat ik de elitemedia noem, zoals Nieuwsuur, NRC, Trouw, AD, hoewel ook RTL een groot aandeel had in het blootleggen van de toeslagenaffaire. Zulke media timmeren met diepere verhalen aan de weg. Tegelijk maak ik me zorgen over de pluriformiteit van de media, omdat steeds meer titels verdwijnen, zeker op lokaal en regionaal niveau. Er zijn weliswaar nieuwkomers, zoals De Correspondent en Follow the Money, maar ook dat zijn initiatieven voor een kleine elite. Zorgelijk genoeg bereikt veel kwaliteitsjournalistiek slechts een deel van de Nederlanders, ook al zijn er allerlei pogingen en ontwikkelingen om dit tegen te gaan.’
Zoals?
‘De overheid wil via een stelselwijziging lokale omroepen ondersteunen. Tot nog toe worden enkel de NPO en de grote regionale omroepen gefinancierd, maar dat moet aangevuld worden met een fijnmazig netwerk van zo’n tachtig lokale of streekomroepen, waar dan echt professionele journalistiek moet worden bedreven. Spannend is wel wat dit betekent voor de lokale commerciële journalistiek, waaronder de huis-aan-huisbladen. In de coronacrisis werden die tijdelijk gesteund, maar dat is inmiddels stilgelegd. Overheidssteun voor meer lokale en regionale omroepen kan nadelig zijn voor private partijen.’
Coronacrisis
De coronacrisis was sowieso een bijzondere periode waarin de overheid vergaande maatregelen nam. Heeft de journalistiek hierin de overheid voldoende kritisch gevolgd? Moet er niet meer zelfreflectie van media komen met betrekking tot hoe ze zich in deze periode hebben opgesteld?
‘Dat laatste zou wel belangrijk zijn, zeker gezien de uitzonderlijke aard van de crisis, waarin bepaalde rechten en vrijheden werden opgeschort. Zelf heb ik op verzoek van Nu.nl de berichtgeving van deze site tijdens de coronapandemie onderzocht. Daaruit bleek dat de nieuwssite wel heel erg opereerde vanuit het perspectief van de staat, en veel minder vanuit dat van de straat. Bij demonstraties werd gekeken wat de burgemeester besloten had en was de openbare orde leidend om te bezien hoe de demonstratie was verlopen. Nu zijn er twee kanttekeningen bij dit onderzoek te plaatsen: allereerst zijn het slechts mijn eigen bevindingen en ben ik niet zozeer wetenschappelijk te werk te gaan. In de tweede plaats is Nu.nl een nieuwssite die weinig ruimte heeft voor eigen nieuwsgaring en daarom meer is aangewezen op nieuws afkomstig van overheden en andere instituties. Maar uit gesprekken met redacteuren werd me ook duidelijk dat ze niet te veel aandacht wilden geven aan tegendemonstraties, omdat ze dergelijke visies geen steun wilden bieden. Daar schrok ik toch wel van.’
‘Meer onderzoek naar de rol van de journalistiek zou gewenst zijn, en het is wat dat betreft jammer dat de parlementaire enquête naar het coronabeleid niet doorgaat. Daarin had namelijk ook goed de rol van de media in de relatie tussen overheid, wetenschap en burgers kunnen worden meegenomen. Mij staat daarbij de Srebrenica-enquête voor ogen. Daarbij is, door het toenmalige RIOD, uitgebreid de rol van de journalistiek rond de besluitvorming tot de uitzending onder de loep genomen. De manier waarop de media schreven over het conflict in Joegoslavië had de besluitvorming van de regering beïnvloed, zo werd vastgesteld. Ook nu zou het goed zijn als hun rol in de coronacrisis onderzocht wordt, en als media zichzelf afvragen: hebben we ons kritisch opgesteld of zijn we te meegaand geweest?’
De rol van media in de coronacrisis moet worden onderzocht: was die kritisch of zijn ze te meegaand geweest?
Tijdens de lockdowns speelden programma’s als Even Tot Hier en Zondag met Lubach een rol in de manier waarop omroepen over de coronacrisis berichtten. Ook bij andere onderwerpen ontpoppen satirische programma’s zich als een vorm van journalistieke informatieoverdracht en -duiding. Hoe waardeert u dat serieuze journalistiek zich steeds meer via entertainment manifesteert?
‘Het bijzondere is dat de Ombudsman van de NPO Zondag met Lubach als een niet-journalistiek programma heeft getypeerd, maar daar ben ik het niet mee eens. Ik hanteer altijd de definitie van nieuws die naar voren komt in Scoop, een satirische roman van Evelyn Waugh over journalistiek: nieuws is wat mensen die zich nergens voor interesseren toch willen lezen. Het probleem met serieuze journalistieke programma’s en kranten is dat die maar een beperkte doelgroep bereiken. Satire is – naast de reportage, het lange verhaal of de documentaire – een vorm om bepaalde groepen te bereiken, en ik zou niet weten waarom dat niet onder journalistiek mag vallen. Zolang het maar om relevante informatie gaat, waar burgers die met bepaalde vragen zitten, iets aan hebben. Je zag dat bij het begin van de coronacrisis, toen het erom spande wat er aan de hand was en hoe we als samenleving moesten handelen, de kijkcijfers van serieuze omroepen en de proefabonnementen op kwaliteitskranten omhooggingen.’
Maar bij delen in de samenleving zagen we ook een groeiende hang naar een nieuw soort media, zoals omroep Ongehoord Nederland en De Andere Krant. Schaart u deze ook onder journalistiek? Is hun opkomst goed voor de pluriformiteit van de media in Nederland?
‘Journalistiek is in Nederland geen beschermd beroep en in feite gaat het hier om de vraag of er sprake is van goede of slechte journalistiek. In een kort geding dat Roxeanne Hazes had aangespannen tegen juicepresentatrice Yvonne Coldeweijer, heeft zelfs de rechter uitgesproken dat Coldeweijer journalist is. Ik mag dat onzin vinden, maar journalisten vormen nog steeds een ongrijpbare beroepsgroep; iedereen die informatie verstrekt kan zich journalist noemen. We hebben ons verenigd in vakbonden als de NVJ, er is zelfs een cao, en we moeten ons steeds meer verantwoorden omdat mensen journalisten minder zijn gaan vertrouwen – maar ondertussen staat de beroepsgroep nog steeds open.’
Is omroep Ongehoord Nederland daarmee een aanwinst, omdat die ook een bepaald geluid in de samenleving vertolkt?
‘Nee, want het gaat om uitermate slechte journalistiek. De ON-uitzendingen vallen onder de vrijheid van meningsuiting en mogen daarom bestaan zolang ze de wet niet overtreden, maar bij ON doen ze niet aan echte journalistiek. Ze beantwoorden geen vragen en zijn niet oprecht nieuwsgierig; ze bevestigen slechts hun kijkers in de mening die deze toch al hadden. De Andere Krant ken ik niet goed, maar het lijkt me meer een vlugschrift waar geldschieters achter zitten die ook vooral mensen in een bepaalde mening willen versterken. Ze vormen voor mij zeker geen aanwinst in de zoektocht van de journalistiek om de straat meer bij het nieuws te betrekken.’
Het minutieus bijhouden van welke artikelen goed scoren en welke niet, kan ertoe leiden dat schrijven een kunstje wordt
Serendipiteit
Nieuwsmedia houden tegenwoordig steeds meer bij welke artikelen op hun websites goed scoren. Is dat een goede manier om minder op de staat en meer op de straat betrokken te zijn?
‘Het is over het algemeen goed dat kranten vanaf het laatste decennium van de vorige eeuw meer zijn gaan nadenken over wie eigenlijk hun lezers zijn. Toen ik eind jaren zeventig bij Trouw ging werken, hadden we geen idee wie onze lezers waren en wat ze wilden lezen. Je schreef voor je collega’s of hooguit voor je moeder. Die omslag om de lezer centraal te stellen is zeer nodig geweest, anders hadden kranten als Trouw het niet overleefd. Ik schaam me met terugwerkende kracht nog over de ellenlange artikelen die ik een keer in de krant geschreven had om voor mezelf een buitenlandse reis te rechtvaardigen, zonder dat ik me erom bekommerde of de lezers die op prijs zouden stellen.’
‘Maar nu dreigen we met het bijhouden van al het lezersgedrag naar de andere kant door te slaan. Op redacties hangen de schermen waarin de scores van de artikelen worden bijgehouden, letterlijk en figuurlijk boven de hoofden van de journalisten. Het fenomeen clickbait, waarmee mensen via spannende maar misleidende koppen naar een artikel gelokt worden, moeten we sowieso niet willen. Maar ook het minutieus bijhouden van welke artikelen goed scoren en welke niet, kan ertoe leiden dat schrijven een kunstje wordt om mensen te trekken. Het “u vraagt, wij draaien” ligt op de loer. Bovendien raken we door het op microniveau afstemmen van artikelen op specifieke doelgroepen iets kwijt wat wel “serendipiteit” wordt genoemd. In de papieren krant ben je soms op zoek naar bijvoorbeeld een artikel over de situatie bij Ajax, maar stuit je al bladerend bij toeval op een artikel over de situatie in Oekraïne dat je vervolgens eerst gaat lezen. Dat toeval verdwijnt als we artikelen helemaal afstemmen op wat groepen lezers graag willen. Het is daarom van groot belang bij de hele ontwikkeling rond het bijhouden van data dat redacties het gesprek voeren over wat hun missie is: welke artikelen of uitzendingen vinden we belangrijk om door te geven?’
Wat vindt u van de kritiek dat onder meer de politieke journalistiek steeds meer sensatiegericht is en via negatief nieuws of aandacht voor de poppetjes lezers en kijkers probeert te trekken?
‘Er is zeker bij de politieke verslaggeving sprake van popularisering van nieuws. Interviews door mensen als Jaïr Ferwerda dragen bij aan het verschijnsel opleuking. Ook schuiven politiek journalisten steeds vaker aan bij praatprogramma’s, waardoor de kritische afstand tussen hen en politici verdwijnt. Kijkers zien een journalist dan het beleid uitleggen en denken dat hij of zij een verlengstuk van de macht is. Dat is niet goed.’
‘Ook de vernauwing van de politieke journalistiek tot het persoonlijke en de vraag wie bij verkiezingen beter in de markt ligt, is iets waaraan geen enkel medium lijkt te ontkomen, ook kwaliteitskranten als Trouw en NRC niet. Enerzijds worden er mensen mee bereikt, anderzijds kan het doorslaan. Elk medium zal, afhankelijk van zijn missie, redactiestatuut en doelgroep, voor zichzelf moeten uitmaken waar in dit opzicht de balans ligt. Ook hier is er sprake van wisselende ontwikkelingen. Je ziet bijvoorbeeld in politieke podcasts meer aandacht voor het persoonlijke en dus een zekere popularisering. Tegelijk komen er ook zaken aan bod die de krant niet halen en toch voor burgers belangrijk kunnen zijn. Bovendien komen er lange gesprekken in voor die best inhoudelijk zijn.’
Journalisten moeten oppassen dat ze zich niet voor het karretje van politici laten spannen
Wel zijn de gesprekken in podcasts vaak minder journalistiek en kritisch, omdat de sfeer vriendelijk moet zijn. Raken we het inhoudelijke, kritische, lange interview niet kwijt?
‘Het journalistieke interview, zeker op de televisie maar ook in kranten, is een probleem apart.
Het is lang geleden dat ik een interview met een politicus heb gezien waarin echt wat gebeurde. Dat komt doordat de gesprekken van tevoren helemaal gescript worden door spindoctors en omzwachteld met allerlei voorwaarden. Ik hoor ook dat praatprogramma’s steeds lastiger politici kunnen krijgen. Het probleem is dat politici en hun spindoctors steeds meer met beeldvorming bezig zijn en de regie willen houden. Een HJ Schoo-lezing uitspreken waarin je zelf de regie houdt, komt dan beter uit dan een diepgaand journalistiek interview, omdat die niet oplevert wat politici willen.’
Journalistieke interviews
Moet de journalistiek hiermee leren leven, of er wat aan veranderen?
‘Journalisten moeten oppassen dat ze zich niet voor het karretje van politici laten spannen en een bepaald frame overnemen dat een spindoctor geeft. Het vergaandste voorbeeld hiervan was dat een D66-woordvoerder tijdens de formatie liet doorschemeren dat informateur Remkes te veel gedronken had. Maar wat betreft het journalistieke interview: journalisten kunnen ook door veel andere mensen om een politicus heen te spreken, een onderwerp of politicus goed neerzetten. Over het algemeen vind ik het te gemakkelijk wanneer journalisten hierover hun beklag doen. Zorg vooral zelf dat je goed je werk doet, want ook op de media is best wel wat af te dingen.’
Zoals?
‘Ik maak me zorgen over het feit dat de basis van het journalistieke werk ontbreekt. Journalisten komen tegenwoordig heel snel met een duiding, maar het simpel ophalen van de kale feiten slaan ze nogal eens over. Dat zie je op de televisie en bij landelijke kranten, maar vooral regionaal is het zorgelijk. We mogen al blij zijn als er één journalist op de perstribune van de gemeenteraad zit, waardoor journalisten elkaar niet meer de loef kunnen afsteken. Het eenvoudig registreren van wat er gebeurt, op een onafhankelijke manier, dus niet door een persbericht of woordvoerder ingestoken, is door de enorme druk op journalisten een zeldzaamheid geworden. We hebben behoefte aan gewone ambachtelijke journalistiek: eerst registreren, dan interpreteren en duiden, en pas daarna een opinie geven. Steeds vaker wordt er met de opinie gestart.’
Politici klagen ook dat een journalist zijn of haar verhaal al klaarheeft en dan alleen nog maar een quootje van de bewindspersoon of het Kamerlid verwacht. Dat wordt dan tegen de zin van de politicus in het al bestaande frame ingepast.
‘Ik hoor die klacht vaker, en dat is niet goed. De druk op journalisten om 24 uur per dag te leveren is daaraan mede debet. Vroeger had je een deadline, waarna er een nieuwe ronde begon. Je werd als journalist het ware even stilgezet om te beoordelen of wat je verzameld had goed was en hoe je ermee om moest gaan. Nu ontbreekt het vaak eenvoudigweg aan tijd om na te denken en dingen uit te zoeken. De reflectie onder journalisten en op redacties daarover moet beter. Deze is, na bepaalde incidenten bij kranten waarbij journalisten verhalen of delen ervan hadden verzonnen, wel wat toegenomen, maar over de gevolgen van de digitalisering van de media is bijvoorbeeld nog nauwelijks een debat op gang gekomen.’
De grilligheid en ongrijpbaarheid van de pers is juist nodig voor een goed functionerende democratie
Welke rol speelt de Raad voor de Journalistiek bij de kritiek op media? Critici, onder wie oud-minister Grapperhaus eerder in CDV, klagen dat de Raad zelden tot een veroordeling komt en dat er áls het gebeurt slechts een kleine rectificatie of verantwoording op een verre pagina komt, terwijl het omstreden nieuws bijvoorbeeld op de voorpagina had gestaan.1
‘De waarde van de Raad voor de Journalistiek ligt niet zozeer in de concrete uitspraken die hij doet, maar in het feit dat hij überhaupt bestaat. Journalisten weten dat er in het ultieme een uitspraak van een onafhankelijk orgaan kan komen over hun artikel of uitzending. Dat heeft wel degelijk effect, omdat uitspraken op redacties en bij hoofdredacteuren een bezinning op gang brengen: doen we het wel goed? Grapperhaus staat met zijn kritiek op de journalistiek overigens in een CDA-traditie, want in 2004 heeft ook toenmalig minister Donner kritiek geuit op het gebrek aan zelfreflectie en de soms onverantwoordelijke houding van journalisten. “Bij iedere andere tak van bedrijvigheid waar de producten zo belangrijk zijn voor de samenleving en het gevaar van verlies van kwaliteit zo groot, zou de wetgever allang hebben ingegrepen. Persvrijheid verzet zich daartegen”, zei hij toen,2 kennelijk met enige spijt.’
‘We moeten bij dit alles goed bedenken dat de grilligheid en ongrijpbaarheid van de pers juist nodig is voor een goed functionerende democratie. Stel dat we de journalistiek in het gareel willen krijgen en zij als een soort Rekenkamer gaat functioneren met toebedeelde taken en officiële evaluaties. Aan wie zou de journalistiek dan verantwoording moeten afleggen? Vanouds waren journalisten een soort zwervers en schobbejakken, en iets daarvan moeten ze behouden. Juist de ongrijpbare manier waarop ze op misstanden stuiten, betekent dat ook andere misstanden aan het licht gebracht kunnen worden. Iedereen kan een keer aan de beurt zijn, wat juist voor een reinigend vermogen in de samenleving zorgt.’
Pluriformiteit
Hoe kijkt u in dit verband aan tegen de ontwikkeling dat bijna alle Nederlandse kranten bij twee grote bedrijven zijn ondergebracht? Staat daarmee de pluriformiteit en misschien ook wel ongrijpbaarheid van de journalistiek onder druk?
‘Ik heb in ieder geval liever dat een krant als Trouw bij de Belg Van Thillo onderdak heeft gekregen dan dat ze zoals hiervoor in handen was van de Britse investeringsmaatschappij Apex. Maar dat betekent niet dat de journalistiek niet waakzaam moet zijn voor commerciële invloeden. Hier wreekt zich dat de journalistiek, uitgezonderd de publieke omroep, een publieke dienst is op basis van een commercieel model. De bedrijven die achter de kranten staan moeten geen verlies draaien, anders houdt het op een gegeven moment op. Je ziet nu dat steeds meer kranten kopij uitwisselen, of dat kleine kranten bepaald nieuws van andere kranten afnemen. Dat wordt terecht verdedigd met het argument dat ze daardoor kunnen focussen op artikelen die specifiek voor hun doelgroep van belang zijn, zoals regionaal of levensbeschouwelijk nieuws. Maar redacties moeten blijven vechten voor hun eigenheid en onafhankelijkheid. Ze moeten niet, om maar iets te noemen, gedwongen worden artikelen te schrijven omdat hun moederbedrijven daarom vragen, of dat ze via clickbait zo veel mogelijk lezers moeten trekken.’
‘Iets vergelijkbaars geldt de opkomst van AI. Er wordt wel gezegd dat dit geen banen gaat kosten, maar ik ben daar niet zo zeker van. Ook hier moeten kranten en omroepen ervoor waken dat redacties in de verleiding komen het aantal mensen op de redactievloer terug te dringen.’
Met meer transparantie in de journalistiek winnen we de mensen die de ‘mainstreammedia’ nu wantrouwen, niet terug
Heeft de overheid een rol als het gaat om het op peil houden van de commerciële journalistiek, bijvoorbeeld door elke burger een soort voucher te geven voor een abonnement op een commercieel nieuwsmedium?
‘Ik ken de pleidooien, ook om het btw-tarief voor kranten te verlagen. Maar de overheid doet al veel buiten haar verantwoordelijkheid voor de NPO om. Via het Stimuleringsfonds is er nu twintig miljoen euro per jaar beschikbaar waarmee innovatie, onderzoeksjournalistiek en lokale media worden gesteund. Dat is natuurlijk een klein bedrag, en het lastige is dat private media zoals huis-aan-huisbladen en commerciële websites gaan piepen als andere media door de overheid worden ondersteund.’
Als we de balans opmaken: hoe staat de journalistiek er in Nederland voor?
‘Afhankelijk van je perspectief kun je het glas halfvol of halfleeg noemen. Er is heel weinig onderzoek gedaan naar het vertrouwen van Nederlanders in media en hoe dat vertrouwen kan toenemen. Ik juich het echter toe als media meer open zijn en verantwoording afleggen, wat gelukkig ook steeds meer gebeurt. Soms is de verantwoording van een artikel in een krant zelfs langer dan het artikel zelf. Tegelijk moeten journalisten indien nodig hun bronnen beschermen, en je zult met meer transparantie echt niet de mensen terugwinnen die nu de “mainstreammedia” wantrouwen.’
Interview in het kort:
De journalistiek heeft als taak burgers te informeren, zodat zij op allerlei terreinen hun mening kunnen vormen en afgewogen beslissingen kunnen nemen
Er zijn positieve ontwikkelingen in medialand, zoals meer onderzoeksjournalistiek en nieuwe titels, maar die bereiken slechts een klein deel van de samenleving
Journalistiek is een vrij beroep; ook satire en oppervlakkige internetkanalen kunnen eronder vallen
Het is goed dat media via digitale data beter weten wat hun lezers willen lezen of horen, maar het moet niet ‘u vraagt, wij draaien’ worden
Het is zorgelijk dat journalisten steeds minder aan het vergaren van feitelijk nieuws toekomen, en vaak al direct met de duiding beginnen
Redacties moeten waakzaam blijven dat ze niet primair vanuit commerciële motieven worden aangestuurd
Noten
- 1.Zie over Grapperhaus: Marc Janssens, ‘Vanuit de basis: “Overheid wordt met te veel wantrouwen bejegend”’, Christen Democratische Verkenningen 42 (2022), nr. 4, pp. 16-25, aldaar p. 23.
- 2.Donner deed deze uitspraak op 3 mei 2004 op een NVJ-congres over persvrijheid in Amsterdam. Zie bijvoorbeeld: Peter Vasterman, ‘Media: altijd kritiek, maar nooit op zichzelf’, Trouw, 11 mei 2004.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.