De coöperatieve samenleving
Samenvatting
Coöperatieve krachten hebben al sinds de middeleeuwen economieën en maatschappijen in Europa gevormd. De recente opkomst van burgerinitiatieven en coöperaties zijn bevestigingen hiervan. Ze laten de veerkrachtigheid van de civil society en van een op samenwerking gerichte economie zien. Nu komt het erop aan dat politici en bestuurders het belang van de coöperatieve werkwijze onderkennen.
Voor christendemocraten is de coöperatieve samenleving een pleonasme. De samenleving is coöperatief. De reden is eenvoudig. Om het met een aloude verkiezingsleus van het CDA te zeggen: ‘Samenleven doe je niet alleen.’1 Dit betekent dat de samenleving ten principale geen vechtkooi is, geen ruimte van verdeel-enheerspolitiek. Het mag niet zo zijn dat alleen de bazen het voor het zeggen hebben, terwijl burgers in het beste geval ‘onderdanen’ zijn en in het slechtste geval niets meer dan ‘slachtoffers van het systeem’. De burger verwordt tot een machteloos individu zonder gezicht, overgeleverd aan een groter geheel van machten en krachten die hij toch niet beheersen kan. De kernidee is dat er meer mogelijk is dan dat; de mens is te vindingrijk en te creatief om dat potentieel onbenut te laten.
In recente rapporten als Zij aan zij en het verslag-Van Zwol over de herkenbaarheid en het profiel van het CDA wordt uitvoerig uit de doeken gedaan welke wendingen nodig zijn om coöperatieve kracht meer ruimte te geven.2 Van Zwol noemt drie majeure wendingen om los te komen uit de praktijk van het problematiseren en uitvergroten van polarisatieverschillen, namelijk die in de richting van recht doen, gezond leven en verschil verbinden.
De vraag is of van die wendingen al iets te zien is. Je zou kunnen zeggen dat de huidige situatie niet al te rooskleurig is en op zijn minst nederig stemt, met zoveel CDA-bewindslieden aan het roer. We zien ons geconfronteerd met een Belastingdienst die mensen verpulverd heeft, met een levensstijl die nog allesbehalve duurzaam is, en met een bestuursstijl die nog te veel op controle vanuit Den Haag gericht is en niet meer van nature midden in de samenleving staat.
Om de veranderkracht van onderlinge samenwerking te kunnen beoordelen, moeten we misschien klein beginnen en inzoomen op een aantal coöperatieve praktijken die gaande zijn. Het grotere verhaal van de coöperatieve samenleving komt immers ook naar voren in de kleinere verhalen over coöperatie als organisatievorm, in de talloze nieuwe burgerinitiatieven die er zijn, en in de vele stichtingen en verenigingen die ons land rijk is. Misschien is de huidige crisis ook een kans om te laten zien hoe het anders kan.
Burgercollectieven
Allereerst de opkomende nieuwe coöperaties in de vorm van nieuwe burgercollectieven. Volgens Ton Duffhues, Tine De Moor en Eva Vriens staan burgercollectieven klaar om de postcoronasamenleving vorm te geven.3 Dat doen die collectieven op basis van de drie centrale principes solidariteit, wederkerigheid en sufficiëntie (genoeg is beter). Zo laat Herenboeren zien hoe we anders en gezonder kunnen eten, geworteld in lokale gemeenschappen, dus met kortere ketens. Evenzo maken wooncoöperaties zichtbaar hoe je duurzamer kunt wonen,4 en in het werk van energiecoöperaties komt aan het licht hoe een duurzamere wereld nu al dichtbij is. Uit een recente inventarisatie blijkt dat al zo’n vijftienhonderd zorgzame gemeenschappen in Nederland laten zien hoe je goed zorg kunt dragen voor elkaar.5 Volgens Tine De Moor bevestigen de nieuwe burgerinitiatieven een heropleving van de civil society, maar zij constateert dat dit eigenlijk niet op het netvlies van politici staat.6 Het is letterlijk ongekend, en onbekend maakt onbemind. Een vergelijkbaar punt maakte Herman Wijffels in de CDV-winteruitgave van 2019.7
Civiele deugden zijn ook voor de economie onontbeerlijk
Coöperatieve krachten in economie en samenleving
Volgens De Moor hebben coöperatieve krachten minstens al sinds de middeleeuwen economieën en maatschappij in Europa gevormd. Zij ziet in de burgercollectieven belangrijke parallellen en verschillen met eerdere coöperatieve bewegingen in de geschiedenis. De eerste coöperatieve golf deed zich voor in de middeleeuwen, met de vorming van de gilden en meenten. De tweede coöperatieve golf kwam op tijdens de industriële revolutie. Uit de kleine coöperaties die in deze tijd ontstonden, kwamen uiteindelijk grote coöperatieve reuzen voort, zoals de Rabobank en de huidige agrarische coöperaties.
Momenteel speelt de derde golf, als reactie op een ineffectieve overheid en doorgeslagen Angelsaksisch marktdenken. Coöperaties vullen de leemte wanneer de overheid afwezig of te anoniem en bureaucratisch is, en ook wanneer de markt te kil en uitsluitend is. Daarnaast wordt zichtbaar dat ook de economische sfeer in essentie op samenwerking blijft aangewezen. Dit betekent dat civiele deugden ook voor de economie onontbeerlijk zijn.
Hiermee worden de grenzen tussen maatschappelijk middenveld, staat en markt wat diffuus en poreus. Misschien is er zelfs sprake van wat Paul Dekker in dubbele zin ‘de oplossing van de civil society’ noemt.8 Hij pleit er nadrukkelijk voor om de civil society, waar de vrijwillige associatie dominant is – in tegenstelling tot de drive om via concurrentie geld te verdienen of om de maatschappij via hiërarchische regelgeving te ordenen –, als apart onderzoeksgebied serieus te nemen. Deze aanbeveling horen we in deze CDV ook van wethouder van Almere Froukje de Jonge: ‘We dreigen het maatschappelijk middenveld wat kwijt te raken. Terwijl wij er als gemeente best goed zicht op hebben. We besteden er als CDA veel minder aandacht aan dan nodig.’
Het gebrek aan aandacht voor de civil society is inderdaad te betreuren. De breedte van het maatschappelijk middenveld is nog steeds enorm, zo blijkt uit de vitaliteit en de diversiteit van de stichtingen, verenigingen en fondsen in Nederland. De ruim 300.000 verenigingen en stichtingen waarvan waarschijnlijk sprake is, en waarvan er recentelijk zo’n 50.000 zijn bevraagd in het kader van het Nationaal Verenigings Onderzoek, houden zich over het algemeen goed staande, en laten zien dat ze de ‘hefboom van verandering’ zijn richting een duurzamere, gezondere en veiligere leefomgeving.9
Bevindingen uit deze CDV
Wat zijn enkele bevindingen rond de coöperatieve samenleving die in de navolgende artikelen naar voren komen? We noemen er vier.
- De letterlijk ongekende kracht van coöperatie als het fundament van de samenlevingsopbouw springt als eerste in het oog. Schenk daar meer aandacht aan, en maak het bekend. Dan gaat het over burgerinitiatieven, over het maatschappelijk middenveld in brede zin, en over de geringe aandacht voor de coöperatie als maatschappelijke en economische organisatievorm. Daarom is er in deze CDV aandacht voor de kansen en bedreigingen van deze organisatievorm, maar ook voor de maatschappelijke en zakelijke en economische kracht ervan, passend bij het Rijnlands denken, en voor de opkomst van coöperaties in het landelijk gebied.10 Hoe komt het dat er zo weinig aandacht is voor de civiele kracht ervan? Misschien is hier een uitspraak van Theo Schuyt van toepassing. Het komt volgens hem ‘doordat overheden in het algemeen vooral geïnteresseerd zijn in sociale problemen’. Er is vooral aandacht voor wat er misgaat en voor de polariserende krachten, en niet voor wat goed gaat en voor de constructieve krachten, en dat is ernstig.11
- Het is onvoldoende dat een bestuurlijke elite het belang van een coöperatieve werkwijze onderkent; vanwege de kwetsbaarheid van de coöperatieve werkwijze is er een overheid nodig die veel verder gaat, een overheid die coöperatief handelen ondersteunt, beschermt en bestendigt. Voorstellen daartoe variëren van het erkennen van de coöperatie als maatschappelijke onderneming, ‘een positieve premie zetten op vormen van vrijwillig samenwerken’ en ‘meer ruimte geven aan burgerparticipatie’ tot aan het ‘kantelen van de informatievoorziening van de overheid’ (zie ook onder 4).
- Coöperatief denken past bij de Nederlandse coöperatieve traditie van bijna duizend jaar, en vormt de kern van het christendemocratische gedachtegoed, zo betogen veel auteurs.12 ‘Het CDA kan het coöperatief denken terugbrengen in bijna ieder politiek debat’, stelt Frank van den Heuvel. Toch wordt er nog te weinig werk van gemaakt. Soms komt dat ook door een overmaat aan regels. ‘We hebben zorg dragen voor elkaar te ingewikkeld gemaakt’, stelt Froukje de Jonge. De omarming van de coöperatieve samenleving is tot nu toe halfslachtig te noemen. Wouter Beekers toont in zijn bijdrage met voorbeelden aan dat het tot nog toe bij een papieren lofzang is gebleven. Zijn harde conclusie is: ‘Christelijk-sociale partijen belijden de coöperatieve samenleving, maar praktiseren haar niet.’ Daarvoor zitten geloof in de maakbaarheid van de samenleving en de bijpassende bestuurlijk-politieke controledrift te veel in de weg.
- Binnen een coöperatieve samenleving moet er ruimte zijn voor burgerinitiatief en burgerparticipatie. ‘Een overheid is dienend aan de samenleving en moet daar haar structuren op aanpassen, in plaats van andersom’, zo haalt Mathilde van de Ven in haar CDV-bijdrage instemmend Wim van de Donk aan.13 Maar dat is lastig; het vergt een omslag in denken en doen. Alles moet minder hiërarchisch en regelgericht worden georganiseerd. Volgens Peter Cuyvers moet daartoe ook de organisatiestructuur van de overheid kantelen, zodat burgers digitaal alle informatie kunnen inzien en beheren die de overheid over hen heeft. Dat zal de ongelijke machtspositie tussen overheid en burger drastisch verminderen en werkelijke invloed van onderop mogelijk maken.
Practice what you preach
Al met al laat deze CDV een partieel en wisselend beeld zien. De coöperatieve samenleving moet nog verder doordacht worden, ook wat betreft de tekortkomingen en openstaande vragen. Hoe ver reikt bijvoorbeeld de rol van de overheid bij het faciliteren van de coöperatieve samenleving, en hoe is te voorkomen dat bepaalde groepen burgers alsnog buiten de coöperatieve boot vallen? Toch maken coöperatieve praktijken in het klein al iets zichtbaar van de beoogde wendingen zoals die in het rapport-Van Zwol beschreven staan. Het is essentieel om dat goede nieuws meer en ruimhartiger een podium te geven dan tot nog toe gebruikelijk is. De genoemde praktijken belichamen solidariteit die verschillen tussen mensen overbrugt, en wijzen hoopvol vooruit naar een duurzamere levensstijl. Ze laten daadwerkelijk zien dat het anders en beter kan. Maar voor een werkelijk coöperatieve samenleving is nog meer nodig: niet alleen een papieren omarming daarvan door politici en bestuurders, maar ook en vooral een daadwerkelijke verandering van het eigen bestuurlijk en politiek handelen. Alleen dan krijgt de coöperatieve samenleving werkelijk de ruimte die zij verdient.
Noten
- 1.CDA, Samenleven doe je niet alleen. CDA verkiezingsprogramma 1998-2002. Breda: CDA, 7 februari 1998.
- 2.Zie: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, juli 2020; en Richard van Zwol, Recht doen, gezond leven, verschil verbinden. Samen verantwoordelijk zijn voor Nederland. Verslag ‘Naar een herkenbaar CDA’. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 6 september 2021.
- 3.Ton Duffhues, Tine De Moor en Eva Vriens, ‘Burgercollectieven staan klaar om de postcoronasamenleving vorm te geven’, De Groene Amsterdammer, 4 mei 2020. Zie ook: Tine De Moor en Ton Duffhues, ‘Burgercollectieven als go-between tussen burger en overheid in en na crisistijden’, Coronapapers.nl, 4 februari 2021.
- 4.Een bekend voorbeeld is Ecodorp Boekel (www.ecodorpboekel.nl).
- 5.Zie de Monitor Zorgzame Gemeenschappen van Nederland Zorgt Voor Elkaar: www.nlzorgtvoorelkaar. nl/monitor+zorgzame+gemeenschappen+def/default. aspx. In deze CDV noemt Mathilde van de Ven de coöperatie Austerlitz Zorgt als voorbeeld van een geslaagd woon-zorginitiatief.
- 6.Zie het uitgebreide interview met Tine De Moor in deze CDV.
- 7.Marc Janssens, ‘Herman Wijffels: “Nú is het CDA aan zet”’, Christen Democratische Verkenningen 39 (2019), nr. 4, pp. 16-23.
- 8.Paul Dekker, De oplossing van de civil society. Over vrijwillige associaties in tijden van vervagende grenzen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2002.
- 9.Zie Panteia, Nationaal Verenigings Onderzoek 2021. Zoetermeer: Panteia, 18 november 2021. In dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van De Nederlandse Associatie en IVBB, zijn 55.000 verenigingen aangeschreven, waarvan ruim negen procent heeft gereageerd. Zie ook: www.nationaalverenigingsonderzoek.nl.
- 10.Zie bijvoorbeeld de bijdragen van Lydia Sterrenberg en Mirjam Fokkema en van Jos Bijman in deze CDV.
- 11.Zie in deze CDV de bespreking van het boek Filantropie van Theo Schuyt. Schuyt benoemt dit in het kader van een onderzoek naar filantropie, maar Peter Cuyvers constateert in zijn CDV-bijdrage in algemene zin iets soortgelijks.
- 12.Zie bijvoorbeeld de bijdragen van Onno van Bekkum en Pieter Heerma in deze CDV.
- 13.Wim van de Donk e.a., Op weg naar meervoudige democratie. Oproep van de Commissie Toekomstgericht lokaal bestuur. Den Haag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten, juni 2016.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.