Stel ouders en hun netwerk weer centraal bij het opvoeden
Samenvatting
Ondanks goede voornemens worden opvoedingstaken nog altijd uitbesteed aan gespecialiseerde instituties. Dit is in strijd met een christendemocratische visie van gespreide verantwoordelijkheid. Beter is daarom de eigen netwerken rond jongeren en hun opvoeders in te schakelen om de opvoeding te ondersteunen. Op die manier wordt de pedagogische civil society versterkt en wordt er recht gedaan aan het adagium ‘It takes a villages to raise a child’.
Er zijn nauwelijks aanwijzingen dat de samenleving sinds de decentralisaties zorgzamer is geworden
‘Ondanks alle politieke onrust is er één transitie onomstreden: de transitie van de jeugdzorg’, schreef Movisie in november 2012. ‘We kennen allemaal de verhalen over falende jeugdhulpverlening (…). Het moet anders, maar hoe?’1 Movisie betoogde toen dat de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten kansen bood voor de zogenoemde pedagogische civil society. ‘Vrijwilligersinitiatieven op het terrein van opvoeding, leefbaarheid en vrijetijdsbesteding kunnen belangrijke partners worden.’2 In het essay Kinderen, mij een zorg uit 2013 wordt de conclusie getrokken dat in ‘het oude stelsel de problemen rond opvoeding en ontwikkeling te veel in het ziektemodel werden getrokken’,3 wat een belangrijke aanleiding was om kritisch naar het stelsel te kijken in aanloop naar de decentralisatie. Belangrijk uitgangspunt van de Jeugdwet was dan ook om het algemene opvoedkundige klimaat te versterken, en meer de nadruk te leggen op welke gedragingen tot normale aspecten van opvoeden en opgroeien behoren. Vijf jaar na de decentralisaties zien we dat hiervan nog veel te weinig is terechtgekomen. We moeten constateren dat de kosten zijn gestegen en dat de uitstroom achterblijft.4 Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateert in zijn analyse van de resultaten van vijf jaar decentraal beleid dat er ‘in het sociaal domein nauwelijks aanwijzingen [zijn] dat de samenleving sinds de decentralisaties zorgzamer is geworden. (…) In hoeverre leden van het sociale netwerk (meer) bereid zijn om zich te laten betrekken bij opvoed- en opgroeiproblemen van hun familie of vrienden is niet bekend.’5
Hoe kan het dat men toen al zag dat het versterken van eigen netwerken rondom jongeren en hun opvoeders een belangrijk instrument was om de transformatie te doen slagen en het toch onvoldoende terug te vinden is in het huidige zorglandschap? Te midden van alle oplossingsrichtingen bínnen de jeugdzorg willen wij pleiten voor een maatschappelijke discussie over wat eigenlijk normaal is, en over waar het primaat voor opvoeding en zorg zou moeten liggen.
Heb vertrouwen in ouders
Wat ons betreft biedt het oorspronkelijke concept van de pedagogische civil society daarvoor nog steeds goede handvatten. Hoogleraar Micha de Winter, de grondlegger van het begrip, definieerde het in 2008 als ‘de gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen’.6 Voor de christendemocratie is dit een vanzelfsprekend gegeven. Het belang van het gezin en het netwerk daaromheen voor een kind wordt uitgebreid beschreven in een studie van het Wetenschappelijk Instituut (WI) uit 2006: ‘Het gezin biedt kinderen een veilige omgeving, maar bereidt ze tegelijk ook voor op de samenleving.’7
En in het in 2010 verschenen WI-rapport Vertrouwen in ouders beschrijft Peter Cuyvers dat het uitgangspunt binnen het christendemocratisch denken ‘is dat juist in de liefde binnen het gezin het fundament ligt van een samenleving waarin mensen niet alleen voor zichzelf kiezen, maar waarin ze de ander zelfs belangrijker vinden dan zichzelf; in feite de essentie van goed ouderschap. Vanuit dat perspectief zijn ouders (vrijwel) onvervangbaar.’8 In het rapport wordt beschreven hoe er steeds minder erkenning is gekomen voor die rol van ouders en familie. Zo kon het gebeuren dat steeds meer opvoedingstaken ‘uitbesteed’ zijn aan instituties.
Dit staat haaks op de christendemocratische politieke visie die gebaseerd is op gespreide verantwoordelijkheid. De hoofdboodschap van dit rapport is dan ook: ‘Heb vertrouwen in ouders.’9 In reactie op eerdergenoemd SCP-rapport bevestigt Ans van de Maat, bestuurder van het Nederlands Jeugdinstituut, dit: ‘In plaats van weer te sleutelen aan het stelsel, is het zaak aandacht te hebben voor wat er écht wringt. De ambitie om lichte hulp dichtbij te bieden, zorgt er nu voor dat gewone opvoedvragen vaak verworden tot jeugdhulpvragen. Het is nodig om meer focus aan te brengen in hoe we de zorg inzetten om juist die kwetsbare groep jongeren te bereiken.’10
De ambitie om lichte hulp dichtbij te bieden, zorgt er nu voor dat gewone opvoedvragen vaak verworden tot jeugdhulpvragen
Het vertrouwen in ouders en hun directe omgeving moet dus terug. Dat moest het in 2010, dat moest het in 2015, en dat is ook in 2021 de opdracht als we de hoge kosten, maar vooral ook de weeffouten in de jeugdzorg willen aanpakken. Dan moeten politieke discussies dus niet alleen gaan om instrumenten in de jeugdzorgketen, maar juist over dat directe netwerk rondom het kind, omdat de pedagogische civil society benadrukt dat ‘de omgeving buiten het directe gezin van cruciale betekenis is voor de ontwikkeling van het kind’ en dat het dus ‘een gemiste kans is als men de sociale netwerken rondom het gezin niet mobiliseert om problemen te helpen oplossen’.11
De kracht van dat gezin, van die familie, van het netwerk rondom een kind, van onze gemeenschap, staat anno 2021 zwaar onder druk. Dat komt onder andere door de grote maatschappelijke en mentale druk door bijvoorbeeld het streven naar een rijk sociaal leven, een goed uiterlijk en goede prestaties op school, zoals Tom van Yperen en Sylvia Vlaardingerbroek elders in dit CDV-nummer beschrijven.
Unilever stopt met ‘normaal’ op schoonheidsproducten
Het debat over de jeugdzorg moet dus ook hierover gaan: wat is normaal? Dat dat maatschappelijk debat gevoerd wordt, blijkt onder andere uit de keuze van Unilever om te stoppen met het woord ‘normaal’ op schoonheidsproducten.12 Deze beslissing heeft Unilever genomen omdat wereldwijd onderzoek naar de ervaringen van mensen ten aanzien van de beautysector laat zien dat het gebruik van het woord
‘normaal’ om haar of huid te beschrijven, de meeste mensen het gevoel geeft te worden buitengesloten.13 In het licht van deze actie van Unilever zouden we kunnen stellen dat we het woord ‘normaal’ ook in het maatschappelijk debat over jeugdzorg moeten heroverwegen. De bandbreedte van wat we normaal vinden, is te smal geworden, stelt het eerdergenoemde AEF-rapport.14 Als kinderen en hun gezinnen afwijken van de norm, is er algauw iets ‘mis’, en wendt men zich tot hulp om weer ‘normaal’ mee te kunnen doen.
Uitgaan van de eigen kracht van ouders of opvoeders betekent niet dat ze alles zelf hoeven te doen
Dit gesprek over wat normaal is, over welk gedrag er gewoon hoort bij het opgroeien, moet vooral gevoerd worden in het gezinsnetwerk, dus met alle mensen rondom het gezin, ieder met hun eigen ervaringen met opgroeien en opvoeden. Breder gezien gaat het, zoals het WI-rapport Vertrouwen in ouders het noemde, om ‘het netwerk van de moderne “extended family”, dat zich flexibel kan aanpassen aan de moderne levensloop, waarin sterke en zwakke fasen elkaar afwisselen’;15 want het gezin anno 2021 heeft allerlei verschijningsvormen. In die zin staat niet de traditionele samenstelling voorop, maar vooral de functie. En dan ligt bij het pedagogisch model de focus op het versterken van het gewone opvoeden én op het versterken van de netwerken rondom kinderen heen. Uitgaan van de eigen kracht van ouders of opvoeders betekent namelijk niet dat ze alles zelf hoeven te doen. Ze moeten daar waar nodig júíst ondersteund worden, want uit onderzoek is gebleken dat als ouders tevreden zijn over de opvoeding, dat een positieve invloed heeft op hun eigen welzijn en dat van hun kind.16
Bron: Pixabay
We zijn allemaal opvoeders
Hoe dat kan, heeft het Nederlands Jeugdinstituut met vele partners onderzocht in het project ‘Allemaal opvoeders’. Hierin is verkend hoe jeugd, ouders, buurtbewoners, vrijwilligers en andere betrokkenen rondom het gezin meer voor elkaar kunnen betekenen. Duidelijk is geworden dat dit vraagt om een andere rol van de overheid en de hulpverlening.17 Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) of wijkteams kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Zij moeten van een voornamelijk gezinsgerichte benadering overstappen op een omgevingsgerichte insteek. Zij kunnen initiatieven stimuleren waardoor burgers zich meer betrokken voelen bij de opvoeding van de kinderen in hun omgeving.
Uit het gehouden actieonderzoek in Ede is gebleken dat een aanpak waarin je werkt vanuit de kracht van de wijk, ook iets vraagt voor de manier van verantwoorden.18 Omdat het proces van het betrekken van de omgeving zo belangrijk is, maar ook steeds heel verschillend, zal de verantwoording daarvan niet goed te vatten zijn in modellen en procedures. Er moet dus ruimte zijn voor een meer verhalende verantwoording. Dat heeft ook consequenties voor de sturing vanuit de gemeente: gemeenteraden moeten zich afvragen of voor deze andere verantwoording in de kaders en verantwoording voldoende ruimte is.
Initiatieven steunen ouders bij het opvoeden
De gemeente Katwijk heeft daar met de Maatschappelijke Agenda (MAG) invulling aan gegeven. Daarin zijn doelen benoemd, het wat. De gemeente stuurt met een aantal ‘opdrachten’ alleen op het bereiken daarvan, niet op hoe de partners dat willen doen. Door gebruik te maken van de denkkracht en energie van inwoners en partijen werkt men samen aan een pedagogische civil society. De gemeente Katwijk neemt de uitdrukking ‘It takes a village to raise a child’ letterlijk, en vraagt van haar inwoners om zelf de regie te nemen, oplossingen te bedenken in de eigen netwerken, en de kracht aan te spreken die zij als gemeenschap bezitten. Dit kan bijvoorbeeld door in te zetten op de verbinding tussen formele en informele zorg. Om te komen tot meer preventie, ontmoetingen en hulp dicht bij huis, de MAG-opdracht, hebben we al onze partners letterlijk samen aan tafel gevraagd en uitgedaagd om te komen met plannen voor informele zorg. Individueel waren de partners niet tot plannen gekomen, maar aan deze tafel ontstonden meer initiatieven dan waar financieel ruimte voor was. Voor ons het bewijs: samenwerken levert betere plannen én meer resultaat op! Een mooi voorbeeld van informele steun in de gemeente is het Mamacafé. Het Mamacafé is de plek waar moeders met hun kinderen andere moeders kunnen ontmoeten, ervaringen kunnen delen en inspiratie kunnen opdoen voor de opvoeding van hun kinderen en voor het ouderschap.
Een initiatief waar ouders digitaal informatie kunnen vinden rondom thema’s als zorg, schermgebruik, middelengebruik, welbevinden en gezondheid is het Digitaal Plein Katwijk. Verschillende partners hebben de handen ineengeslagen om op lokaal niveau informatie te delen en tegelijkertijd de gelegenheid te bieden voor inwoners om vragen te stellen. Hier worden in artikelen, filmpjes en webinars vragen behandeld als de volgende: ‘Kan ik mijn zoon van 14 verbieden alcohol te drinken, ondanks dat ik zelf soms een biertje drink?’, of: ‘Wij zijn thuis allemaal niet heel dun, maar eten wel veel gezond. Hoe kan ik nou weten wanneer ik op het juiste gewicht ben?’ Een staand initiatief dat zwaardere zorg voorkomt is de Stichting Autisamen. De stichting is opgericht door een aantal ouders die elkaar in 2014 ontmoetten op het schoolplein. Al snel besloten zij hun ervaringsdeskundigheid aan het werk te zetten: ze begonnen diverse ‘autiproof’ activiteiten te organiseren voor kinderen met een diagnose op het autismespectrum, maar ook voor hun broers en zussen. Er zijn inmiddels zo’n zeventig gezinnen die actief deelnemen. Samen met deze partners gaan we door ‘tellen en vertellen’, door gebruik van data en intensief contact tussen gemeente en partners, monitoren of we de gewenste resultaten zien.
Grenzen aan de pedagogische civil society
Natuurlijk zijn er grenzen aan wat er opgevangen kan worden binnen een extended family. Een goede verbinding tussen pedagogische civil society en de gespecialiseerde zorg is van levensbelang voor de kwetsbaarste jongeren. Een eenzijdige focus op de pedagogische civil society mag niet tot gevolg hebben dat de jongeren met wie écht iets aan de hand is, niet meer de hulp krijgen die zij nodig hebben.19 De ontwikkelingen van de laatste jaren maken dat op dit moment deze groep het meest last heeft van lange wachtlijsten en onvoldoende plekken. Dat alleen al is een enorme aanleiding om deze oude wijn nu echt in nieuwe zakken te doen en het gedachtegoed van de pedagogische civil society door te ontwikkelen in de praktijk.
Artikel in het kort:
- Het vertrouwen in ouders en hun directe omgeving moet worden hersteld
- Het debat over de jeugdzorg moet ook gaan over de vraag: wat is normaal?
- Maak als gemeenteraad ruimte voor informele initiatieven waarbij ouders, buurtbewoners, vrijwilligers en andere betrokkenen rondom het gezin meer voor elkaar kunnen betekenen
- Bied als raad ruimte voor een flexibele verantwoording; vermijd starre bureaucratie
- Een goede verbinding tussen pedagogische civil society en de gespecialiseerde zorg is van levensbelang voor de kwetsbaarste jongeren
Noten
- 1.Movisie, ‘Transitie jeugdzorg kans om het echt anders te doen’, MOVISIES (2012), nr. 15 (november). Zie https://www.movisie.nl/artikel/transitie-jeugdzorg-kans-om-echt-anders-te-doen
- 2.Movisie 2012.
- 3.Anke van Dijke en Linda Terpstra, Kinderen, mij een zorg. Betekenis en grenzen van de pedagogische civil society. Amsterdam: SWP, 2013.
- 4.Aukje Hilderink e.a., Stelsel in groei. Een onderzoek naar financiële tekorten in de jeugdzorg. Utrecht: Andersson Elffers Felix, 2020.
- 5.Mariska Kromhout, Patricia van Echtelt en Peteke Feijten, Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020, p. 96.
- 6.Micha de Winter, ‘Het moderne van kindermishandeling’, in: Willem Koops, Bas Levering en Micha de Winter (red.), Opvoeding als spiegel van de beschaving. Een moderne antropologie van de opvoeding. Amsterdam: SWP, 2008, pp. 150-164.
- 7.Peter Cuyvers, Gezocht: maatschappelijke vernieuwers. Gevonden: het gezin. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 2006, p. 60.
- 8.Peter Cuyvers, Vertrouwen in ouders. Een christendemocratische visie op gezins- en familiebeleid. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, 2010, p. 7.
- 9.Cuyvers 2010, p. 7.
- 10.Nederlands Jeugdinstituut, ‘SCP: Hulp aan kwetsbare jongeren nog niet op orde’, nji.nl, 18 november 2020. Zie https://www.nji.nl/nl/Actueel/Nieuws-uit-het-jeugdveld/2020/SCP-Hulp-aan-kwetsbare-jongeren-nog-niet-op-orde
- 11.Pieter Hilhorst en Michiel Zonneveld, De gewoonste zaak van de wereld. Radicaal kiezen voor de pedagogische civil society. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 2013, p. 10.
- 12.NOS Nieuws, ‘Unilever stopt met “normaal” op schoonheidsproducten’, nos.nl, 9 maart 2021. Zie https://nos.nl/artikel/2371886-unilever-stopt-met-normaal-op-schoonheidsproducten.html
- 13.Unilever, ‘Unilever zegt nee tegen “normaal” met nieuwe positive beauty visie’ [persbericht], unilever. nl, 9 maart 2021. Zie https://www.unilever.nl/news/ persberichten/2021/unilever-zegt-nee-tegen-normaal-met-nieuwe-positive-beauty-visie.html
- 14.Hilderink e.a. 2020.
- 15.WI CDA 2010, pp. 10-11.
- 16.Nederlands Jeugdinstituut, Allemaal opvoeders. Weet wat werkt bij opvoedvragen. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut, 2017
- 17.Movisie, ‘Vijf inzichten voor het werken aan een pedagogische civil society’, movisie.nl, 6 maart 2020. Zie https://www.movisie.nl/artikel/vijf-inzichten-werken-aan-pedagogische-civil-society
- 18.Mariël van Pelt, Evert van Rest en Sanneke Verweij, De wijk in?! Een actieonderzoek naar besluitvorming over de rol van de sociaal professional bij de pedagogische civil society. Utrecht: Movisie, 2019.
- 19.Van Dijke en Terpstra 2013.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.