Boomsma: CDA moet progressief liberalisme ontmaskeren
Samenvatting
Met moeite én overtuiging sleepte Diederik Boomsma bij de recente verkiezingen opnieuw één zetel voor het CDA in Amsterdam binnen. In een stad die als cultureel links-progressief bolwerk bekendstaat, probeert hij met christendemocratische woorden en daden tegenwicht te bieden. ‘We moeten de burgers niet uit het oog verliezen. Achter veel populisme zit een zuiver en authentiek verlangen.’
Zijn niet al te grote bovenwoning in de Amsterdamse binnenstad ademt belezenheid. Werken van de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset (1883-1955), die Boomsma zelf in het Nederlands vertaald heeft, wisselen zich af met tragedies van de klassieke Griekse dichter Sophocles of boeken van conservatieve denkers als Roger Scruton (1944-2020), Edmund Burke (1729-1797) en Alexis de Tocqueville (1805-1859). In de achterkamer staat een gedekte tafel met wijnglazen klaar om dezelfde avond een gezelschap te ontvangen. Boomsma heeft zojuist wat verward de buitendeur geopend. Een inwoner van Amsterdam in nood had telefonisch een beroep op hem gedaan en daarmee was zijn hoofd zo vol dat hij het interview even vergeten was.
Het typeert Diederik Boomsma (1978), die dit jaar aan zijn tweede termijn als raadslid en fractievoorzitter van het CDA is begonnen. Veel lezen en studeren – hij is zelfs bezig om in Leiden op Ortega y Gasset te promoveren –, daarover met vrienden en bekenden onder het genot van een goed glas wijn discussiëren, maar tegelijk ook midden in de Amsterdamse samenleving willen staan en opkomen voor burgers die vaak door overheidsingrijpen in de knel zijn gekomen. En vertel hem niet dat opkomen voor Amsterdammers weinig met belezenheid te maken heeft. Want juist de studie van conservatieve en christendemocratische, maar ook van liberale en klassieke denkers die veel invloed op onze cultuur hebben uitgeoefend, inspireren hem om in de alledaagse lokale politiek aan de slag te gaan. ‘Als ergens de gemeenschap centraal staat of zou moeten staan, dan is dat in de christendemocratie’, aldus Boomsma. ‘Het CDA is veel minder dan GroenLinks en de Partij voor de Dieren een religieuze partij. Natuurlijk laten velen binnen de partij zich door hun geloof inspireren – zelf ben ik katholiek geworden en daar zeer van opgeknapt –, maar juist daarom hoeven we die religieuze emoties en beelden niet in de politiek te projecteren, zoals veel linkse partijen doen. Politiek gaat over het afwegen van belangen om goede compromissen te sluiten; ze is er niet om vijandbeelden en utopieën te verkondigen. Wij proberen aan te sluiten bij de samenleving als historisch gegroeide gemeenschap, maar niet om die radicaal te versleutelen.’

Diederik Boomsma
Foto: Richard Mouw
Hoe ben je bij het CDA en de christendemocratie terechtgekomen? Is dat via je stap naar het katholicisme gebeurd?
‘Ik werd eerst CDA’er en ben daarna pas gedoopt in de katholieke kerk. Mijn ouders zijn allebei niet kerkelijk. Mijn vader is chemicus en heeft wetenschappelijke scepsis over het geloof, mijn moeder is als kind wel gedoopt. Mijn Duitse grootmoeder was niet zo kerkelijk, maar wel zeer gelovig, spiritueel en belezen, en van haar heb ik wellicht de religieuze zoektocht overgenomen. Die begon al vroeg: als jongetje was ik al bezig met fundamentele filosofische en kosmologische vragen over waar de wereld vandaan komt. Het gangbare wetenschappelijke antwoord daarop is: in den beginne was er niets, en dat explodeerde. Dat is niet bepaald overtuigend. Wetenschap gaat over oorzaken en gevolgen van dingen die er al zijn, en niet over de allereerste oorzaak. Het bestaan is een mysterie. Het scheppingsverhaal lost deze paradox niet op, maar geeft die wel een naam, een inbedding.’
Knielen in de kerk
Deze zoektocht bracht Boomsma steeds meer richting de overtuiging dat er een God is die niet alleen de wereld geschapen heeft, maar ook bijzonder in mensen is geïnteresseerd. ‘We kunnen constateren dat het heelal niet alleen onpersoonlijke materie heeft voortgebracht, maar ook wezens zoals wij, met zelfbewustzijn, wil en vrijheid, die we “personen” noemen, en die vatbaar zijn voor schoonheid, rede en besef van goed en kwaad. Is het dan niet logisch dat achter deze schepping geen blinde, mechanische kracht zit, maar een Schepper die zelf ook een Persoon is – of drie – en vrijheid en redelijkheid kent?’
‘Ik weet: het is geen bewijs, want anders zou het geen geloof zijn. Een onweerlegbaar bewijs zou zelfs onze vrijheid beknotten. Maar het is op zijn minst een aannemelijk verhaal. En nog een stap verder: als die Schepper in de schepping iets van zijn wezen heeft gedeeld – en wat is iets delen vanuit jezelf anders dan liefde? – dan is het toch logisch dat deze Schepper ook geïnteresseerd is in zijn schepsels, die nota bene hier op de bank in een Amsterdamse woning over hem speculeren? En dan de persoon van Jezus. Dat is allemaal langzaam tot mij doorgedrongen, totdat ik op een gegeven moment hier in Amsterdam in de Krijtberg kwam en in die kerk overweldigd werd door het verlangen om daar te knielen, om die Schepper te loven, te prijzen en te danken. Hoe het precies zit met alle specifieke dogma’s, is voor mij niet het belangrijkst. Maar de kern van het christelijke verhaal klopt.’
Het christendom schept juist een seculiere sfeer, een onderscheid tussen staat en kerk
Dan hoef je nog geen christendemocraat te zijn, want er zitten genoeg christenen bij andere partijen.
‘Absoluut. Ik ben me overigens pas laat met politiek gaan bezighouden. Na mijn eindexamen op het Stedelijk Gymnasium Leiden ben ik in 1997 naar Spanje gegaan, waar ik vakken kunstgeschiedenis heb gevolgd, om vervolgens in Engeland milieuwetenschappen te studeren. Daarna heb ik op Sri Lanka een tijdje met een vriend een Chinees restaurant gerund, en vervolgens gewerkt bij een bedrijf in recycling en schone brandstoffen in Londen, waar ik ook mijn master ecologie en natuurbeheer gehaald heb. Toch had ik geen behoefte om mijn hele leven expat te zijn, en daarom besloot ik terug te gaan naar Nederland. Ondertussen had ik me echter zoveel in filosofie en politiek verdiept dat ik niet alleen bij de conservatieve Edmund Burke Stichting aanhaakte, maar ook aan een promotie in de rechtsfilosofie begon en me bij het CDA aansloot in Amsterdam. De christendemocratische politiek en filosofie bieden de meeste ruimte voor gezond verstand en morele waarden met een realistisch mensbeeld. En voor christelijke inspiratie zonder dat ze in religieuze politiek ontaarden. Geloof en politiek zijn echt andere domeinen.’
Waarin ligt het onderscheid tussen religieuze politiek die je afkeurt en de christelijke inspiratie van de christendemocratie?
‘De Engelse schrijver Chesterton zei: mensen die niet meer in God geloven, geloven niet niets, maar van alles. Diep in mensen schuilt een verlangen naar God, naar een verhouding tot het Absolute, die ook verweven is met onze verhouding tot de gemeenschap. Binnen het christendom worden die emoties, beelden en verlangens gevormd, of zeg, gekanaliseerd en gecorrigeerd door Christus. Het christendom schept daarbij juist een seculiere sfeer, een onderscheid tussen staat en kerk. “Geef de keizer wat des keizers is”, zei Jezus al. Bij postgelovigen zoeken de concepten van boete, zonde, zuiverheid, goed en kwaad, de visie op het einde van de tijd, enzovoort, eerder een politieke uitweg. In het geestelijke vacuüm waar we nu in beland zijn, kunnen oude, boze afgoden weer terugkeren: van ras, etniciteit, of neomarxistische koortsdromen. Als CDA’ers hebben wij minder de neiging om in vijandbeelden te denken dan bijvoorbeeld GroenLinks of de Partij voor de Dieren. Hier in Amsterdam worden multinationals, het bedrijfsleven, de beleggers, het grootkapitaal en zelfs autobezitters al snel als “de vijand” gezien. “Shell moet kapot”, zegt GroenLinks letterlijk. Wij christendemocraten hebben wel beginselen – mensen zijn geroepen om voor elkaar te zorgen – maar de christendemocratie is in wezen anti-ideologisch. Dat maakt het ook moeilijker uit te leggen. Liberalisme? Maximale vrijheid voor het individu. Socialisme? Gelijkheid door herverdeling. Fascisme? De grote leider heeft altijd gelijk. Communisme? Heilstaat door revolutie en klassenstrijd. De christendemocratie is niet zo eenvoudig samen te vatten. Wij hebben geen abstracte blauwdruk, maar meer oog voor concrete omstandigheden. Politiek is geen wiskunde. Nederland en Europa zijn geen neutrale stukjes vastgoed met een verzameling losse, met rechten schermende individuen, maar een historisch gegroeide cultuurgemeenschap. Dat is de basis voor onze politiek.’
Conservatisme wordt problematisch als het elk besef van het christelijk geloof loslaat
Conservatisme
Sluit een dergelijke benadering niet de ogen voor het kwaad dat ook historisch gegroeid kan zijn en bestreden moet worden? Hoe voorkom je vastgeroestheid?
‘Je hebt dit perspectief nodig om te weten of je überhaupt vastroest. Het stelt juist deze vraag: over welk kwaad hebben we het en hoe kunnen we dat het best bestrijden? De gangbare, progressieve opvatting is: de meeste mensen deugen van nature. Maar waar komt dan het kwaad vandaan? Dat moet dan wel schuilen in een vreemde, foute groep die toch blijkbaar níét deugt, en die je dus moet bestrijden. Dat leidt tot een manicheïstische politiek die het kwade in de ander projecteert. De christendemocratische visie daarentegen is dat het kwaad in ons allemaal huist, maar dat we, door opvoeding, vorming, discipline, onderwijs en godsdienstige inzichten als genade, toch in staat zijn om het goede te doen, hoewel we tegelijkertijd weten dat we het kwaad nooit helemaal zullen uitbannen. Dat sluit veel meer aan bij de realiteit dan de hoogverheven progressieve politiek. Het probleem van utopisten is dat ze zich zelden afvragen wat de neveneffecten zijn van hun projecten, en wat de prijs is als die mislukken.’
Jouw christendemocratische visie is conservatief ingekleurd. Hoe zie je de verhouding tussen conservatisme en christendemocratie?
‘Het lastige is dat er geen eenduidige definitie van conservatisme is. In Nederland heeft het al lange tijd een negatieve bijklank, in tegenstelling tot in bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Christendemocratie en conservatisme zijn mijns inziens aan elkaar schatplichtig. De ARP is mede geïnspireerd door Edmund Burke, en ook de antirevolutionair Groen van Prinsterer was conservatief. Tegelijk zie je dat ook het conservatisme gekaapt kan worden door demagogen, dat het zich kan verengen tot louter behoudzucht, of stolt tot een puur dogmatische verdediging van een kleine overheid. Zelf beschouw ik me echt als christendemocraat die door het conservatisme is beïnvloed maar ook veel waarde hecht aan begrippen als subsidiariteit en rentmeesterschap. Conservatisme wordt problematisch als het elk besef van het christelijk geloof loslaat. Dan kan de hoop uit het zicht verdwijnen, evenals het verlangen om het goede voor de ander te zoeken, en ligt rancune op de loer.’
Hoe verbind je dit hele verhaal met je functie van volksvertegenwoordiger in Amsterdam? Is het als christendemocraat en conservatief te midden van een progressief liberale cultuur vechten tegen de bierkaai, of word je juist met open armen ontvangen om het andere geluid?
‘Mensen zijn conservatief over de dingen waar ze veel van weten en waar ze van houden. Waar je van houdt, dat wil je namelijk in stand houden. Dat geldt ook voor Amsterdammers, zelfs als die zichzelf heel progressief vinden. De afgelopen vijf jaar heb ik me op diverse thema’s gestort die wat mij betreft aansluiten bij wat ik net verteld heb. Zo heb ik me beziggehouden met het beschermen van monumenten en cultureel erfgoed. Dat resoneert bij mensen met hart voor Amsterdam. Daarnaast heb ik me ingezet om het inefficiënte en onrechtvaardige systeem van de erfpacht aan te pakken. Dat is typisch een voorbeeld waarbij de overheid een top-down, ideologisch gedreven beleid voert dat in de praktijk rampzalig uitpakt. Mensen met een eigen huis zijn rijk is het idee, dus die kunnen we plukken. Maar we maken het zo ingewikkeld dat niemand het nog begrijpt. Het resultaat is een onmogelijk systeem dat de wooncrisis verergert en bol staat van willekeur. Mensen die een dag te laat inloggen op de gemeentelijke website om een hokje aan te vinken, zijn zo tachtigduizend euro extra kwijt. Op die manier mag een overheid niet met haar eigen burgers omgaan. Het is vergelijkbaar met wat we landelijk bij de toeslagenaffaire hebben gezien en wat desastreus is voor het vertrouwen in de politiek. Uiteindelijk heb ik ervoor kunnen zorgen dat zo’n vijftigduizend Amsterdamse huizenbezitters tot een paar ton konden besparen. Maar we zijn er nog lang niet.’
Politiek leiderschap gaat niet om vleien, maar om verheffen
Franse revolutie in volkstuinen
Je hebt je ook voor mensen met een volkstuin of een woonboot ingezet.
‘Ja, ook daar zie je hoe top-down technocratisch denken geen rekening houdt met historisch gegroeide gemeenschappen. Volkstuinen zijn er vaak voor mensen die geen eigen tuin hebben en over te weinig geld beschikken om ver op vakantie te gaan. Mensen hebben deze lapjes grond vaak jarenlang, en er is onderling veel goede zorg en omkijken naar elkaar. Het zijn bovendien oases van biodiversiteit. Maar opeens had de gemeente Amsterdam vanuit een soort abstracte norm bepaald dat de huur van de tuinen veel te laag was en gelijkgetrokken moest worden. Ook moesten de tuinen openbaar toegankelijk worden, met nieuwe fietspaden erdoorheen, en werden individuele tuinen herverdeeld. Daar heb ik me tegen verzet. Het hield totaal geen rekening met de concrete gevolgen voor de mensen daar. Het was alsof er opeens een soort Franse Revolutie op de volkstuinen werd losgelaten. Ietsvergelijkbaars was er rond woonboten gaande. Zonder ook maar enigszins rekening te houden met de mensen die daar al jaren woonden, waren die opeens maandelijks honderden euro’s extra kwijt.’
Christendemocratische politiek hoort dicht bij mensen te staan, wil je maar zeggen.
‘Ja, bij uitstek. En als mensen dat niet zo ervaren, doen we iets niet goed. Natuurlijk kun je niet alleen politiek bedrijven vanuit het idee “Kijk, wij zijn eigenlijk heel lief hoor”. Politiek leiderschap gaat niet om vleien, maar om verheffen. We mogen best morele idealen uitdragen – wat overigens wat anders is dan ze opleggen. Interessant genoeg zie je dat laatste juist in Amsterdam, vanuit nieuwe progressief-liberale taboes. Zo wilden de PvdD en GroenLinks een einde maken aan evenementen met dieren. Die moeten worden “ontmoedigd” en mogen geen subsidie krijgen. Toen ik vroeg of ze dan ook van het paard van Sinterklaas af wilden, hielden ze stug vol – al maakte burgemeester Halsema gelukkig snel duidelijk dat de goedheiligman gewoon zijn schimmel kan behouden. Het vreemde is dat progressief-links wel moraliseert over paardrijden, maar aan de andere kant ons verzet tegen harddrugs en prostitutie, ook moreel ingegeven, niet accepteert. Ik probeer al jaren die discussie te kantelen. Waarom zou je als stad moeten faciliteren dat Engelse hooligans naar het mooiste en oudste deel van het centrum komen om de lichamen te gebruiken van straatarme Oost-Europese vrouwen? Je hoeft geen christendemocraat te zijn om te snappen dat de gevolgen van prostitutie gruwelijk zijn, en dat dit voor een deel inherent is aan die praktijk. Dat je prostitutie misschien niet helemaal kunt uitbannen, maar ook niet moet willen normaliseren of vieren als een progressieve vrijheid. Ik had gedacht dat de opkomst van de MeToo-beweging mensen bewuster zou hebben gemaakt van het gevaar dat machtsverhoudingen worden misbruikt. Gelukkig heb ik er wel voor kunnen zorgen dat de gemeente geen reclame meer maakt voor het Amsterdamse red-light district. Langzaam lijkt de discussie toch wat te verschuiven.’
Een volksvertegenwoordiger hoeft qua opleiding, huidskleur of achtergrond niet per se te lijken op de mensen die hij vertegenwoordigt
Toch heeft het CDA dit jaar slechts met moeite zijn ene zetel in Amsterdam weten te behouden. Blijkbaar vertaalt deze politiek dicht bij de mensen zich niet in grote steun.
‘Nee, ik claim ook niet dat ik dé oplossing heb. Maar daar is nog veel over te zeggen. Allereerst zijn het taaie processen, en heeft het CDA electoraal gezien ook landelijk het tij niet mee. In 2014 zakten we terug van net twee zetels naar één zetel. In 2018 zijn we als enige grote stad weer dertig procent gegroeid. Nu hebben we weer iets minder stemmen, maar wel ruim onze zetel behouden, tegen de landelijke trend in. Amsterdam blijft een stad waar je als CDA’er de wind tegen hebt. Veel Amsterdammers verdiepen zich nauwelijks in lokale politiek en beschouwen het CDA als een religieuze plattelandspartij waarop ze nooit zullen stemmen. En de middenklasse vertrekt.’
Praktisch opgeleiden
Het CDA in Utrecht heeft het tegen de stroom in wel goed gedaan. Kan het ook zijn dat je verhaal te elitair en hoogverheven is, en dat het CDA in Amsterdam als een partij van hoogopgeleiden wordt gezien?
‘Dat weet ik niet. Wij proberen in ieder geval ook op te komen voor praktisch opgeleiden, die vanuit de Stopera nog weleens worden vergeten. Dat betekent wat mij betreft overigens niet dat de politici zelf praktisch opgeleid zouden moeten zijn. Veel van het politieke werk is nu eenmaal een theoretische bezigheid, die veel leeswerk vraagt. We hebben het openbare bestuur ook heel ingewikkeld gemaakt, helaas. Ook vind ik niet dat een volksvertegenwoordiger qua opleiding, huidskleur of achtergrond per se zou moeten lijken op de mensen die hij vertegenwoordigt. Naar dat soort identiteitspolitiek moeten we niet toe, omdat we als CDA juist voor het algemeen belang willen opkomen. Ik merk wel dat de weerzin tegen religie is toegenomen. “Rot op met je woestijnreligie”, krijg ik dan te horen, of mensen zeggen: “Ik vind je een topraadslid, maar ik ga niet naar een kerk en zal dus nooit op het CDA stemmen.” Tegelijk past bescheidenheid: we hebben maar één zetel, dus blijkbaar doe ik ook iets niet goed. En ik ben van plan om met het CDA in Utrecht te gaan praten over hoe zij het hebben gedaan.’
Vind je dat het CDA een debat moet aangaan over het loslaten van de C, om zo meer stemmen te kunnen trekken?
‘Nee. Dat is waar we vandaan komen. Bovendien helpt het niet om steeds een worsteling met je eigen identiteit te etaleren. Dat schrikt kiezers juist af. Sommige mensen hebben vooroordelen, maar als we inhoudelijk een goed verhaal hebben, hoeft de C ze niet te weerhouden. Die C wil ook niet zeggen dat christendemocratische politiek alleen door christenen gevoerd en gewaardeerd kan worden. We hebben in Amsterdam ook mensen met een moslim-, hindoe-, joodse, atheïstische of agnostische achtergrond op de lijst staan, en zelf ben ik katholiek. Het is juist van belang dat we ons met al onze verschillende achtergronden diep in de christendemocratische filosofie verdiepen en van daaruit politiek bedrijven. In Amsterdam hebben we deze politieke verdieping geprobeerd te bereiken vanuit de oproep van Pieter Omtzigt tot een nieuw sociaal contract. Helaas heeft hij de partij verlaten, wat ik echt heel jammer vind. Het heeft onze campagne, die juist bij zijn visie aansloot, geen goed gedaan. Andere partijen maakten er gretig gebruik van door ons dood te verklaren: “Waarom nog op het CDA stemmen als de man van het nieuwe sociale contract de partij verlaten heeft?” Maar ook op andere gebieden dan het sociaal contract vind ik dat we meer vanuit onze christendemocratische filosofie het debat moeten aangaan. Op het gebied van migratie bijvoorbeeld.’
Barmhartigheid claimen maar anderen de prijs laten betalen, is geen echte barmhartigheid
Barmhartige Samaritaan
Wat is vanuit de christendemocratie jouw visie op migratie?
‘Het huidige migratiesysteem faalt en schreeuwt om fundamentele herziening. Het stelsel stimuleert mensenhandel en verleidt mensen om een levensgevaarlijke reis te ondernemen waarbij velen verdrinken. We beloven veel, maar kunnen dat niet waarmaken. Massamigratie moet stoppen; we moeten nu pas op de plaats maken. Ik ben wel voor de opvang van echte vluchtelingen. Maar je hier vestigen is een gunst, en zou wat mij betreft geen recht moeten zijn. Pleiten voor open grenzen klinkt barmhartig, maar is dat volgens mij niet. Veel is ook politieke kitsch. Wat is kitsch? De definitie van Milan Kundera is: twee tranen. De eerste traan is: “Kijk wat lief: kinderen rennen in het gras!” De tweede traan zegt: “Kijk eens hoe mooi het is dat ik geraakt ben door kinderen die rennen in het gras!” De tweede traan is kitsch, een vorm van sentiment. Daarbij gaat het om je eigen goede emoties en intenties, niet om de praktische resultaten. De politieke kitsch met betrekking tot migratie is: “Kijk eens hoe zuiver en barmhartig ik ben!” Je legt de gevolgen daarvan echter op aan de samenleving als geheel. En die komen vaak vooral terecht aan de onderkant van de samenleving. Barmhartigheid claimen maar anderen de prijs laten betalen, is geen echte barmhartigheid. Het heeft soms meer weg van hoofdzonden als hoogmoed en gemakzucht. Dat vind ik geen goede christendemocratische politiek. En het is ook niet heel christelijk. Jezus prees de barmhartige Samaritaan niet omdat deze hele volksstammen Judea binnenloodste. Nee, hij prees de Samaritaan omdat deze met eigen middelen iemand te hulp schoot.’
Is migratie, ook van grotere groepen, niet iets van alle tijden? Is het niet kunstmatig om dat tegen te houden? De Vandalen kwamen destijds ook van elders het Romeinse Rijk binnen.
‘Ik vind het een vreemde redenering. Van alles zou maakbaar zijn, maar niet zoiets basaals als je eigen grenzen? Ik ben ook niet tegen migratie an sich en vind bijvoorbeeld dat we mensen uit Oekraïne nu ruimhartig moeten opvangen. Het gaat om de schaal, de culturele compatibiliteit, de ontvangst. En wat de Vandalen betreft: die wilden wel Romeins worden. Ik hecht trouwens sterk aan de theorie van de westerse beschaving van de Franse filosoof Rémi Brague, die Europa beschouwt als een excentrieke cultuur. Excentriek in die zin dat de bronnen van onze beschaving buiten onszelf liggen: in Athene en Jeruzalem. Die twee komen samen in Rome. Brague noemde dat “de Romeinse weg”. De Romeinen waren machtig, maar erkenden de enorme waarde van de Griekse filosofie, kunst en cultuur. Het christendom erkent dat het voortkomt uit de Joodse traditie. Die twee bronnen moeten zich ook tot elkaar verhouden. De erkenning dat de beschaving van buitenaf komt, gaf een unieke openheid en bescheidenheid. Die moeten we ook nu koesteren. De neomarxistische neiging om onze eigen geschiedenis af te schilderen als een grote nachtmerrie van uitbuiting en onderdrukking vind ik gevaarlijk. Die haat richting de eigen traditie getuigt paradoxaal genoeg juist van onbescheidenheid, omdat jij je zo hoogverheven voelt dat jij dit oordeel kunt vellen, in tegenstelling tot anderen. Die zelfgenoegzaamheid en onbescheidenheid worden ook benoemd door Ortega y Gasset in zijn boek De opstand van de massamens, dat ik vertaald heb.’
Rechtse rancune is een hysterische reactie op het moreel verheven afgeven op de eigen cultuur van progressief links
Hoe typeert hij die massamens?
‘Als iemand die tevreden is met zijn consumptieve bestaan als individu en daardoor niet wezenlijk in andere culturen is geïnteresseerd. Bovendien sluit hij zich af voor idealen en autoriteit. “Wie is de overheid dat ze mij mag belemmeren?” De massamens is daarmee bij uitstek onbescheiden en zelfgenoegzaam. Dat leidt tot een gesloten geest, het tegenovergestelde van de Romeinse weg. Die leidt juist tot ontvankelijkheid voor idealen, voor zelfverbetering, en zo ook tot openheid voor andere culturen. De beste buffers tegen ressentiment zijn dankbaarheid en bescheidenheid. Als die buffers wegvallen, krijgt het ruim baan. Dat kan leiden tot rancuneuze politiek. Rechtse rancune en reactionaire politiek die enkel het oude wil herstellen zijn levensgevaarlijk, maar vormen vaak ook weer een hysterische reactie op het moreel verheven afgeven op de eigen cultuur van progressief links.’
Dankbaarheid
Hoe belangrijk is het dat de christendemocratie daartussen of misschien wel daarbovenuit haar eigen geluid van een open houding naar zowel de eigen cultuur als die van anderen behoudt?
‘Dat is cruciaal. Het is niet zozeer “borstkloppende trots op onze cultuur”, maar we mogen wel dankbaar zijn. Onze cultuur zou in lijn met de Romeinse weg open moeten staan – “U komt zich hier vestigen: wees welkom!” – en dus inclusief zijn, maar tegelijk ook zelfvertrouwen uitstralen. We zijn erfgenamen van een schitterende en unieke beschavingstraditie, gevormd door christendom, de klassieke oudheid, maar ook humanisme en de verlichting. Die overboord gooien maakt de weg vrij voor allerlei ellende. In dat vacuüm ontstaat bijvoorbeeld de hysterie van een Forum voor Democratie. Ik zag tot mijn schrik in het blad dat vanuit die partij is gemaakt voor de jongeren, met welke denkers ze aan de haal gaan: essays over Nietzsche en de übermensch, de natuurlijke heerschappij van sterkeren over zwakkeren. Er was zelfs een verwijzing naar de Italiaanse filosoof Julius Evola uit de vorige eeuw, die het christendom als een semitisch bijgeloof typeerde en uitermate antisemitisch en antichristelijk was.’
Hoe belangrijk is het christendom voor onze beschaving?
‘Heel belangrijk, maar niet om uit te sluiten, maar om open te zijn en in te sluiten. Juist de weerzin tegen het christendom is gevaarlijk, omdat we dan een gedeelde cultuur missen, waarvoor aan beide kanten van het spectrum een identiteitspolitiek in de plaats komt die mensen op basis van uiterlijke kenmerken als ras of etniciteit beoordeelt. De uitgangspunten van het CDA zijn goed, en essentieel om de grote uitdagingen waar we voor staan in goede banen te leiden. Maar het is niet voldoende om als een mantra te blijven herhalen: “We hebben goud in handen.”’
Niemand gaat op je stemmen omdat je zegt dat je goud in handen hebt
Waarom niet?
‘Het gaat om de vertaalslag. Niemand gaat op je stemmen omdat je zegt dat je goud in handen hebt. We moeten het goud ook zelf weer gaan delven. Ik steun bijvoorbeeld de inzet van Pieter Heerma voor de coöperatieve samenleving. Maar ik vind ook dat het CDA meer fundamentele systeemkritiek kan uitdragen op de huidige progressiefliberale dominantie. Ik vond het ook jammer dat de partij meeging met een vrouwenquotum in het bedrijfsleven. Niet dat ik tegen meer vrouwen in de top ben, maar een top-down quotum druist direct in tegen de christendemocratische principes van subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring. Bovendien kan een quotum de suggestie wekken dat die vrouwen daar dan terechtkomen vanwege dat quotum. Maar ook op andere punten moeten we fundamentele kritiek durven uiten.’
Bestuurlijk-juridische fuik
Zoals?
‘De juridisering en technocratische depolitisering van veel zaken in de samenleving. Neem het stikstofbeleid, dat losgeslagen is van de werkelijkheid. We zijn in een bestuurlijkjuridische fuik gezwommen met modellen die niets meer met de werkelijkheid te maken hebben. Ik ben zelf ecoloog en ik begrijp er al niets meer van, maar zie wel dat deze modellenwerkelijkheid desastreus uitpakt voor boeren en de woningbouw. Iets vergelijkbaars is er gaande met de juridisering van de internationale politiek, die ons ervan weerhoudt om er een eigen, rationeel migratiebeleid op na te houden.’
Je kunt toch niet de juridische werkelijkheid aanpassen als die even niet meer uitkomt?
‘Ik vind het eerder gevaarlijk om de wet- en regelgeving niet aan te passen aan de veranderde situatie. Dat doe je op andere terreinen toch ook? Het vluchtelingenverdrag is kort na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen onder volstrekt andere omstandigheden, ook bijvoorbeeld voor wat betreft de mogelijkheden om te reizen. Intussen, zeventig jaar later, ziet de wereld er heel anders uit. Nogmaals: ik vind dat Forum voor Democratie van het padje af is en ik heb ook niks met hun klimaatpolitiek, alsof er in dat opzicht niets aan de hand zou zijn. Maar ten aanzien van het klimaat moeten we niet spreken over een nakende apocalyps, zoals door links in religieuze termen wordt gedaan. Het is een praktisch probleem dat wij met verstandige maatregelen kunnen en moeten oplossen. Daar hoort niet bij dat we in een drukbevolkte stad als Amsterdam zeventien windturbines neerzetten. Het is gerechtvaardigd dat mensen, bijvoorbeeld financieel, geholpen willen worden in de transitie. Achter veel populisme zit ook een oprecht en zuiver verlangen naar solidariteit, en dat mogen we niet uit het oog verliezen. Het CDA is een partij van waarden en principes, maar het is ook een volkspartij die de zorgen van burgers serieus moet nemen en daarvan werk moet maken. Dat is een andere politiek dan een die je alleen maar een goed gevoel geeft omdat je ogenschijnlijk zulke moreel goede uitspraken doet. Maar het is wel een politiek waar ik voor sta.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.