De coöperatie als hoeksteen van de samenleving
Samenvatting
Het initiatief van oud-staatssecretaris Mona Keijzer omtrent de maatschappelijke onderneming (BVm) is niet te rijmen met de warme woorden van het CDA over de waarde van coöperaties. Mede door onbekendheid met de coöperatieve rechtsvorm zullen gemeenten en financiers de schijnzekerheid zoeken in de BVm, terwijl de coöperatie beter voldoet aan de behoefte om krachten uit de samenleving te bundelen.
Coöpereren, samenwerken, verbinden, voor elkaar zorgen, solidariteit, maatschappelijke betrokkenheid, duurzaamheid: woorden en begrippen die al eeuwenlang verbonden zijn aan de coöperatieve rechtsvorm. Alleen ga je snel, samen kom je verder. Vanuit zijn christelijk-sociale filosofie zegt het CDA de coöperatie te omarmen, maar de partij blijft helaas achter in het voegen van de daad bij het woord, zoals door Wouter Beekers helder werd uiteengezet in zijn lezenswaardige artikel in de vorige CDV, over de coöperatieve samenleving.1 Maar het gaat nog verder dan dit: in 2020 heeft Mona Keijzer als CDA-staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een nieuwe rechtsvorm voor maatschappelijke ondernemingen uitgewerkt. Zij neemt hierbij de bv als basisrechtsvorm, waarbij men deze de kwalificatie BVm mag geven als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Een opmerkelijke en onbegrijpelijke keuze.
Doel van de wettelijke regeling
In maart 2021 is door Mona Keijzer de aanzet voor een dergelijke wettelijke regeling ter consultatie voorgelegd.2 Tot op heden is dit de status quo.
Met de introductie van de nieuwe kwalificatie zou het vooral voor zakelijke relaties meteen duidelijk moeten worden dat ze met een onderneming te maken hebben die maatschappelijke impact prioriteert boven het uitkeren van winst aan haar aandeelhouders. De ondernemers zouden tot nu toe een gebrek aan (h)erkenning ervaren om optimaal hun doelen te behalen. Keijzer: ‘De BVm zorgt voor een betere erkenning van, en daarmee waardering voor het maatschappelijk karakter van onze sociale ondernemers. Voor financiers, leveranciers en consumenten wordt het gemakkelijker om sociale ondernemingen te herkennen. En om vanuit deze gedeelde visie zaken te doen.’3
Kern voorstel voor een maatschappelijke onderneming
Hoewel er nog geen concrete wettekst ligt, benoemt het wetsvoorstel onderwerpen waar een BVm aan dient te voldoen. Maatschappelijke ondernemingen stellen niet het uitkeren van winst aan aandeelhouders voorop, maar het realiseren van positieve maatschappelijke impact. Bij winstbestemming (en andere uitkeringen) zal de verwezenlijking van het maatschappelijk doel moeten worden vooropgesteld; de meeste winst moet terugvloeien naar de onderneming ten behoeve van het maatschappelijke doel. Openbare verslaglegging in een maatschappelijk jaarverslag (of in het bestuursverslag) over onder meer behaalde maatschappelijke resultaten is verplicht. Het overschot bij ontbinding van de BVm moet worden bestemd voor een andere BVm of een andere rechtspersoon met een ideëel of sociaal doel.
De vraag die zich hier opwerpt is waarom als basis is gekozen voor de bv, en niet voor de coöperatie. Daarnaast rijst de vraag voor welke behoefte dit wetsvoorstel een oplossing meent te bieden.
Coöperatie versus bv
Uit recent uitgevoerd onderzoek blijkt dat de gemiddelde Nederlander positieve associaties heeft met de coöperatie.4 Kenmerken als ‘gericht op samenwerking’, ‘betrokken bij de samenleving’, ‘langetermijnoriëntatie’, ‘betrouwbaar’ en ‘duurzaam’ vindt men meer bij coöperaties passen dan bij niet-coöperaties.5
Volgens de International Cooperative Alliance (ICA) bestaan de basiswaarden van coöperaties uit zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, democratie, gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Een van de zeven door ICA geformuleerde principes luidt: ‘Coöperaties werken voor de duurzame ontwikkeling van hun gemeenschap via beleidsmaatregelen die goedgekeurd worden door de leden.’6
De Coöperatie Code 2019 bevat een aantal breedgedragen coöperatieve principes en gedragsregels.7 De Code is opgesteld door de Nationale Coöperatieve Raad en is bedoeld voor alle coöperaties, groot en klein, ongeacht de sector waarin men actief is. In de Coöperatie Code 2019 lezen we dat de coöperatie zich richt op langetermijn-waardecreatie (principe 3). Deze waardecreatie kan volgens de Coöperatie Code gericht zijn op de gemeenschappelijke behoeften van de leden om hun sociale en/of culturele en/of economische positie te versterken, maar kan ook zijn gericht op maatschappelijke waardecreatie. De coöperatie kent daarbij zelf geen winststreven, maar dient het belang van de leden.
Voor het sociaal ondernemen kennen we in Nederland al een rechtsvorm: de coöperatie
Voor het sociaal ondernemen kennen we in Nederland dus al een rechtsvorm, de coöperatie, met een duidelijke maatschappelijke connotatie. Behoefte aan het creëren van een extra rechtsvorm waarbij wordt gebruikgemaakt van de bv als kapitaalvennootschap is er niet, en maakt het ondernemingsrechtelijke landschap onnodig breed en diffuus.
Het is gissen naar de reden waarom toch wordt omgekeken naar de bv als basisrechtsvorm voor de sociaal-maatschappelijke onderneming. Uit onderzoek van de NCR en Motivaction – we verwezen er eerder al naar – is naar voren gekomen dat de gemiddelde Nederlander vrij bekend is met de rechtsvorm en aspecten van de coöperatie. Het begrip en de naam ‘coöperatie’ worden herkend, maar inhoudelijk is de kennis zeer beperkt.8 Bij aanbestedingen die gedaan moeten worden in het kader van de Wmo worden door bepaalde gemeenten nog steeds zorgcoöperaties geweigerd vanwege onbekendheid met de rechtsvorm. Dat is opmerkelijk, omdat veel andere gemeenten juist samenwerking van zelfstandige zorgprofessionals als voorwaarde stellen voor de gunning van een aanbesteding. Deze tegengestelde bewegingen lijken hun oorzaak te vinden in onbekendheid met de (kenmerken van de) coöperatie. Het gaat om een rechtsvorm waarbij de leden een gezamenlijke behoefte delen die door de coöperatie wordt gediend. Die behoefte kan bijvoorbeeld leiden tot een dorpscoöperatie waarin de inwoners hun krachten bundelen om zo de leefbaarheid lokaal te verbeteren; tot een energiecoöperatie omdat de leden er de voorkeur aan geven zelf hun energie op te wekken; of tot een deelautocoöperatie waarin buurtbewoners, uit milieuoverwegingen of anderszins, met elkaar een auto delen.
Nederland kent de laatste jaren een substantiële groei in coöperaties, al vallen de absolute aantallen in het niet in vergelijking met veel andere Europese landen. Zo telden we anno 2016 7.969 coöperaties, tegen ruim 9.304 in het eerste kwartaal van 2020.9 Deze groei hebben we voornamelijk te danken aan de sectoren energie, zorg en huisvesting (met toenames van respectievelijk 152, 36 en 28 procent). Het is voor onze toekomst van belang dat we deze groeibeweging waar mogelijk stimuleren, niet alleen in woorden, maar ook in daden. Waarbij het sociaal-maatschappelijke eenduidig bij de coöperatie blijft horen, en niet bij de bv.
Het risico van dit wetsvoorstel is erin gelegen dat de financieringsmogelijkheden voor de coöperatie zullen afnemen. De kans is reëel dat financiers, leveranciers en consumenten zullen hechten aan de (schijn)zekerheid die de kwalificatie BVm met zich draagt, en de coöperatie links zullen laten liggen – een situatie die zich momenteel nog moeilijk laat overzien, maar waar we met elkaar bij weg willen blijven. Gezien het voorgaande rijmen de woorden van het CDA, dat aangeeft voorstander te zijn van de coöperatie in onze samenleving, volstrekt niet met het (overbodige) initiatief van Mona Keijzer omtrent de BVm.
Wat dat betreft rest er voor de BVm slechts één route: exit.
Noten
- 1.Wouter Beekers, ‘Christelijk-sociale partijen praktiseren de coöperatieve samenleving niet’, Christen Democratische Verkenningen 41 (2021), nr. 4, pp. 106-111.
- 2.Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, ‘Besloten vennootschap met een maatschappelijk doel’, website Overheid.nl. Zie www.internetconsultatie.nl/bvm
- 3.Rijksoverheid, ‘Consultatie maatschappelijke BV (BVm) volgende stap in erkenning sociale ondernemers’ [nieuwsbericht], website Rijksoverheid, 5 maart 2021. Zie www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/03/05/consultatie-maatschappelijke-bv-bvm-volgende-stap-in-erkenning-sociale-ondernemers
- 4.Saskia Brouwer, ‘Een coöperatie; dat voelt goed!’, website Nationale Coöperatieve Raad (NCR), 19 maart 2021. Zie www.cooperatie.nl/artikelen/een-cooperatie-dat-voelt-goed
- 5.Rijksoverheid 2021.
- 6.Coopkracht, Coöperaties als hefboom naar een duurzame samenleving. De coöperatieve principes en het ICA-kompas. Berchem: Coopkracht, 2014, p. 22.
- 7.Nationale Coöperatieve Raad, ‘Coöperatie Code: Principes en voorschriften’, website NCR. Zie www.cooperatie.nl/informatie/principes-en-voorschriften
- 8.Brouwer 2021.
- 9.Steijn Luijendijk, ‘Het Nederlandse Coöperatieve Landschap – 2020’, website NCR, 11 december 2020. Zie www.cooperatie.nl/artikelen/het-nederlandse-cooperatieve-landschap-2020
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.