Nieuwe CDA-visie landbouw schept ruimte
Samenvatting
Omdat de ruimte in Nederland beperkt is, wordt er begerig naar de landbouw gekeken. Kan die wellicht wat afstaan ten gunste van bijvoorbeeld woningbouw? Cees Veerman snapt dat wel en vindt dat deze vraag gekoppeld kan worden aan de transitie die de landbouw sowieso moet doormaken. ‘Maar doe het bezonnen en in gesprek met de boeren, want die zijn toe aan een duurzaam perspectief in plaats van overal de schuld van te krijgen. Er is ruimte voor de boer in Nederland, maar er moet in de landbouw ook veel gebeuren.’
In feite heeft Cees Veerman, CDA’er en oud-minister van Landbouw van 2002 tot 2007 in de eerste drie kabinetten-Balkenende, een boodschap aan twee groepen die in het politieke en maatschappelijke debat nu vaak tegenover elkaar staan: de boeren aan de ene kant en de mensen die menen dat de boeren moeten inleveren aan de andere kant. ‘Vertel het eerlijke verhaal en zoek met elkaar naar het gemeenschappelijke belang. De vraag om meer huizen in Nederland is legitiem en een maatschappelijke realiteit. Door de toename van de bevolking en de verdunning van gezinnen zijn er simpelweg meer woningen nodig. Dat ontkennen heeft geen zin. Tegelijk is het realiteit dat de boer nu niet weet waar hij aan toe is, omdat de koers van de politiek onhelder is. Boeren worden tot waanzin gedreven door de vele regeltjes, die vaak na enkele weken ook weer veranderen. Veel boeren begrijpen best dat de huidige manier van landbouw moet veranderen, en zijn ook bereid daaraan mee te werken. Maar biedt hun perspectief, zodat ze weten waar ze aan toe zijn’, aldus Veerman, die eerder dit jaar met diverse organisaties het initiatief ‘Regie op ruimte’ heeft gelanceerd – dat oproept tot een nationaal ruimte- en landbouwakkoord – en nauw was betrokken bij de totstandkoming van de in juli gepresenteerde landbouwvisie van het CDA.

Cees Veerman. Foto: Monique van Zeijl
Interview in het kort:
- Christendemocratie betekent dat de ruimtelijke ordening vanuit gemeenschappelijk belang benaderd wordt, en niet tot een uitruil van deelbelangen leidt
- De landbouw heeft geografisch veel te bieden maar ook te winnen, omdat de grootschaligheid naast voordelen veel nadelen heeft opgeleverd, zoals een mestoverschot, dierziektes en een aanslag op de natuur
- Het Europese landbouwbeleid na de Tweede Wereldoorlog bestreed de armoede, maar de natuurlijke hulpbronnen hebben daarvoor de prijs betaald
- Het CDA is en blijft de partij van platteland en boeren; naar hen moet geluisterd worden, maar zij moeten ook het eerlijke verhaal te horen krijgen
- Vooral jonge boeren snakken naar een duurzame visie voor de lange termijn
- Grootwinkelbedrijven en consumentenorganisaties moeten hun bijdrage leveren om de omslag in de landbouw mogelijk te maken
Wat is volgens u de christendemocratische manier om het complexe vraagstuk van de beperkte ruimte en de positie van de landbouw daarbinnen te benaderen?
‘Belangrijk is dat het gemeenschappelijke belang bovenaan komt te staan. Niet het specifieke belang van de landbouw of van de natuur of van de woningbouw, waarbij dan een uitruil van belangen zou plaatsvinden, zodat iedereen een beetje tevreden is maar niemand helemaal. We moeten dit integraal en in samenhang en harmonie benaderen, omdat het gaat om de toekomst van Nederland. Helaas zijn we in onze tijd dit zicht op het gemeenschappelijke belang aan het verliezen – in Europa, in Nederland, en zelfs tot in onze eigen partij aan toe. Maar dit is wel een wezenlijke en in de kern christendemocratische manier waarop dit onderwerp moet worden aangepakt. Er is dus geen sprake van een “slag om de geografische ruimte” of iets dergelijks, die zo snel mogelijk door één partij gewonnen moet worden. Die benadering is me te agressief.’
De landbouw is onmiskenbaar een partij in deze discussie. Heeft de landbouw vooral wat te bieden, of heeft ze ook wat te winnen bij het debat dat nu op stapel staat?
‘In geografisch opzicht heeft de landbouw onmiskenbaar veel te bieden. Landbouw neemt nu ongeveer twee derde van de oppervlakte van Nederland in beslag, dus ik begrijp wel dat er naar de landbouw gekeken wordt, nu er heel veel woningen gebouwd moeten worden. Tegelijkertijd heeft de landbouw ook veel te winnen, maar dat is om een andere reden dan de gretige ogen waarmee er nu naar gekeken wordt. De landbouw is sleets geworden; de kale plekken moeten worden aangepakt. Kort en goed spoort de landbouw niet meer met de fysische omstandigheden en maatschappelijke wensen van deze tijd.’
Er is een systeem ontstaan waardoor veel mensen en bedrijven fors aan de landbouw verdienen, behalve de boeren zelf
Dierenwelzijn
Wat is er veranderd?
‘Allereerst zijn de omstandigheden inzake biodiversiteit, milieu en waterverontreiniging veranderd, en niet in positieve zin. Daarnaast zijn ook onze ethische opvattingen ten aanzien van de natuur en dierenwelzijn gewijzigd. Dat laatste heeft te maken met het feit dat we de luxe van een leven met voldoende voedsel hebben. In tijden van schaarste maken mensen zich minder druk om het dierenwelzijn dan nu bij ons. Ga in Afrika niet zeggen dat mensen zich meer om het lot van hun dieren moeten bekommeren. Het is nog altijd: “Erst das Fressen und dann die Moral.” Gelukkig het welvarende land waarin we het ons kunnen permitteren om met de moraal bezig te zijn.’
Toch is het de vraag hoe de landbouw zo onder vuur is komen te liggen. Nederland is de tweede exporteur van de wereld, maar de boer moet steeds grootschaliger worden om nog voldoende geld te kunnen verdienen, wat ten koste gaat van de natuur. Waar is het fout gegaan?
‘Dat heeft met een ontwikkeling van tientallen jaren te maken. Na de oorlog is er onder leiding van de Nederlander Sicco Mansholt een Europees landbouwbeleid opgezet dat twee doelen had. In de eerste plaats vormde het het cement tussen de lidstaten en wisten we er met elkaar voor te zorgen dat we binnen Europa ons eigen voedsel konden produceren. In de tweede plaats heeft het Europese landbouwbeleid enorm bijgedragen aan het bestrijden van de achterstanden en armoede op het platteland. Met behulp van technologie steeg de productie per dier, mens en hectare fors, waardoor we goed en goedkoop voedsel konden leveren en tegelijk de lonen laag konden houden, wat gunstig was voor de concurrentie met de VS. Iedereen profiteerde ervan, en het aandeel dat een Nederlander aan voedsel uitgaf zakte van 35 procent tot ongeveer 10 procent.’
‘Maar, en dat zagen we aanvankelijk onvoldoende, waar iets wordt verdiend, wordt ook altijd iets opgeofferd. Bob Goudzwaard heeft dit in zijn proefschrift de “ongeprijsde schaarste” genoemd. Uiteindelijk waren het de natuurlijke hulpbronnen die ervoor betaalden: het land en de aarde met al haar diversiteit, oftewel datgene wat geen prijs heeft omdat het gemeengoed is. Tegelijkertijd ontstond er een systeem waardoor veel mensen en bedrijven fors aan de landbouw verdienden, behalve de boeren zelf. Ook de boer betaalde dus, met lang en hard werken zonder een goed inkomen.’
Hoe kon dat gebeuren?
‘Uiteindelijk is dat hetzelfde als wat we bij kinderarbeid in Bangladesh zien. Als daar gepiept wordt, zeggen de bazen of afnemers: “Voor jou tien anderen.” In de Nederlandse landbouw verdienen de toeleveranciers van kunstmest of veevoer en de afnemers zoals supermarkten er goed aan. Maar het inkomen van de boer is de laatste jaren achteruitgegaan, waardoor deze zich gedwongen zag steeds grootschaliger te produceren om toch rond te komen. Sommige mensen denken dan: dan stoppen ze er toch mee? Maar buiten het inkomen zijn er veel zaken die het voor de boer aantrekkelijk of noodzakelijk maken om door te blijven gaan. Dat kan de traditie zijn die van vader op zoon is doorgegeven, of het werken in de natuur, of de verbondenheid met de regio. Boeren zit de boer in het bloed, waardoor hij of zij er niet snel uit stapt. Ondertussen zitten ze wel in een moeilijke positie. Vaak zitten ze vast aan strenge financiële verplichtingen; ook moeten ze voortdurend aan allerlei nieuwe regels voldoen. Dat alles drijft hen bijna tot waanzin.’
De maatschappelijke weerstand tegen de nadelige gevolgen van de grootschalige landbouw is te begrijpen
Afstand tussen boer en burger
Het CDA heeft de afgelopen decennia vaak de minister van Landbouw geleverd. Wat heeft de partij over het hoofd gezien?
‘De laatste tien tot vijftien jaar zijn onze ogen echt ervoor opengegaan dat een groot deel van de landbouw geworden is tot een productieproces dat ook grote nadelige consequenties heeft. In de landbouw levert grootschaligheid veel op. Als je tweemaal zo groot wordt, kun je wel driemaal zoveel produceren. Dat heeft voordelen opgeleverd, bijvoorbeeld op de arme zandgronden in Limburg, Overijssel en Gelderland, waar varkensboeren betrekkelijk eenvoudig een goed verdienmodel konden opbouwen. Maar het heeft ook veel nadelen opgeleverd: denk aan de enorme stallen op het platteland en het massaal telen van maïs voor veevoer, wat de aanblik van het landschap niet verbeterde. Denk aan het mestoverschot, aan de stank van varkenshouderijen, aan veeziekten zoals de Q-koorts, aan de aanslag op de natuur door de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen, aan inperking van het natuurlijk gedrag van dieren, aan het gat in de ozonlaag en recent aan de stikstofdiscussie. Dit heeft allemaal voor maatschappelijke weerstand gezorgd, die te begrijpen is. Daar komt bij dat de afstand tussen boer en burger is toegenomen. De burger is consument geworden die een stukje vlees in de winkel koopt dat in plastic is verpakt en waar met de beste wil van de wereld geen varken of rund meer in te ontdekken valt. Ook door de bewerking is ons voedsel geanonimiseerd. Het vlees is verstopt in kant- en-klaarmaaltijden waarin mensen de hand van de boer niet meer herkennen.’
Het CDA is vanouds de partij van de boeren geweest. Heeft dit ook nadelig uitgepakt in die zin dat de partij het niet aangedurfd heeft boeren te confronteren met de nadelige gevolgen van de intensieve landbouw?
‘Voor politici is dit altijd een enorm dilemma. Een Franse politicus zei ooit: “Ik ben hun leider; ik moet hen wel volgen.” Het CDA heeft hiermee geworsteld, maar toont nu leiderschap met de nieuwe landbouwvisie. Toch hebben ook eerder, zelfs voordat ik begin deze eeuw minister van Landbouw was, CDA’ers al moed getoond. Gerrit Braks heeft als minister in de jaren tachtig met de Interimwet het mestoverschot aangepakt, wat ook voor de boeren een hard gelag betekende. Nog steeds is het CDA wat mij betreft de partij van het platteland en van de boeren. Maar we moeten hun wel het eerlijke verhaal vertellen dat er iets moet gebeuren in de landbouw.’
Welke transitie is er nodig?
‘We moeten toe naar een landbouw die in drie groepen is onder te verdelen. Een deel van de boeren zal blijven produceren voor de wereldmarkt, wat in de praktijk vaak Europa betekent. Hierbij moet je denken aan tomaten, bloembollen, melkpoeder, zaden, dierlijk sperma enzovoort. Deze categorie zal haar productieproces zo optimaal mogelijk willen houden en nog steeds een behoorlijke schaalgrootte kennen. De tweede categorie zal veel meer gericht zijn op de regionale omgeving: voedselvoorziening, maar ook andere functies, zoals het geven van voorlichting, het bieden van zingeving en recreatie. Jan Huijgen met zijn Eemlandhoeve in Bunschoten-Spakenburg is hier een goed voorbeeld van. En ten slotte zal er een groep zijn die op geheel natuurlijke wijze wil boeren, zonder gebruik van chemie. Deze groepen hebben alle drie hun eigen legitimiteit en moeten alle drie zo ingericht zijn dat ze goed zijn voor de boer maar ook rekening houden met de kwaliteit van natuur en voedsel. Dat zal voor sommige boeren betekenen dat ze van werkwijze of van plek moeten veranderen.’
We zullen toe moeten naar een landbouw die de bodem niet uitput, maar volgt wat de bodem te bieden heeft
Denkt u de boeren hierin mee te krijgen?
‘De reacties van boeren zullen enorm verschillen, al naargelang hun leeftijd, het type bedrijf dat ze hebben, en het product dat ze verbouwen. De landbouw in Nederland is zo divers, daar hebben de mensen geen weet van. De grote bedrijven zullen wel meegaan. Daar zitten managers aan de top die nauwelijks nog boer zijn en veranderingen kunnen doorvoeren. Ook veel jonge boeren zullen inzien dat ze perspectief nodig hebben, wat ze op dit moment door het wispelturige beleid nauwelijks hebben. Dan moeten ze hier weer aan voldoen, dan weer daaraan. Zij snakken naar een duurzame toekomstvisie voor de lange termijn. Maar oudere boeren die nog maar een aantal jaar moeten, zullen niet zitten te wachten op aanpassing van werkwijze of verandering van plek.’
Hoe krijgen we ook hen mee?
‘Door rustig het debat aan te gaan. Op dit moment wordt de discussie vaak onbekookt gevoerd. Enerzijds partijen die rücksichtslos de veestapel willen halveren, en anderzijds een partij die zegt dat we de stikstofmetingen van het RIVM niet serieus hoeven te nemen. We moeten goed bedenken dat de landbouwtransitie geen bevlieging is van een politieke partij, maar dat we met elkaar in Europa richtlijnen hebben vastgesteld die goed zijn voor natuur, dier, water en landschap. We kunnen niet meer alles overal,1 en de meeste boeren begrijpen dat ook. Maar zij maken zich wel zorgen om het draagvlak voor de landbouw in Nederland. We zullen dus toe moeten naar een landbouw die de bodem niet uitput, maar volgt wat de bodem te bieden heeft. We moeten toe naar een beleid dat de boeren niet massaal uitkoopt, maar samen met hen een nieuwe toekomst zoekt. Dit kan betekenen dat ze elders moeten boeren, omdat ze nu op grond zitten die ofwel te arm is ofwel te dicht bij een natuurgebied ligt.’
Is het niet gunstig dat de transitie die de landbouw moet doormaken, ook ruimte kan bieden aan nieuwe wensen ten aanzien van natuur, wonen en recreëren?
‘Het zijn twee ontwikkelingen die in principe los van elkaar staan maar wel met elkaar verbonden moeten worden. Het is een maatschappelijke realiteit dat er meer woningen gebouwd moeten worden. Als we zien dat de landbouw op de arme zandgronden en in de veenweidegebieden niet echt de mogelijkheden van de bodem volgt en problemen voor stikstof en CO2 oplevert, kan het zinvol zijn om in die gebieden een andere keuze voor de ruimtelijke bestemming te maken, bijvoorbeeld ten gunste van infrastructuur of woningbouw. We moeten maatwerk bieden en het spek snijden waar het zit. Dit kan ook betekenen dat de landbouw zich moet terugtrekken uit de veengebieden van Noord- en Zuid-Holland. Aan de andere kant is er op Noord-Beveland, in de Hoeksche Waard en in Zeeuws-Vlaanderen nog volop ruimte om te boeren. Het zou juist heel mooi zijn als daar jonge boeren komen die de omgeving weer perspectief bieden. Tegelijk denk ik dat we bij onze zorg voor de natuur niet alleen meer naar uitbreiding van natuurgebieden moeten kijken, maar vooral naar een toename van de kwaliteit van de natuur. Ook dat kan zinvol zijn voor het debat over de beperkte ruimte.’
In de praktijk zal het aandeel landbouwgrond afnemen, maar dat hoeft voor de landbouw niet nadelig te zijn
Zou u het dubbelgebruik van landbouwgrond toejuichen, waardoor landbouw gecombineerd wordt met bijvoorbeeld natuur of recreatie?
‘Laat dat nou aan de creativiteit van de boeren zelf over. De politiek moet de randvoorwaarden scheppen, zodat de boer zijn gang kan gaan en kan ondernemen. Dat kan inderdaad met een combinatie van boeren en het aanbieden van recreatie, maar de politiek moet dat niet opleggen.’
Al met al kunnen beide vraagstukken – dat van de toekomst van de landbouw en dat van de beperkte ruimte in Nederland – vruchtbaar op elkaar inwerken. Wat moet er gebeuren om dit ook een vruchtbaar proces te laten zijn?
‘We moeten de tijd nemen en niet onbekookt het debat gaan voeren, ook binnen het CDA. Helaas lijken we dat een beetje verleerd in onze partij. Ik denk dat, als we echt naar elkaar luisteren en we onze waarden van rentmeesterschap en solidariteit serieus nemen, we met elkaar goede stappen kunnen zetten. Dat zal wel met de boeren moeten gaan, want zonder hen kan het niet. Maar de boeren moeten ook de solidariteit voelen van grootwinkelbedrijven en consumentenorganisaties. Er moet perspectief komen en een doel waar we naartoe werken. In de praktijk zal hierdoor het aandeel landbouwgrond afnemen, maar dat hoeft dus voor de landbouw niet nadelig te zijn. Bij dit alles hoop ik dat we te werk kunnen gaan zoals we in 2007 en 2008 bij het Deltaprogramma over de gevolgen van de zeespiegelstijging deden. Toen zijn we met allerlei partijen om de tafel gaan zitten en hebben zonder dat er door iemand uit de heup werd geschoten, een goed akkoord voor de lange termijn kunnen sluiten. Dat rustige proces, waarbij we nieuwe wegen inslaan op basis van onze vaste en unieke waarden als solidariteit en rentmeesterschap, heeft ook dit debat nodig. Dan kunnen we in de uitvoering aanpassingen doen, maar weten we in ieder geval waar de weg naartoe gaat, omdat de koers helder is.’
Noot
- 1.Zie: Adviescollege Stikstofproblematiek, Niet alles kan overal. Eindadvies over structurele aanpak op lange termijn. Z.p.: Adviescollege Stikstofproblematiek, 8 juni 2020.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.