Zorgen voor een gemeenschappelijk huis
Samenvatting
Samen zorgen voor een gemeenschappelijk huis. Dat is de gelijke opdracht aan iedereen. Maar hoe ver moet die zorg gaan, en wat is de signatuur van de christendemocratische inrichting van het huis? Klassiek, modern, nog iets anders? Hoe ver moet gelijkheid gaan? En wat hebben de bewoners van dit huis precies met elkaar gemeen?
De auteurs zijn redactielid van Christen Democratische Verkenningen en vormen samen de kernredactie van dit nummer.
Om een gemeenschappelijk huis. Dat is de titel van het ‘handboek christendemocratie in de praktijk’.1 In dit beeld klinkt ook de hele christelijk-sociale traditie mee. Recent heeft zowel de onlangs overleden Jonathan Sacks als paus Franciscus juist dit beeld gebruikt.
De samenleving als landhuis, als hotel of als gemeenschappelijk huis
Het beeld van het gemeenschappelijk huis was voor Sacks de manier om ‘diversiteit’ te honoreren en ‘gemeenschappelijkheid’ te agenderen. Hij gebruikte het beeld van de samenleving als een ‘gemeenschappelijk huis’ (met vele kamers en een grote diversiteit aan bewoners) om het te contrasteren met twee andere modellen van de samenleving, namelijk de samenleving als ‘landhuis’ en de samenleving als ‘hotel’.2
In de ‘landhuissamenleving’ bepaalt de gastheer de voorwaarden waaronder de gasten in het landhuis mogen komen wonen. Er zijn insiders en outsiders en er is een dominante cultuur. Het is het model van assimilatie; er is een duidelijke meerderheidscultuur en minderheden moeten hun cultuur opgeven om erbij te horen.
De ‘hotelsamenleving’ is gebaseerd op zakelijke, contractuele afspraken. Hotelgasten betalen een kamer en verwachten daar het een en ander voor terug aan service. Minderheden hoeven hun cultuur niet op te geven. De gasten wonen in verschillende kamers; ze leven langs elkaar heen en hebben in principe niets met elkaar te maken, waarbij de eigen kamer zowel liberaal/individueel als multicultureel kan worden opgevat. Het gevaar is dat de samenleving kan fragmentariseren.
Daarom is er volgens Sacks een ander model nodig. Dat is de samenleving als een huis dat we samen bouwen. In tegenstelling tot bij het landhuismodel gaat het hier over gemeenschappelijkheid en ergens bij horen. In een dergelijke pluriforme samenleving moet er geen verschil zijn tussen gastheer en gasten, meerderheid en minderheid, insiders en outsiders. In tegenstelling tot het multiculturele ‘hotelmodel’ zoekt het gemeenschappelijk huis diversiteit niet in termen van zelfgenoegzame individuen of closed communities, maar in de ontwikkeling van een cultuur waarvan wij allemaal deelgenoot zijn. Het gaat erom dat we gezamenlijk onze unieke gaven inbrengen als bijdrage aan het algemeen goede als een actieve vorm van democratisch burgerschap.
Paus Franciscus gebruikt het beeld van het gemeenschappelijk huis in zijn encycliek Laudato Si’.3 Voor de paus is gemeenschappelijkheid in de kern aanwezig omdat het lot van elk mens onlosmakelijk verbonden is met dat van alle andere mensen. Wat elders in de wereld gebeurt, heeft hoe dan ook lokale consequenties. Dat inzien vraagt om ‘bekering’, om een manier van kijken die ons niet onverschillig laat voor het lot van de ander. Het gaat Franciscus daarom niet in eerste instantie om het bouwen aan het gemeenschappelijk huis, maar om het samen zorg dragen voor het gezamenlijk huis en zijn bewoners.
Vier wegwijzers en vragen
Hoe kunnen we op zo’n manier met diversiteit omgaan dat zij de gemeenschap versterkt in plaats van onder druk zet? Hoe gaan we om met verschillen in onze moderne, ‘verlichte’ cultuur, die gestempeld is door de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap? Voor de beantwoording van deze vragen nemen wij ook het beeld van het gemeenschappelijk huis als uitgangspunt. Het beeld van de samenleving als landhuis of als hotel is onvolledig. Deze modellen doen geen recht aan respectievelijk ‘diversiteit’ en het verlangen naar een gemeenschappelijk ‘thuis’.
Maar wanneer we dat beeld van het gemeenschappelijke huis in verband brengen met de vier christendemocratische wegwijzers – publieke gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap –, dan komt een aantal vragen op: – Is de signatuur van de christendemocratische inrichting klassiek, modern of nog iets anders?
- Hoe ver strekt onze verantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijk huis?
- Hoe ver moet gelijkheid gaan?
- Hoe kunnen we op christendemocratische wijze de samenleving als gemeenschappelijk huis ontwikkelen?
Deze vier vragen staan centraal in deze CDV, als continue gespreksonderwerpen in het gemeenschappelijk huis, dat zou instorten op het moment dat over een van deze onderwerpen het laatste woord gesproken is.4
Christendemocratische inrichting: klassiek of (anders) modern?
Andreas Kinneging betoogt in een vraaggesprek dat de christendemocratie in wezen antimodern is. De antirevolutionaire grondslagen van haar voorgangers en de organische samenlevingsvisie laten geen andere conclusie toe. Vrijheid en gelijkheid zijn niet het hoogste goed, en zouden door christendemocraten ook niet zo gezien moeten worden. Met verbijstering constateert hij dat dit wel gebeurt, bijvoorbeeld bij de recente verdediging van vrouwenquota door de CDA-Tweede Kamerfractie. De christendemocratie zou zich moeten richten op wat Kinneging de ‘Europese traditie’ noemt. Plato, Augustinus en Thomas staan tegenover verlichting en romantiek. Kinneging benadrukt het gevaar van de verabsolutering van de waarden uit de verlichting. Binnen zijn visie kan de inrichting van het gemeenschappelijk huis eenvoudigweg niet op moderne leest geschoeid zijn, omdat het thema gemeenschap amper door de modernen wordt geagendeerd. Ook Gabriël van den Brink maakt dit punt. En natuurlijk is de wereld als het gemeenschappelijk huis waarin wij wonen zelf niet modern van aard, maar omvat ze alle tijden; ze strekt zich uit naar de lengte, de hoogte en de breedte, en is een gave van een Schepper. Precies deze driedimensionale manier van kijken is volgens Van den Brink voor christendemocraten essentieel.
Mensen willen bijdragen aan het goede leven van de bewoners vanuit de ervaring dat zij niet selfmade zijn, maar het leven van en door anderen ontvangen hebben als geschenk. Religie biedt een cultureel tegengeluid, zo maakt Bert Jan Lietaert Peerbolte duidelijk, tegen het nuts-denken en de gerichtheid op eigen belang en verdienste.
Andere bijdragen maken helder dat het daarbij niet goed mogelijk is om christendom en moderniteit radicaal tegen elkaar uit te spelen, omdat de moderniteit – maar eigenlijk de hele Europese geschiedenis – gestempeld is door het christendom.5 Christendemocratische visies zijn altijd tijdgebonden en kunnen nooit aan de eigen tijd ontsnappen, maar vallen er ook nooit geheel mee samen. Zo hebben de voorlopers van de huidige christendemocraten in hun tijd een eigen positie ontwikkeld ten opzichte van de waarden van de Franse Revolutie. In dat licht kunnen we Abraham Kuyper het best als een ‘antirevolutionaire revolutionair’ beschouwen, stelt Johan Snel. Kuyper was een vrijheidsstrijder en een ‘radicale democraat in antirevolutionaire kleren.’
Dat we in een netwerksamenleving leven is de moderne uitdrukking van het relationele mensbeeld
Snels korte bijdrage herinnert ons eraan dat de christelijk-sociale traditie altijd al een eigen invulling heeft gegeven aan de drie waarden van de Franse Revolutie, en dan niet als abstracte waarden, maar als proeven van goed en vreedzaam samenleven. Sterker nog: de beginselen van de moderniteit, verlichting en romantiek zijn zelf als (radicale) erfgenamen van het christendom te beschouwen.6 Deze beginselen zijn niet uit de hemel komen vallen, maar moeten worden gezien tegen de achtergrond van een eeuwenlange katholieke en protestantschristelijke denktraditie. Vrijheidsstreven is ondenkbaar zonder de reformatie, en zonder geloof in de gelijkheid van de mens voor God is er geen democratie.7 Maar het streven naar vrijheid, gelijkheid en broederschap is nooit absoluut, en is alleen in relatie tot anderen en praktijkafhankelijk te verstaan.8
Hoe ver strekt de verantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijk huis?
Hiermee komen we op het tweede gesprek, over de aard van het werk aan het gemeenschappelijk huis.
Volgens de christelijk-sociale traditie is het lot van ieder mens op een natuurlijke wijze vervlochten met dat van alle andere mensen, of we dat nu willen of niet. Dat we in een geglobaliseerde wereld leven en in een netwerksamenleving, is de moderne uitdrukking van deze verbondenheid en dit relationele mensbeeld.
We zijn elkaars broeders en zusters, zoals ook paus Franciscus niet nalaat te benadrukken in zijn recentste rondzendbrief.9 Bij deze waarneming sluit René Grotenhuis aan in zijn bijdrage. Hij laat zien hoe subsidiariteit de ruimte voor gemeenschappen creëert om op een eigen wijze invulling te geven aan het algemeen welzijn. ‘Lokaal is daarbij net zo belangrijk als globaal; deze verschillende niveaus van gemeenschap passen als matroesjkapoppetjes in elkaar.’ Europa moet zich daarbij niet in zichzelf opsluiten, maar kan ook niet alle problemen van de wereld oplossen, stelt Grotenhuis. ‘We moeten het lokale niet opofferen ten behoeve van het globale, maar het lokale is evenmin een verschansing voor wat van buiten komt.’ Subtiele evenwichtskunst is gevraagd.
Uit de krampachtige houding waarmee wordt omgegaan met de mensen in het Griekse vluchtelingenkamp Moria blijkt dat Europa angstig is geworden en zichzelf allang niet meer ziet als het land van belofte waarvoor de vluchtelingen het continent nog houden. Ook de houding van Nederland richting de verwerking van het eigen koloniale verleden lijkt eerder krampachtig dan krachtig.10 Dat kan anders, en dat is ook een noodzakelijke en ‘spirituele opdracht’, want zonder erkenning van het verleden, van de fouten die gemaakt zijn, en zonder erkenning van de pijn die dat ook nu nog veroorzaakt, is er geen gedeelde toekomst, zo stelt Kathleen Ferrier in haar bijdrage. De christendemocratie is het aan haar traditie verplicht hierin het voortouw te nemen. Hoe verlicht modern Nederland ook denkt te zijn, we kunnen de ogen niet meer sluiten voor de doorwerking van het verleden in ons heden. Zo speelt het slavernijverleden in de levens van velen tot op de dag van vandaag een gevoelige rol en heeft men onder het mom een ‘tolerant’ land te zijn, nieuwkomers achteloos links laten liggen. Er is een donkere kant van de Europese geschiedenis, waar we graag onze ogen voor sluiten. Dat geldt volgens Gerrit de Jong ook voor de manier waarop grote bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ontlopen. Het wordt tijd dat de politiek haar tanden laat zien om de onverantwoordelijke vrijheidsdrift van grote ondernemingen in te dammen.
De christendemocratie heeft zich altijd verzet tegen gemakkelijke tegenstellingen tussen groepen mensen
Hoe ver moet gelijkheid gaan?
Een derde serie bijdragen gaat over de vormgeving van gelijkwaardigheid en de manier waarop dit botst met vrijheid. In het gemeenschappelijk huis gaat het erom dat eenieder in gelijke mate in staat gesteld wordt om aan het huis bij te dragen. Vanuit het perspectief van gelijkheid levert omgang met diversiteit in de gemeenschap spanningen op. Zo is de TU/e op de vingers getikt door de rechter vanwege de manier waarop bij wijze van positieve discriminatie alleen vrouwen werden uitgenodigd om te solliciteren. Gelijkwaardigheid tussen seksen kan niet op deze wijze worden afgedwongen, aldus de rechter.
Ook de omgang met diversiteit in de multiculturele samenleving, het racismedebat en de emancipatiepolitiek dreigt uit te lopen op een hoogoplopende zwartwitconfrontatie, een gepolariseerde discussie tussen kampen, en een kruistocht der ‘rechtvaardigen’. Deze vergroten de wij-zij-tegenstellingen, waardoor vooroordelen eerder worden versterkt dan ontkracht. De christendemocratie heeft zich altijd teweergesteld tegen al te makkelijke tegenstellingen tussen groepen mensen. Historisch gezien hebben partijen in de christendemocratische traditie zich weliswaar vaak opgeworpen als spreekbuis van een specifiek religieuze bevolkingsgroep, maar dat gebeurde steeds vanuit het belang van het geheel van een samenleving, en steeds is ervoor gewaakt om vormen van polariserende identiteitspolitiek te propageren.
In zo’n gedeeld perspectief en toekomstbeeld kan een emancipatieagenda geen agenda van minderheden zijn. Emancipatie is veeleer een kwestie van publieke gerechtigheid, een uitdrukking van het besef dat de articulatie van verschillende met elkaar botsende visies op het goede leven onvolledig en structureel gemankeerd zijn als niet iedereen kan meedoen.11 In feite gaf iemand als Martin Luther King op deze manier invulling aan zijn emancipatieagenda. Hij benoemde zijn agenda doelbewust en expliciet niet als een agenda voor culturele minderheden. King streed tegen segregatie. Een onrechtvaardige situatie die voor hem niet alleen een aantasting betekent van het zelfrespect van de zwarte, maar ook dat van de blanke man of vrouw: ‘Segregation debilitates the white man as well as the Negro.’12 In plaats daarvan sprak hij zich uit over een aanstekelijke droom voor allen, een gemeenschappelijk huis waarin iedereen en dus ook zijn dochters een plek zouden kunnen krijgen.
Toch levert ook deze positiebepaling een aantal vragen op. Zo stelt Hillie van de Streek in haar bijdrage dat het onbegrijpelijk is dat het CDA de tekenen van de tijd niet verstaat door consequent de verantwoordelijkheid voor gelijkheid van man en vrouw bij de sociale verbanden te blijven leggen. Hierin staat zij lijnrecht tegenover bijvoorbeeld Kinneging, die het CDA in algemene zin een knieval voor de moderne tijdgeest verwijt. Gelijke rechten op participatie betekent nog niet per se gelijke uitkomsten. Daarbij is de vraag of een teveel aan dwang goed gaat werken. Het kan ook negatief uitpakken en de gevoelde verantwoordelijkheid uithollen. Dit zou de teneur van een analyse in het spoor van Tocqueville kunnen zijn, zoals de bijdrage van Sophie van Bijsterveld duidelijk maakt. Hieruit volgt juist een pleidooi voor wat klassiek gesproken soevereiniteit in eigen kring en subsidiariteit heet. Dwang kan de verantwoordelijkheidszin, de innerlijk gevoelde vrijheid om het goede te doen, inperken. Deze discussie is ook uiterst relevant in het debat rond artikel 23 van de Grondwet.13 De spanning tussen vrijheid en gelijkheid blijft bestaan. Zo kunnen rechterlijke uitspraken rond de aanpak van discriminatie14 en gelijkheid tussen man en vrouw wel degelijk als steun in de rug worden ervaren.15
Hoe zorgen voor het gemeenschappelijk huis?
De laatste vraag is hoe te zorgen voor het gemeenschappelijk huis. Wat is het primaire aanknopingspunt voor zorg dragen? Belangrijk is in te zien dat twee visies fundamenteel tegenover elkaar staan, namelijk een mechanische visie op de samenleving, veelal aangehangen door liberalen en socialisten, en een organische visie van voorheen de ARP, de KVP en de CHU. Dat verschil heeft diepgaande consequenties, zo maakte Bob Goudzwaard onlangs nog in CDV duidelijk.16 De mechanische samenlevingsvisie wordt in deze CDV op actuele wijze naar deze tijd gebracht door Robert van Putten in zijn bijdrage over het neoliberalisme, een dirigistische bestuursvorm die als mengvorm tussen klassiek liberalisme en staatsdirigisme is te beschouwen. Ook voor Van Putten is het duidelijk: christendemocraten moeten aansluiten bij langzaam gegroeide sociale praktijken en bij wat in het recente CDA-programma de ‘coöperatieve samenleving’ heet.17 Hierin is maken en bouwen, werken aan de zorgzame samenleving mogelijk, zonder echter in de ideologie van de maakbaarheid te vervallen. Aansluiten bij de leefwereld van mensen is daarbij het parool, al was het alleen maar om te voorkomen dat mensen letterlijk verloren raken in het politiek-bureaucratische systeem, waarbij bestuurders aan de top van de piramide besluiten nemen en de gevolgen zelf niet meer zien – met grote gevolgen, zoals in de parlementaire enquête over de affaire met de kinderopvangtoeslag pijnlijk duidelijk geworden is.
Het wordt tijd om als CDA te investeren in de coöperatieve samenleving
Het is nu tijd om aan een andere, coöperatieve praktijk de ruimte te geven.18 In een tijd die volgens het CDA-concept-verkiezingsprogramma volop politiek zal zijn en over ‘de grote keuzes van deze tijd’ zal gaan, over ‘de toekomst van ons land en onze plek in Europa en de wereld’.19 Het programma spreekt over de transitie naar een duurzame en innovatieve en weerbare economie en over de uitdagingen rond klimaat, vergrijzing, migratie en polarisatie in de samenleving. Het wordt tijd om als CDA te investeren in de coöperatieve samenleving en niet te veel met neoliberale winden mee te waaien. Het is tijd om te laten zien hoe in de praktijk altijd al handen en voeten gegeven wordt aan vormen van vreedzaam samenleven in het gemeenschappelijk huis, zowel in lokaal politiek verband als bij publieke organisaties of verenigingen.20
Noten
- 1.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Om een gemeenschappelijk huis. Handboek christendemocratie in de praktijk. Amsterdam: Prometheus, 2020.
- 2.Jonathan Sacks, The home we build together. Recreating society. Londen: Bloomsbury, 2007. Zie ook: WI CDA 2020, pp. 64-66.
- 3.Paus Franciscus, Laudato Si’ / Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/ Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg. InterKerk, 2015.
- 4.Vergelijk Erik Borgman, Metamorfosen. Over religie en moderne cultuur. Kampen: Klement, 2006, met hierin het door Benno Barnard gebruikte beeld van Europa als ‘leerhuis’, als het religieuze hart van Europese beschaving (p. 11).
- 5.Zie bijvoorbeeld: Tom Holland, Heerschappij. Hoe het christendom het Westen vormde. Amsterdam: Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2020. Het Europese burgerlijke samenlevingsideaal was zonder het christendom eenvoudigweg ondenkbaar.
- 6.Zie bijvoorbeeld: Govert Buijs, ‘Christelijk-sociaal – een archeologie, een her-innering’, in: Marcel Becker (red.), Christelijk sociaal denken. Traditie, actualiteit, kritiek. Budel: Damon, 2009, pp. 68-101.
- 7.Zie: Erik Borgman, Gabriël van den Brink en Thijs Jansen (red.), Zonder geloof geen democratie (CDV Zomer 2006). Amsterdam: Boom, 2006.
- 8.Stichting Christelijk-Sociaal Congres, ‘Verbondenheid in Europa serieus nemen’, in: De kracht van verbondenheid. Perspectieven in een netwerksamenleving. Naar een visie voor het Christelijk-Sociaal Congres 2016 (Jubileumuitgave Christelijk-Sociaal Congres). Almere: Parthenon, 2016, pp. 47-57.
- 9.Paus Franciscus, Fratelli tutti / Alle mensen. Over broederschap en sociale vriendschap. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg. InterKerk, 2020.
- 10.Zie Eric Brassem, ‘David Van Reybrouck is verbijsterd over het gebrek aan historisch besef in Nederland’ (interview met David Van Reybrouck), Trouw, 29 november 2020.
- 11.Pieter Jan Dijkman en Jan Prij, ‘Liever publieke dan multiculturele gerechtigheid’, in: Renée van Riessen en Jan Hoogland (red.), Multiculturele gerechtigheid. Een christelijk-wijsgerige visie in discussie. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2020, pp. 139-150.
- 12.Martin Luther King Jr., Strength to love. Minneapolis: Fortress Press, 2010, p. 151.
- 13.Marcel ten Hooven, ‘Wie houdt van een veelkleurig Nederland omarmt artikel 23’, NRC, 20 november 2020; Wendelmoet Boersema, ‘Het discriminatieverbod wint aan invloed’, Trouw, 23 november 2020.
- 14.Zie de bijdrage van Loof in deze CDV.
- 15.Zie ook het nog niet beslechte debat over de uitwerking van het Clara Wichmann-vonnis binnen de SGP.
- 16.Zie Pieter Jan Dijkman en Jan Prij, ‘Ook moderne politiek heeft beginselen nodig’ (interview met Bob Goudzwaard), Christen Democratische Verkenningen 40 (2020), nr. 3, pp. 78-85.
- 17.CDA, Zorg voor elkaar. Concept-verkiezingsprogramma 2021-2025. Den Haag: CDA, 2020.
- 18.Zie hierover het interview met Van den Brink in deze CDV. Zie ook: Govert Buijs, ‘Oude tradities bieden nieuw ABC voor het middenveld’, in: Marcel ten Hooven e.a. (red.), Voorbij de crisis (CDV Winter 2009). Amsterdam: Boom, pp. 150-166.
- 19.CDA 2020, p. 7.
- 20.Dit wordt in deze CDV uitgelicht in een aantal ‘Uit de praktijk’-verhalen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.