Schuld als gedeelde verantwoordelijkheid
Samenvatting
Het is essentieel om ook en juist in het economisch verkeer rekening te houden met de gelaagdheid in de betekenis van het begrip schuld. Schuld is geen neutraal begrip, maar heeft een relationele en morele betekenis. Economische relaties kunnen bijdragen aan het goede of geperverteerd zijn. Als economische schuld ook een morele lading krijgt, maakt dit de weg vrij om deze schuld als een gedeelde verantwoordelijkheid van schuldenaar en schuldeisers te zien.
In de middeleeuwse liturgische hymne Exsultet, tot op de dag van vandaag in lutherse en katholieke kerken tijdens de Paaswake gezongen, wordt de uitdrukking felix culpa (‘gelukkige schuld’) gebezigd: O felix culpa, quae talem ac tantum meruit habere Redemptorem! (‘O gelukkige schuld, die zo’n grote verlosser verdiende!’)1 De schuld waarvan hier gewag wordt gemaakt, is die waarmee de mensheid al sinds het begin van haar geschiedenis behept is geraakt omdat hoogmoed de toon ging zetten in de omgang met de wereld en met anderen. Als ‘gelukkig’ wordt de schuldigheid gekwalificeerd omdat uit het kwade dat de mens zelf had veroorzaakt, in Augustinus’ idee het goede voortkwam, hoewel het kwaad ook bleef bestaan.2 Staande op de schouders van Augustinus zou Thomas van Aquino later in zijn Summa stellen dat God het kwade laat gebeuren om er een groter goed door te laten ontstaan. Concreet: de destructieve wijze van omgang met de ander leidde tot een schuld bij de mensheid die ‘gelukkig’ genoemd werd omdat hierdoor de rechtvaardiging van de mens met zijn duistere kanten door Christus’ verlichtende wezen en werkzaamheid kon worden bewerkstelligd. Hierbij ervoer de mens vanwege de contrastervaring van goed en slecht de verlossing des te pregnanter; meer dan wanneer hij in de status quo van het paradijs was blijven hangen.
Hoe mooi en theologisch doordacht ook: het is niet verstandig om de schuld van mensen die, bijvoorbeeld, door de liberalisering van de financiële markten gemakkelijk grote leningen konden afsluiten, ‘gelukkig’ te noemen, omdat zij mogelijk als in de voornoemde contrastervaring de redding door derden veel beter op waarde weten te schatten en hun leven verder in opperste dankbaarheid gestalte geven.
Afgezien van het feit dat de redeeming qualities van schuldhulpverlenende of andere financiële overheidsinstanties niet bepaald prominent waarneembaar zijn, is er niks ‘gelukkig’ aan de schulden die mensen maken in landen die (nog) ontwikkeld en welvarend zijn, maar wier economieën wel op schulden zijn gebaseerd. Sterker nog, tal van rapporten wijzen uit dat mensen met schulden doodongelukkig worden.3 Zij kunnen niet anders dan aan hun schulden denken, en vernauwen hierdoor niet alleen hun referentiekader maar blijken ook minder goed in staat informatie te verwerken of helder na te denken over de oplossing van hun problemen. Hun IQ daalt zelfs. Op lange termijn kunnen schulden ook tot gezondheidsproblemen leiden omdat er geen geld is voor medicatie en stress de gezondheid ondermijnt.
Door schulden raken relaties met partners of kinderen verstoord. En omdat de stress die doorklinkt in de communicatie overslaat op de kinderen, wordt hun hersenontwikkeling hierdoor weer negatief beïnvloed. Zij zijn aantoonbaar minder goed in staat activiteiten te plannen, emoties te beheersen en over de gevolgen na te denken die handelingen op langere termijn voor hen kunnen hebben. Schuld en geluk zijn twee uitersten die elkaar dus allerminst raken.
Moreel tekortschieten
Aan het einde van zijn boek Thinking, fast and slow suggereert de Nobelprijswinnaar economie Daniel Kahneman om een genuanceerdere taal te ontwikkelen ten behoeve van de reflectie op economische processen. Hoe nauwkeuriger het vocabulaire in een bepaalde wetenschapsdiscipline is, des te preciezer de diagnose kan worden gesteld of beoordelingsfouten kunnen worden vastgesteld.4 In The Routledge handbook of economic theology wordt Kahnemans suggestie opgevolgd. Met betrekking tot ‘schuld’ stelde Camilla Sløk vast dat dit substantivum in de hedendaagse economie geen morele denotatie heeft. Dit lijkt logisch. Als iemand een hypotheek afsluit, wordt er een schuldovereenkomst aangegaan, die niet te herleiden is tot immoreel gedrag van degene die deze hypotheek wenst. Sløk pleit ervoor de term ‘schuld’ ook in het economische bereik te verrijken met de denotatie van ‘moreel tekortschieten’. Zo tracht zij het bewustzijn te intensiveren dat leningen, marktverhoudingen en economische machtsverhoudingen ook in termen van morele schuld en onrechtvaardigheid dienen te worden geduid, in plaats van ‘slechts’ in termen van transacties, waaraan strikt genomen geen morele kwalificatie toe te kennen valt.5
Schuld behelst ook een relationele en, inherent hieraan, een morele component, die beide allerminst veronachtzaamd mogen worden
Ook Elettra Stimilli heeft voorgesteld het schuldenprobleem niet alleen in het strikt technische milieu van economen te bepreken.6 Zij vraagt aandacht voor de morele aspecten van het economische neoliberalisme waardoor het de grote massa door het aangaan van schulden mogelijk werd gemaakt de consumptie gelijke tred te laten houden met de verminderde koopkracht, met als ‘onbedoeld’ gevolg dat de internationale arbeidersklasse zichzelf nogal uitleverde aan de financiële instellingen van de wereldeconomie om de levensstandaard te handhaven, maar hierdoor dus ook gedisciplineerd werd.7 Stimilli wijst daarbij op een parallel tussen het immateriële domein van de riten in religies en de materiële praktijken in politieke en economische instellingen. In beide domeinen is er sprake van schuld en offers. Om het systeem dat iemands bestaan in stand houdt te behouden, is het nodig dat men zijn schuld aan de goden betaalt of, in het seculiere domein, een offer brengt in de vorm van bezuinigingen of het betalen van belastingen.8 Juist deze parallel ontlokt aan haar de suggestie om schuld niet alleen in het kader van de instrumentele logica van het kapitalisme te duiden als een knuppel om de internationale arbeidersklasse te reguleren. Schuld behelst ook een relationele en, inherent hieraan, een morele component, die beide allerminst veronachtzaamd mogen worden bij het aangaan van een contract tussen schuldenaar en schuldeiser.
Van morele schuld is sprake als door een bepaalde handeling of door het nalaten hiervan een norm geschonden wordt. In moreel opzicht kan degene die zich in economische en juridische zin schuldeiser mag weten, dus schuldig zijn; bijvoorbeeld als hij een woekerrente rekent in het moedwillige bewustzijn dat het de schuldenaar in economisch-juridisch opzicht door de hoogte daarvan onmogelijk zal zijn schuld met rente terug te betalen. Een met een morele denotatie ‘verrijkte’ betekenis van schuld maakt ook de weg vrij om de economische schuld als een gedeelde verantwoordelijkheid van schuldenaar en schuldeisers te zien.
Door in te gaan op de suggestie van Kahneman en ervoor te pleiten de term ‘schuld’ in economische zin met een morele denotatie te verrijken, doen Sløk en Stimilli iets zeer zinvols. Afgezien van het feit dat hierdoor de dialoog kan worden aangegaan met moraalfilosofen en theologen, draagt hun suggestie ook bij aan de ontwikkeling van een opvatting over economie waarin de (economische) relaties tussen mensen op hun moraliteit kunnen worden beoordeeld.
Door de intrinsieke verbondenheid van moraliteit en economisch denken en handelen te benadrukken bij het hanteren van het woord ‘schuld’, kunnen ook waarden in de economische theorievorming worden verdisconteerd.9 Een uitgangspunt in de sociale encyclieken van de pausen Johannes Paulus II, Benedictus XVI en Franciscus – onlangs grotendeels samengevat in Oeconomicae et pecuniariae quaestiones10 – is bijvoorbeeld steeds dat economische wetten en structuren er niet toe mogen leiden dat rijken steeds rijker en armen steeds armer worden (immoralità prossima). Wie dat doelbewust doet, kan schuldeiser zijn in de economische zin van het woord, maar schuldenaar in de morele zin.
Nu werd in de klassieke oudheid iemand schuldig geacht als hij door een bepaalde daad de sociale ordening had verstoord. De straf had tot doel deze sociale orde te herstellen. In de middeleeuwen werd schuld een persoonlijke aangelegenheid. Een individu was schuldig voor God en zijn naaste.11 Ook Kant relateerde schuld vooral aan de mens als moreel subject, die zich bij een wilsbesluit niet had laten leiden door de morele wet. Weer later zou de morele dimensie van historische gebeurtenissen in termen van ‘collectieve schuld’ van volkeren of samenlevingen worden geduid.12 En recent lijkt het begrip ‘morele schuld’ weer uitgehold te worden omdat de mens niet verantwoordelijk wordt geacht voor de psycho- of sociopathologische factoren die ten grondslag liggen aan zijn drijfveren en handelingen.13
Als een schuldeiser het goede voor zijn schuldenaar tracht te bewerkstelligen, dan is de schuldenaar in economisch opzicht gelukkig te noemen
Verbetering persoonlijke relaties
Als bij het afsluiten van een hypotheek met het woord ‘schuld’ verdisconteerd wordt dat dit substantivum niet alleen een neutrale, maar ook een morele betekenislading heeft, dan draagt het gebruik van de term bij aan verbetering van persoonlijke relaties.14 Immers, de gulden regel gebiedt de schuldeiser bijvoorbeeld niet het onderste uit de kan te willen halen, maar het welzijn van de schuldenaar voor ogen te houden. In economische zin is een schuld dan zelfs gelukkig te noemen, omdat het morele schuldbewustzijn van de schuldeiser hem verhindert een bedrag uit te lenen waarvan hij weet dat de schuldenaar hieronder zal bezwijken. Heeft de schuldeiser de mogelijkheden en grenzen van de schuldenaar zorgvuldig in acht genomen en afgewogen, dan draagt hij bij tot diens geluk bij het verstrekken van een bedrag dat behapbaar werd geacht. Maar ook in moreel opzicht kan de schuld gelukkig worden genoemd. Verschrikt en wijzer geworden door het kwade dat hij heeft onderkend in economische structuren waardoor rijken steeds rijker en armen steeds armer worden, groeit het goede omdat hij voornemens is hier niet meer aan bij te dragen. Conform het woord van Augustinus: ‘Want God achtte het beter het goede uit het kwade te halen dan geen kwaad te laten bestaan.’ (Melius enim iudicavit de malis benefacere, quam mala nulla esse permittere.) Tracht een schuldeiser in een systeem dat de menselijke maat en oprechte relaties veronachtzaamt, niettemin het goede voor zijn schuldenaar te bewerkstelligen omdat hij weet dat de economische schuld in moreel opzicht een gedeelde verantwoordelijkheid is van schuldenaar én schuldeiser, dan is degene die in economisch opzicht de schuldenaar is, welzeker gelukkig te noemen.
Artikel in het kort:
- Er is niks gelukkig aan de schulden die mensen maken in landen die (nog) ontwikkeld en welvarend zijn, maar waarvan de economieën wel op schulden gebaseerd zijn
- Sterker nog, mensen met schulden zijn doodongelukkig en minder goed in staat langetermijnafwegingen te maken
- Om goed recht te kunnen doen aan de betekenis van schuld is het nodig de morele, relationele en theologische betekenislagen ervan te laten meeklinken
- Een schuld kan bijdragen aan geluk als het te lenen bedrag van de schuldeiser aan de schuldenaar behapbaar is en niet onrechtvaardig
Noten
- 1.Missale Romanum (Editio typica tertia). Rome, 2002, 342f.
- 2.Augustinus, Enchiridion 8, cf. 118.
- 3.Cf. Anne-Fleur Roos, Maaike Diepstraten en Rudy Douven, When financials get tough, life gets rough? Problematic debts and ill health (CPB Discussion Paper). Den Haag: CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis, pp. 16-19.
- 4.Daniel Kahneman, Thinking, fast and slow. Londen: Penguin, 2011, p. 8.
- 5.Camilla Sløk, ‘Guilt’, in: Stefan Schwarzkopf (red.), The Routledge handbook of economic theology. New York: Routledge, 2020, pp. 72-80.
- 6.Elettra Stimilli, Debt and guilt. A political philosophy (translated by S. Porcelli). New York: Bloomsbury, 2019, p. 2.
- 7.Stimilli 2019, p. 58.
- 8.Stimilli 2019, p. 79.
- 9.James W. Henderson en John Pisciotta (red.), Faithful economics. The moral worlds of a neutral science. Waco: Baylor University Press, 2005.
- 10.Luis F. Ladaria en Peter Card. Turkson, Oeconomicae et pecuniariae quaestiones. Rome: Libreria Editrice Vaticana, 2018, par. 2-16.
- 11.Cf. Jean Delumeau, Le péché et la peur. La culpabilisation en Occident XIIIe-XVIIIe siècles. Parijs: Fayard, 1983, passim.
- 12.Karl Jaspers, Die Schuldfrage. Heidelberg: Schneider, 1946.
- 13.Zie Felix Schirmann, The good, the bad, and the brain. Theory and history of the neuroscience of morality (proefschrift Rijksuniversiteit Groningen). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2014.
- 14.Zie hiervoor Paul van Geest, Morality in the marketplace. Reconciling theology and economics. Leiden: Brill, 2021, pp. 68-69.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.