‘Zorg dragen voor elkaar is veel te ingewikkeld gemaakt’
Samenvatting
Voor Froukje de Jonge, wethouder sociaal domein in de gemeente Almere, is zorgen voor elkaar een kernthema voor het CDA. Sterker nog: het is het fundament voor de samenlevingsvisie van de partij. Het probleem is alleen: ‘Wij hebben dat zorg dragen voor elkaar wel erg ingewikkeld gemaakt.’
Volgens Froukje de Jonge is de samenlevingsvisie van het CDA coöperatief, dus op samenwerking ingesteld. Dat strekt veel verder dan alleen het instrument van de coöperatie, waarnaar in deze CDV veel aandacht uitgaat. ‘Het moet wat mij betreft echt gaan over de visie op de samenleving. De coöperatieve structuur is een middel om die visie gestalte te geven, maar zeker niet het enige.’
Waarom is dat bredere perspectief belangrijk?
‘Als je het thema breder maakt, zie je meer. Het is van belang dit bredere verhaal te blijven vertellen, omdat dat bij uitstek de kern van het CDA is: een mens leeft niet voor zichzelf. Deze basishouding heeft consequenties voor onze visie op de economie, de samenleving en de politiek. En natuurlijk hebben we het dan ook over het maatschappelijk middenveld, waar we als CDA veel minder aandacht aan besteden dan nodig. We dreigen het maatschappelijk middenveld wat kwijt te raken.’
Waar zit dat in?
‘Vanuit de gemeenten kunnen we goed zien hoe het maatschappelijk middenveld zich ontwikkelt. Er is zowel een vreemde afhankelijkheid van de staat ontstaan als ook een consumentistische houding van burgers, en die beide zaken dreigen het eigene van het maatschappelijk middenveld – mensen die zich voor elkaar willen inzetten – uit te hollen. Wat daarin bepaald niet meewerkt is het subsidie-instrument. Ik vind dat een zeer gemankeerd instrument met enorme nadelen. In het begin van mijn tijd als wethouder raakte ik er gewoon van in de war. Er kwamen tal van inwoners bij mij met schitterende plannen. Wat kent Almere toch betrokken, coöperatieve en inventieve inwoners, dacht ik. Helemaal waar natuurlijk, maar algauw kwam er een aap uit de mouw: al die mooie initiatieven van burgers kosten geld, en dat werd ik geacht te betalen. Van de weeromstuit gaat de gemeente dan uiteraard eisen stellen aan hoe een en ander wordt aangepakt. Maar is dat echt wat we willen?’

Froukje de Jonge
Interview in het kort:
- De samenlevingsvisie van het CDA is coöperatief; de coöperatie is maar een bepaalde en beperkte vorm om daaraan gestalte te geven
- Een mede door de overheid via subsidies gestimuleerde consumentische houding dreigt het maatschappelijk middenveld uit te hollen
- Wij besteden in Almere inmiddels één miljoen euro aan de financiering van voedselbanken
- Mensen moeten zich jarenlang door een bureaucratisch en financieel moeras heen vechten om woon-zorginitiatieven voor elkaar te krijgen
- Hoog tijd voor een brede verkenning van vernieuwende vormen van samenwerking
We moeten ervoor zorgen dat mensen zich minder als consument gaan opstellen
Kunt u een voorbeeld noemen van waar dat toe kan leiden?
‘Neem de voedselbanken, een mooi maatschappelijk initiatief dat ineens van de overheid werd. Wij besteden in Almere inmiddels 1 miljoen euro aan de financiering van voedselbanken. Ik vind dat raar, want dit is wat mij betreft geen overheidstaak. Dat geld zit nu vast bij een aantal voedselverstrekkers. Voor nieuwe toetreders is geen ruimte, of je moet besluiten om de helft van het armoedebudget aan voedselverstrekking uit te geven. Maar dat zou van de gekke zijn. De maatschappij is toe aan een ander middel dan het subsidie-instrument. Welk? Dat weet ik niet goed. We zouden er in ieder geval voor moeten zorgen dat mensen zich, mede gestimuleerd door de overheid, minder als consument gaan opstellen.’
‘Als wij christendemocraten van de coöperatieve wij-samenleving willen zijn, dan hebben we het bepaald niet makkelijk gemaakt voor de mensen om daar zelf handen en voeten aan te kunnen geven. Sterker nog: we hebben dat alleen maar moeilijker gemaakt.’
Het is enorm lastig om woon-zorginitiatieven van de grond te krijgen
Hoezo?
‘Neem het opzetten van verschillende woon-zorginitiatieven. Dat is enorm lastig om van de grond te krijgen. Ik heb op een rijtje gezet waarom dat ingewikkeld is. Al die knelpunten [zie kader] zijn onbedoelde effecten van beleid. In Almere kennen wij bijvoorbeeld AanMere, een project voor begeleid wonen met 45 volwassenen die een stoornis hebben in het autistisch spectrum en ieder in hun eigen studio wonen. Daarnaast is er behoefte aan gemeenschappelijke ruimtes en vormen van passende begeleiding. Het is een enorme klus om die gemeenschappelijke ruimtes gefinancierd te krijgen. In dit project is dat opgelost door deze ruimte overdag onder te verhuren aan een kok die kookt met mensen die een verstandelijke beperking hebben. Zij maken maaltijden die de mensen die er wonen kunnen bestellen. Het woon-zorginitiatief is heel gewild; er is inmiddels een wachtlijst van zeventig mensen. Maar de initiatiefnemers zijn er veertien jaar mee bezig geweest om dit voor elkaar te krijgen. Veertien jaar! Extra treurig is dat een van die kartrekkers na twaalf jaar is overleden, en zo niet meer heeft meegemaakt dat het gelukt is. En dat terwijl die mensen handen en voeten geven aan wat wij allemaal belangrijk vinden: zorg dragen voor elkaar.’
‘Een ander, vergelijkbaar voorbeeld. We deden mee aan Who Cares, een nationale prijsvraag onder auspiciën van Rijksbouwmeester Floris Alkemade. Hieruit volgden voor Almere twee prijswinnende initiatieven, waaronder een wooncoöperatie die gezonde en minder gezonde mensen zorg laat dragen voor elkaar. Maar ook deze initiatiefnemers lopen tegen een bak ellende aan. We hebben het ontzettend moeilijk gemaakt om dergelijke woon-zorginitiatieven van de grond te krijgen, terwijl die erg belangrijk zijn. Mensen moeten zich door een bureaucratisch en financieel moeras vechten om het een en ander voor elkaar te krijgen, zonder enige garantie op succes. Zo dreigt Who Cares uit te lopen op een anticlimax. Ook hier is de bottleneck vooral de financiële businesscase. Het is pas rond te krijgen als de gemeente een paar ton voor vierentwintig mensen gaat bijleggen.’
Verkenning van nieuwe vormen van betrokkenheid
Wat moet er gebeuren om hieruit te komen? Moet de lokale overheid meer betrokken raken of juist meer op afstand gaan staan?
‘Dat is dus een ingewikkelde vraag. Bezinning hierop is broodnodig; het antwoord is niet een-twee-drie te geven, en zeker niet in heel algemene termen. Mijn punt betreft vooral de ouderwetsheid van het instrumentarium. Samenwerking van inwoners kan nu via stichtingen, verenigingen of de toekenning van subsidies gefaciliteerd worden. Het is hoog tijd voor nieuwe vormen. Denk bijvoorbeeld aan het right to challenge, of aan het uitlenen van ambtelijke capaciteit in plaats van het verstrekken van een subsidie. Of aan vernieuwende vormen van publiek-privaat-particuliere samenwerking, zoals een regiobudget van de zorgverzekeraar met Wmogeld van gemeente en inwoners, die daarmee dan preventie en zorg voor elkaar kunnen financieren, zodat problemen zoals eerder geschetst worden voorkomen. Het is daarom cruciaal dat er een brede verkenning met deskundigen komt om te onderzoeken hoe mensen al samenwerkend kunnen bijdragen aan de maatschappij en hoe dat versterkt kan worden. Welke verschillende vormen zijn er? Een van de mogelijke manieren van die samenwerking is de coöperatie, maar ook aan dat instrument zitten allerlei haken en ogen.’
Knelpunten die Froukje de Jonge constateert bij de ontwikkeling van initiatieven op het snijvlak van wonen en zorg
1. Het vinden van een geschikte locatie.
Zorgpartijen, woningbouwcorporaties en (burger-)initiatiefnemers geven aan in Almere moeite te hebben om een (betaalbare) locatie te vinden om wonen met zorg te realiseren. In bestaande bestemmingsplannen zijn geen specifieke kavels aangewezen voor wonen met zorg. Daarnaast is het proces van afstemming van vraag en aanbod onvoldoende transparant. Zorgaanbieders en (burger-)initiatiefnemers zijn geen projectontwikkelaars. In de bestaande procedures waarin grond wordt uitgegeven leggen zij het af tegen professionelere bouwpartijen.
2. Onduidelijkheid over besluitvorming.
In de stedelijke programmering is wonen en zorg (nog niet) geprogrammeerd. De afgelopen jaren was er ook onvoldoende informatie om de juiste afwegingen te maken over welke initiatieven meer/ minder gewenst zijn om te realiseren in de stad. Ook was lange tijd niet inzichtelijk hoeveel woningen er voor welke doelgroep nodig zijn in de stad. Inmiddels zijn deze inzichten er wel, maar blijft het onduidelijk wie er besluiten kan nemen over de realisatie van initiatieven in het hier en nu.
3. Waar en bij wie moet je zijn?
Er zijn onduidelijkheden bij partijen over wat de routes zijn in het stadhuis om een plan van de grond te krijgen. Zij weten vaak niet waar ze terechtkunnen. Het komt voor dat plannen vertraging oplopen door wisseling van personeel. Er is geen duidelijk proces ingericht binnen de gemeente Almere om woon-zorginitiatieven te faciliteren bij daadwerkelijke realisatie.
4. Het rondkrijgen van de financiering.
Het is lastig voor zorgaanbieders, woningcorporaties en (burger) initiatieven om de financiële businesscase van wonen met zorg rond te krijgen. Kwetsbare doelgroepen hebben vaak behoefte aan gemeenschappelijke ruimtes voor de benodigde ondersteuning, ontmoeting en contact. Ook ligt de inkomensgrens voor de meeste doelgroepen onder de sociale aftoppingsgrens of kwaliteitskortingsgrens. De verwachte kosten van het pand zijn vaak hoger dan de verwachte huurinkomsten.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.