Fukuyama en het liberalisme
Samenvatting
Vrijheid: een begrip waar velen vaak de mond vol van hebben. Wij gebruiken het in geval van ‘heb-gedrag’: ‘Vrij om te kopen wat en hoeveel ik wil, wanneer ik dat wil.’ Of in ‘zijn-gedrag’, op zoek naar persoonlijke identiteit: ‘Ik ben vrij om te zijn wie ik wil zijn.’ Beide zonder belemmeringen door anderen of door systemen.
Dit zijn drie vormen vrijheid, namelijk twee positieve (‘vrij zijn om’, op respectievelijk economisch en psychologisch-levensbeschouwelijk gebied) en één negatieve (‘vrij zijn van’). Deze staan sterk onder druk, en worden zelfs zwaar bevochten, niet eens zo ver hiervandaan. Zo blijkt hoe kostbaar en zelfs schaars vrijheid kan zijn. Wat kostbaar is, daar moeten we goed voor zorgen.
Liberalen kiezen en hanteren vrijheid als ankersteen voor leven en werken; denkers als John Locke en Adam Smith gingen hen voor. In de jaren tachtig wordt het neoliberalisme dominant in de Anglo-Amerikaanse wereld, onder bewind van de politiek-ideologische ‘brussen’ Reagan (Verenigde Staten) en Thatcher (Verenigd Koninkrijk). Shareholders economy en de groei van het internet maakten sindsdien een global market mogelijk voor goederen, geld en arbeid/talent. In de snelle systeemwisseling in de landen van het toenmalige Warschaupact zag Francis Fukuyama het neoliberalisme als de winnende politiek-economische doctrine, die ‘het einde van de geschiedenis’ inluidde.1
Globalisering valt niet overal in goede aarde
Globalisering zorgde voor substantiële welvaartsgroei. In historisch perspectief: een huishouden anno 2022 in een (westerse) stad heeft meer rijkdommen – zoals stromend water, riolering, licht, energie, comfort, eten uit alle windstreken dat niet bederft – dan Lodewijk XIV en zelfs nog koningin Victoria hadden.
Maar na deze eerste vooral politiekeconomische ‘overwinningsroes’ bleek dat global economy en neoliberalisme niet overal even goed aardden. Nationalisme en religieus extremisme klonken als tegengeluiden luider in een wereld gedomineerd door westerse goederen en ideeën. Luider werden andere wensen en wereldbeelden van lokale gemeenschappen; nog openstaande postkoloniale ‘rekeningen’ waren halfvergeten (zie Afrika, Syrië). Aziatische ‘tijgers’ China, Singapore en deels ook India en Indonesië lieten zien dat democratie en neoliberalisme/ vrijemarkteconomie niet per se hoefden samen te gaan om welvaartssuccessen te genereren. Deze staten met hun overheidsingrijpen in de economie werden zeer succesvol; de prijs hiervoor was minder vrijheid van meningsuiting en politieke invloed. Na 2001 bleek de wereld compleet veranderd.

Francis Fukuyama
Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Verdediging van een klassiek ideaal
Atlas Contact | 2022 | 224 pp. | € 21,99 |
ISBN 9789045047027
Sindsdien is het neoliberalisme in toenemende mate onder vuur komen te liggen. Conservatieve, nationalistische leiders, zoals Trump, voerden protectionisme in. Andere, zoals Poetin en Orbán, beperkten met name burgerlijke vrijheden. Protectionisme lijkt een deels te rechtvaardigen reactie, want wat heeft een consumerende mens aan een race to the bottom naar het goedkoopste product, als diezelfde mens als producent zijn baan of familiebedrijf ziet verdwijnen naar een buitenland, en werkloosheid of faillissement op de loer ligt? In meer liberale democratieën, met hun nadruk op universele waarden, gelijkheid, kracht van vrijheid en diversiteit, zoeken naar identiteit voor emancipatie van achtergestelde groepen, ontstond denkvrijheid. Dit betekent – vroeg of laat – kritische reflectie, waardoor achtergestelde groepen, zoals vrouwen, afstammelingen van tot slaaf gemaakten, indigenous people, minderheden, Basken, Franstalige Canadezen, het neoliberalisme zelf als de oorzaak bij uitstek van hun achterstelling gingen zien. Zo groeide al bestaande, lokale mensenhandel in Afrika en Azië in de koloniaal-liberale tijd uit tot de monsterlijke mondiale slavenhandel. De moderne werkomstandigheden in textiel-sweatshops in Azië en Afrika zijn hierin ‘nazaten’ die nog duidelijk verwant zijn met de eerdere werkomstandigheden. En dit kapitalisme stopte niet bij de andere, zwakkere mens, maar putte onze planeet uit. Kortom, het neoliberalisme is van alle kanten onder vuur komen te liggen.
Het liberalisme is van alle kanten onder vuur komen te liggen
Schaduwzijden van het liberalisme
Francis Fukuyama maakt in zijn nieuwste boek, Het liberalisme en zijn schaduwzijden, de balans op van de tekortkomingen en verdiensten van het neoliberalisme als variant op het oude liberalisme in het licht van deze kritiek. Via ‘herbronning’ (!) in het historisch liberalisme van Thomas Hobbes, John Locke, Adam Smith en hun opvolgers, kijkt hij vervolgens waar een en ander scheef ging en wat het liberalisme terecht te verwijten valt, en ook hoe deze kwesties theoretisch en praktisch kunnen worden weerlegd c.q. opgelost.
De twee uitlopers van het neoliberalisme, die aan de rechteren de linkerkant van het politieke spectrum schaduwzijden ervan geworden zijn, alsmede hun kritiek, benadert hij zorgvuldig. Enerzijds is er het conservatieve economische individualisme dat naar nutsmaximalisatie streeft en daarbij zonder gêne andere partijen (mensen, culturen enzovoort) als middel ziet. Hier gaat het dus om vrijheid als ‘willen hebben’; zonder beperkingen, zoals marktregulering en/of opvang van zwakkeren via sociale wetgeving, die een zekere bestaanszekerheid garanderen voor alle burgers onder de wet. Anderzijds zijn er groepen achtergestelden – veelal links georiënteerd – van wie het emancipatieproces ‘Wij willen vrij zijn om te zijn wie wij willen zijn’ alleen mogelijk is gebleken in die neoliberale productie- en consumptiemaatschappij die floreert door verschillen die waarde genereren. Juist door vrije maatschappijkritiek ontdekken deze groepen dat de neoliberale samenleving zélf wellicht de oorzaak van hun achterstelling is.
Wat volgt is een interessant mondiaal/ multicultureel én multidisciplinair betoog dat verder gaat dan politiek-sociale en economische geschiedenis. Ook ken- en wetenschapsgeschiedenis en filosofische antropologie passeren de revue. Immers, besturen kan alleen verantwoord op basis van objectieve feiten, waarover iedereen het min of meer eens is dat het feiten zijn en geen meningen/eigen waarheden in bubbles, waarin radicalen alleen hun eigen gelijk horen galmen. Filosofische antropologie levert een belangrijk fundament voor het identiteitsbegrip van de liberale ‘laatste mens’. Dit gaat min of meer uit van een atomair ‘soeverein ik’ dat beslissingen uit welbegrepen eigenbelang neemt, op zoek naar winstmaximalisatie. Maar uit de geschiedenis blijkt dat het nog maar de vraag is of mensen echt zo in elkaar zitten. Ook via sociale banden zijn wij aan elkaar verbonden, en hiervoor nemen we soms genoegen met minder, uit solidariteit met en fatsoen tegenover minderbedeelden. Ideeën van mensen als Descartes, Kant, Nietzsche, Weber, Foucault (over de macht van bureaucratieën en taal), Habermas en Rawls worden bondig behandeld.
Gedegen en bescheiden
Goed aan dit boek is de systematische aanpak van de kritiek. Een paar voorbeelden. Het liberalisme heeft inderdaad historisch gezien tot excessen geleid, aldus Fukuyama, maar dat betekent nog niet dat het volledig moet worden uitgebannen. Door het beter toepassen van de juiste controlemechanismen via de rechtsstaat (wetten ter consumentenbescherming, antitrust- en milieuwetten) kan datzelfde liberalisme in de toekomst óók bijdragen aan de oplossingen van de zelfgeschapen problemen in zijn neoliberale variant. We moeten dan ook volgens Fukuyama terug naar de juiste ideeën van het liberalisme. Daar horen onmiskenbaar inperking van de notie van nutsmaximalisatie en versterking van de democratie bij:
‘Het liberalisme is niet een leer die op zichzelf over voldoende bestuurlijke inhoud beschikt; het moet gekoppeld worden aan democratie, zodat er politieke aanpassingen van de door de markteconomie veroorzaakte ongelijkheid kunnen worden doorgevoerd.’
Dit realisme pleit voor deze kampvechter, en deze toon kenmerkt het boek. Iedere tegenwerping wordt beantwoord met argumenten, zoals in geval van ‘schuld door associatie’, het liberalisme dat onder andere ‘te individualistisch is en een leer die historisch is verbonden met Europese samenlevingen’. Een voorbeeld: als antwoord op de kritiek dat het liberalisme ‘te individualistisch’ is, schrijft Fukuyama het volgende:
‘Het particuliere verenigingsleven groeit enorm als samenlevingen rijker worden en meer van hun reserves kunnen besteden aan sociaal georiënteerde activiteiten.’ Liberalisme kan helpen juist de samenleving te versterken.
Kritiekpunten op het klassieke liberalisme kloppen bij nadere bestudering niet of geven een eenzijdige verklaring
Zo zijn er nog diverse kritiekpunten op het klassieke liberalisme die ofwel bij nadere bestudering historisch niet kloppen, ofwel een te eenzijdige verklaring geven. Fukuyama is steeds op zoek naar de ‘oervorm’ van liberalisme die tot meer vrijheid voor meer mensen kan leiden, in plaats van tot onderdrukkende politiek-economische structuren die de rijken rijker en de armen armer maakt.
Verbeterpunten
Het boek kent ook een paar verbeterpunten. Zo komt wat niet Angelsaksisch, maar Rijnlands/continentaal is, er wat bekaaid af: negentiende-eeuwse Duitse filosofiegeschiedenis versmallen tot een van ‘gevoel en intuïtie’ (de romantiek, kortom), is echt een aantal bruggen te ver.
Een opvallende omissie is mijns inziens dat bij de behandeling van vele landen en economieën, nergens ‘tijger’ Indonesië langskomt. Vreemd, want na China en India is dit het derde dichtstbevolkte land ter wereld, een seculiere democratie met Harvard-opgeleide ministers, een liberale economie, met vrijheid van meningsuiting (die wel onder druk staat, soms ook door de dominante islam), cultureel divers, vol hulpbronnen en strategisch gelegen in het epicentrum van de huidige wereldpolitiek tussen Azië, Australië, de Indische en de Stille Oceaan.
Dat een groep ook als geheel meerwaarde kan hebben, daar kan Fukuyama niet zoveel mee
Wat vooral ontbreekt, is een duidelijke, positieve kijk op de waarde van gemeenschappen. Gemeenschappen zijn in het beste geval groepen op basis van individuele interesses, die vooral samenkomen in het belang van de individuele leden. Dat een groep ook als geheel meerwaarde kan hebben, en dat mensen graag een stapje terug zetten, zodat de groep kan floreren of zodat individuen binnen die groep meer kunnen ‘profiteren’ (niet op basis van contractdenken), daar kan Fukuyama niet zoveel mee. De kracht van solidariteit en gevoelens van gemeenschappelijkheid, zoals nationalisme en groepsidentificatieprocessen (sport en soms cultuur) worden erkend, maar vooral op pragmatische gronden. Deze zijn vooral belangrijk om de rechtsstaat sterk te houden, die belangen van individuele burgers moet beschermen en zonodig geschillen moet beslechten (burgers onderling, burgers en organisaties tegen de monopolist par excellence, de staat zelf).
Vervolg
Fukuyama eindigt met aanbevelingen om de onmiskenbare voordelen van het liberalisme te versterken, zodat het klassieke ideaal weer kan floreren (zie de ondertitel van het boek). Denk daarbij aan bescherming van de vrijheid van meningsuiting, ook tegen ‘verbubbelende’ technologisering die een gedeeld werkelijkheidsbeeld ondermijnt. Of denk aan aandacht voor federalisme en subsidiariteit: meer politiekbestuurlijke kracht en macht dichter bij de mensen en organisaties die het betreft. Het overzicht van aanbevelingen is goed; tegelijkertijd liggen deze redelijk voor de hand, terwijl het anderzijds nog niet échte recepten voor veranderingen zijn. Zo ligt de vrijheid van meningsuiting al langer onder vuur, net zoals subsidiariteit onder druk staat door groeiende invloed van indirect gekozen organen, zoals regionale samenwerkingsverbanden (zie Nederlandse jeugdzorg). Maar goed: Nederland is niet de Verenigde Staten. Echt praktische adviezen voor hoe een liberaal dit anders zou doen, lijken te ontbreken.
Fukuyama eindigt zijn betoog en boek met een bijzondere zin:
‘Als persoonlijke autonomie de bron is van individuele voldoening, dan betekent dat niet dat onbeperkte vrijheid en het voortdurende wegnemen van beperkingen nog meer voldoening zullen schenken. Soms komt voldoening voort uit het aanvaarden van grenzen. De terugkeer naar een zekere matiging, zowel individueel als gezamenlijk, is daarmee de sleutel tot de heropleving en zelfs tot het voortbestaan van het liberalisme.’
Terug naar klassieke Griekse democratie met de burgerdeugden matigheid, zelfonderzoek en publiekelijk spreken (natuurlijk: toen nog alleen voor een kleine groep burgers)? Dat ook liberalen, door zich in te houden, zich thuis zouden kunnen voelen in een groep … Wil de auteur wellicht voorbij het liberalisme, maar weet hij nog niet hoe hij dit moet verwoorden? Bezoekt hij een ‘warmer politiek huis’ dan dat van de competitieve, overgereguleerde maatschap(pij), schrijnend uitgebeeld in Dickens’ verhalen? Helaas verhalen die soms akelig actueel worden in deze ‘flitseconomie’, met uitbuiting van de ene door de andere mens, door semizelfstandige systemen die menselijke waardigheid bedreigen.
Een gedegen, realistische en redelijke verhandeling lezen over de dominante politieke stroming door een insider? Koop of leen dit boek. De schaduwzijden van het liberalisme is een geslaagde weerlegging van tweezijdige kritiek: knap werk. Inhoudelijke oplossingen die verder gaan dan het benoemen van aanbevelingen die vaak al klinken, blijven schetsmatig. Wellicht het gemeenschapsbegrip nader uitwerken in een volgend boek?
Wie van vrijheid houdt, is nog geen liberaal
Immers, vrijheid van mens en markt en gelijkheid onder de wet geven te weinig stabiliteit zonder de ‘broeder-/zuster-/noaberschap’ van gemeenschappen. Al het goede komt in drieeën. Wie van vrijheid houdt, is nog geen liberaal.
Noot
- 1.Zie: Francis Fukuyama, ‘The end of history?’, The National Interest (1989), nr. 16, pp. 3-18; idem, Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. Amsterdam: Contact, 1992.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.