De leefomgeving delen we met elkaar
Samenvatting
De druk op de beperkte ruimte vanuit wonen, werken, vervoeren, recreëren, boeren en energie opwekken is groot, maar mag niet leiden tot een ‘slag om de ruimte’. Beter is het om vanuit een heldere visie en principes met elkaar het gesprek aan te gaan, zodat we een leefomgeving creëren waarin het voor iedereen goed toeven is en de natuur tot haar recht komt. Want hoe we het ook wenden of keren: de ruimte is niet van één deelgroep. We zullen deze samen moeten delen.
Nederland staat de komende decennia voor een stevige opgave. Onze delta, waar de Europese rivieren Maas en Rijn zich via rivieren en stroompjes vertakken en uiteindelijk in zee uitmonden, ziet zich geconfronteerd met druk van allerlei kanten. Wonen, werken, hernieuwbare energie, (circulaire) landbouw, natuur, recreatie en verkeer doen allemaal een beroep op de beschikbare ruimte, die met de geringe omvang van Nederland beperkt is. Wie van boven het Nederlandse landschap overziet, kan nog denken dat er veel groen en water is: natuur en recreatie komen dus wel aan hun trekken, waarmee er voldoende ruimte zou zijn om windmolens, woonwijken, datacenters, zonnepanelen en wegen aan te leggen. Maar wie in onze delta woont, werkt en het nieuws volgt, weet wel beter: betaalbare woningen zijn schaars, langs snelwegen verrijst de ene na de andere blokkendoos, en het steeds eentonigere landschap heeft te maken met mestoverschot, uitstoot van stikstof en boerenbedrijven die geen kant op kunnen.
In dit themanummer van CDV verkennen we hoe we het best met deze complexe problematiek kunnen omgaan. Dat doen we op een manier die weg wil blijven van een zogeheten technocratische benadering: alsof we een grote taart moeten aansnijden en de stukken te verdelen hebben. Dát gebied naar landbouw, dáár hernieuwbare energie, op díé plek een nieuwe stad, en híér is dan nog ruimte om van de natuur te genieten. Er zijn al veel rapporten verschenen die meer op deze manier te werk gaan en kijken naar wat technisch mogelijk is. Dit is op zich niet verkeerd, maar het kent ook zijn eenzijdigheden en zelfs gevaren. Voor we het weten bouwen we grote stukken groen vol met woonwijken, windmolens, zonnepanelen of bedrijventerreinen, omdat we die nu eenmaal nodig denken te hebben. De vraag waarom en vanuit welke waarden en principes we dit doen, slaan we dan gemakshalve over, om er later achter te komen dat we het Nederlandse landschap onherstelbare schade hebben toegebracht. Iedereen heeft dan zijn stukje van de taart gekregen, maar onze leefomgeving is verknald.
In deze CDV komen daarom allerlei waarden en uitgangspunten voor de ruimtelijke ordening aan bod, die passen bij een christendemocratische politiek. In dit redactioneel kunnen we ze niet allemaal noemen, maar een aantal pikken we eruit, ook omdat ze vaak door meerdere schrijvers of geïnterviewden zijn genoemd.
Benader het vraagstuk niet vanuit de economie en het beheersingsdenken
Dit uitgangspunt ligt de christendemocratie ogenschijnlijk goed, want zij heeft het begrip ‘rentmeesterschap’, waar diverse auteurs op wijzen, hoog in het vaandel. Toch is dit te makkelijk, betoogt theoloog Trees van Montfoort. Een rentmeester is zowel in de Bijbel als in het spraakgebruik een economische functie. Ook ziet de term de mens te veel als beheerder van de aarde, die hem iets moet opleveren. De mens is volgens Van Montfoort echter medeschepsel van planten, bomen en dieren, wat tot een veel minder beheersende houding leidt. Ook dijkgraaf Hein Pieper benadrukt dit aspect. Zijns inziens denkt de Omgevingswet, die bij het complexe vraagstuk van de beperkte ruimte de komende jaren de route moet wijzen, eveneens te veel vanuit economische opgaven. De recente overstromingen hebben laten zien dat deze economische en maakbare benaderingen hebben afgedaan. Bij de ruimtelijke inrichting van Nederland kunnen we eenvoudigweg niet alles bereiken wat we willen; we zullen ons leven aan de nieuwe omstandigheden moeten aanpassen. Concreet voorbeeld: leg in overstromingsgebieden geen kostbaar parket meer op de begane grond, en plaats er geen lage elektrische aansluitingen. Kenmerkend voor de huidige economische benadering is dat grond niet meer als ‘habitat’ of ‘leefomgeving’ maar als ‘koopwaar’ wordt gezien, schetst ook hoogleraar en adviseur Joks Janssen.
Iedereen heeft dan zijn stukje van de taart gekregen, maar onze leefomgeving is verknald
Integreer lange- en kortetermijndenken, maar ook diverse disciplines
Hoe makkelijk is het om honderdduizenden woningen te bouwen in weilanden die als bouwgrond ook nog eens meer geld opleveren? Of een aantal luxe woningen in een mooi natuurgebied? Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving Jannemarie de Jonge benadrukt dat we niets moeten doen wat onomkeerbaar is. Als voorbeeld noemt ze de aanleg van 180 hectare aan zonnepanelen op landbouwgrond in de Noordoostpolder. Om ervoor te zorgen dat de grond niet blijvend wordt beschadigd, zijn de panelen nu zo ver uit elkaar geplaatst dat er voldoende licht en water doorkomt. We moeten nu handelen, maar dat zó flexibel doen dat de ruimte later weer voor andere functies gebruikt kan worden. Eenzelfde geïntegreerd denken dient er te komen tussen de verschillende disciplines, die tot aan ministeries en universiteiten zijn verkokerd. We kunnen nu wel eenzijdig focussen op vermindering van de stikstofuitstoot, maar wat heeft dit voor gevolgen voor de biodiversiteit en de aanpassing aan de klimaatverandering? Disciplines, zowel bij de overheid als in de wetenschap, moeten de urgente problemen in hun samenhang bezien.
Buig monofunctioneel ruimtegebruik om naar multifunctioneel ruimtegebruik
De Vinex-wijken, die eind vorige eeuw uit de grond werden gestampt, zijn er het beste voorbeeld van: grote delen van Nederland die maar één functie dienen: wonen. Dat moeten we achter ons laten, zo betogen Kamerlid Jaco Geurts, wethouder Jan-Willem van den Beukel en Jannemarie de Jonge. Volgens Van den Beukel past de functiescheiding van de vorige eeuw niet bij de christendemocratie: mensen zijn sociaal georiënteerd; ze floreren niet bij een ruimtelijk efficiëntiedenken, maar in een leefomgeving waar werk, sporten en natuur verweven zijn. Bovendien maakt natuurexclusieve landbouw mens en dier kwetsbaar voor ziektes. Deze functiemenging vraagt wellicht nieuwe regelgeving, aldus Geurts, maar ook een principiële benadering, benadrukt De Jonge. Zij noemt sociale rechtvaardigheid, ecologische duurzaamheid en economische doelmatigheid als criteria voor de nieuw in te richten ruimte. Dit betekent bijvoorbeeld een kritische houding naar het bouwen van dure woningen in afgelegen landschap, iets wat slechts voor rijken is weggelegd en door de ligging niet als economisch doelmatig of ecologisch duurzaam geldt.
Strijd niet tegen de natuur, maar volg en leer van haar
Nederland staat bekend om zijn strijd tegen het water en een landbouw die over de hele wereld exporteert. Dit heeft ons veel gebracht, maar inmiddels is een kritische houding gewenst. Oud-minister Cees Veerman, nauw betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe CDA-visie op landbouw, laat zien dat de intensieve landbouw inmiddels niet alleen de boer en zijn omgeving dwarszit, maar ook de natuur. ‘We zullen toe moeten naar een landbouw die de bodem niet uitput, maar volgt wat de bodem te bieden heeft.’ Sjaak van der Tak, voorman van LTO Nederland, omarmt de nieuwe landbouwvisie van het CDA en pleit voor meer duurzame Nederlandse producten in de schappen van de winkel. En De Jonge schetst hoe de mens van de natuur leert bij zandsuppletie en noemt het voorbeeld van boerderijen die in overstroomgebieden op terpen worden gebouwd. Multifunctioneel ruimtegebruik, zoals natuurinclusief boeren, bouwen en wonen, volgt de natuur, zonder technologische innovatie overboord te gooien.
Stad en platteland, regio en Randstad staan samen voor de nieuwe (op)gave
Regio en Randstad moeten meer in balans komen, stelt de Doetinchemse wethouder Ingrid Lambregts: ‘Er zijn genoeg buitenstedelijke gebieden en dorpen die een deel van de woningopgave op zich willen nemen en daar voordeel bij hebben.’ Om die reden pleit zij voor een goede treinverbinding met de Achterhoek, zoals het CDA volgens Geurts ook voorstander van de Lelylijn naar het noorden is. Stad en platteland staan niet tegenover elkaar. Tegelijk is het niet zo dat er een gelijkschakeling moet komen, alsof de stad nu vol is en het platteland leeg, benadrukt De Jonge. Ze wijst erop dat in de stad kantoor- en winkelpanden maar ook veel wegen slechts een deel van de dag worden benut en dat dan ook nog eens monofunctioneel, terwijl het groene landschap heel de dag een veelheid aan functies vervult.
Neem duurzaamheid en culturele identiteit als uitgangspunt
Zowel ecologische duurzaamheid als culturele identiteit moet een uitgangspunt zijn bij de ruimtelijke ordening. Dat betekent niet alleen aansluiten bij het vele water in Nederland. Ook mogen er geen zonnepanelen in kwetsbare Natura 2000-gebieden komen, betoogt oud-gedeputeerde Bart Krol, en dient er een nationale regie te komen op blokkendozen als distributiecentra en datacenters, aldus Geurts. Van den Beukel bepleit in dit verband dat het renoveren van oude woningen boven het bouwen van nieuwe gaat. ‘De groenste woning is immers een bestaande woning.’ Ook wil hij dat de groene, open ruimte tussen dorpen en steden behouden blijft om de eigenheid van gemeenten te bewaren, en pleit hij voor de bouw van zogeheten tuindorpen, die in Limburg tot vitale gemeenschappen hebben geleid.
Meer centrale regie?
Opvallend is dat al deze principes in elkaars verlengde liggen en een geïntegreerde benadering van het vraagstuk benadrukken. Geen doe-maar-raakbeleid dat in de praktijk eenzijdig economisch bepaald wordt, maar een weloverwogen beleid dat met allerlei aspecten rekening houdt. De vraag is natuurlijk wel wie hierbij het voortouw moet nemen. Maxime Verhagen, oud-CDA-leider en voorzitter van Bouwend Nederland, bepleit dat de nationale overheid de regie neemt, waarbij lagere overheden meer met de uitvoering belast worden. Ook anderen zien dat de decentralisering op het gebied van de ruimtelijke ordening niet heeft geholpen, mede omdat deze gepaard ging met een neoliberale benadering van privatisering en deregulering. Door het ontbreken van een regisseur is er de afgelopen jaren sprake van ‘hagelslagplanologie’, stelt Krol vast. Door de inrichting van Nederland aan de markt of de samenleving over te laten, wordt het land niet vanuit ‘het meest doordachte plan’ ingericht.
‘We hebben de ruimtelijke ordening te lang laten verslonzen’,
Van alle kanten klinkt dan ook de roep om de terugkeer van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, al dan niet aangevuld met Milieu, Stikstof of Infrastructuur. ‘We hebben de ruimtelijke ordening te lang laten verslonzen’, zegt oudstaatssecretaris Pieter van Geel. ‘Ordenen werd bijna een taboe.’ Toch is een centralere rol van de landelijke overheid ook geen panacee, betogen de gedeputeerden Eddy van Hijum en Erik Ronnes. Want ondanks de decentralisatie zijn juist de regio’s er de laatste jaren bekaaid afgekomen. Het rijk heeft in hun ogen laten zien dat het niet kan loslaten, en de regio’s krijgen te weinig geld om hun taken uit te voeren. Zij bepleiten dan ook een regionale gebiedsaanpak die juist van onderop wordt vormgegeven.
Nu hoeft het een het ander niet uit te sluiten, zoals Geurts en Lambregts in hun gesprek aangeven: er zal een landelijke regie moeten komen op basis van regionale en lokale input, om zo de urgente maatschappelijke opgaven waarvoor Nederland zich geplaatst ziet aan te gaan. Daartoe is een permanente dialoog nodig, waarin ook internationale en verdragsrechtelijke verplichtingen een rol spelen. Maar het belangrijkste is een visie over waar we met Nederland op het gebied van de ruimtelijke ordening naartoe willen. Niet het deelbelang van een groep mensen, of die nu geografisch, vakmatig of qua inkomen aan elkaar verbonden zijn, heeft de christendemocratie voor ogen, maar het algemeen welzijn van alle Nederlanders, of zoals dat in de katholieke sociale leer heet: het gemeenschappelijk goede (bonum commune). Die visie vorm te geven en dat gesprek te bevorderen is het doel van deze Christen Democratische Verkenningen over de ‘gedeelde ruimte’. Want onze leefomgeving wordt niet enkel economisch bepaald, laat staan dat de sterkere ten koste van de zwakkere of het zwakke zijn zin kan doorzetten. Boer, stadsbewoner, zandhagedis en grutto: we zullen onze ruimte samen moeten delen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.