Het CDA heeft spiritueel goud in handen
Samenvatting
‘Het CDA heeft spiritueel goud in handen door te staan voor een mensbeeld waarin de mens méér is dan een overlevingsmachine. Termen als “de mens is zijn brein” of “de mens is zijn lichaam”: onzin. Ik héb een brein en ik héb een lichaam. En die heb ik om ze vervolgens in dienst te stellen van de ontwikkeling die wij allen gaan doormaken, namelijk dat wij een rijker leven kunnen leiden, meer in overeenstemming met ons wezen, en daar elkaar in kunnen helpen.’ Een interview met prof. dr. Cees Zwart, wereldverbeteraar, emeritus hoogleraar en antroposoof.1
We zitten op een warme zomermiddag op zijn studeerkamer. Cees Zwart doceert, ik stel zo nu en dan een vraag. Ik had mij al langer voorgenomen me te verdiepen in het Program van Uitgangspunten van het CDA.2 Bij aanvang van mijn Kamerlidmaatschap heb ik me met een handtekening daaraan verbonden. Maar wat stond er nou eigenlijk in? Ik besluit erin af te dalen door er met verschillende mensen over te gaan praten. Onder hen is ook Cees Zwart.
Wie is Cees Zwart? Emeritus hoogleraar Sociale pedagogiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en emeritus hoogleraar Organisatieontwikkeling en menselijke kwaliteit aan Tilburg University. Leerling van professor B.C.J. Lievegoed, stichter en rector van de Vrije Hogeschool in Driebergen. Zwart volgde Lievegoed in 1982 op als rector van die Vrije Hogeschool, en vervulde die functie jarenlang, tot 1996. Maar hij was ook jarenlang verbonden aan het Nederlands Pedagogisch Instituut voor het Bedrijfsleven, een adviesbureau gericht op de verbetering van het sociale klimaat in Nederland, specifiek in het bedrijfsleven.
In 2018 schrijft Zwart samen met Anne Pastors het boek Over hoop.3 Het boek heeft mij gegrepen, en sindsdien spreken Zwart en ik elkaar geregeld. Tot wederzijds genoegen. Op mijn verzoek verdiept hij zich in het Program van Uitgangspunten van het CDA, en ik stuur hem ook het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden toe, voor CDA’ers bekende kost.4
Zwart: ‘Voordat we beginnen is het misschien goed om CDA’ers uit te leggen wat ik met geloof of geloven heb. Ik ben zonder vaste geloofsovertuiging opgegroeid. Mijn moeder was jodin en mijn vader christen, maar wij deden niets aan de kerk. Dat kun je uitleggen als negatief, maar als ik erop terugkijk, was het eigenlijk positief. Wij, mijn zusje en ik, zijn vrijgelaten. Mijn ouders hebben ons veel geleerd, vooral op het gebied van de moraliteit, zeker door de oorlogstijd. Dus als het gaat over goed en kwaad, zijn we uitvoerig gezegend met het voorbeeld van onze ouders.’
‘Mijn eerste ontmoeting met wat je “geloof” noemde was in mijn gymnasiumtijd in Rotterdam. Er was in die tijd een jeugdpredikant, Louis Schoch, en die had de Centrale Hervormde Jeugdraad opgericht. Die CHJ was bedoeld als laagdrempelige toegang tot het evangelie, voor degenen die toen “randkerkelijken” werden genoemd. Schoch was een fantastische man. Hij heeft mij laten zien dat er meer was tussen hemel en aarde dan ik tot dan toe begreep dat er was. Ik heb uiteindelijk ook belijdenis gedaan.’
Christusmotief
‘Na het gymnasium ben ik economie gaan studeren aan de Erasmus Universiteit. Tijdens mijn studie heb ik kennisgemaakt met professor Lievegoed, die actief was in de Antroposofische Vereniging. Het was not done in die tijd dat je daar openlijk over sprak – zeker als hoogleraar naar studenten –, maar ik merkte wel dat die man een bijzondere inspiratie had. Er waren daar wel meer bijzondere mannen, zoals de bekende professor Witteveen, later minister van Financiën in het kabinet-Den Uyl.’
Prof. dr. Cees Zwart Foto: Anita Pantus
‘Na mijn studie ben ik in de antroposofie geïnteresseerd geraakt, en ik moet zeggen dat Rudolf Steiner – als grondlegger van de antroposofie – mij een enorme verdieping opleverde van datgene wat ik bij Schoch in mijn ziel had opgenomen. Ik vond het ook absoluut niet tegenstrijdig, en ik houd ook tot op de dag van vandaag vol dat je de antroposofie op vele manieren kunt uitleggen, maar één van die manieren is dat die christocentrisch is. Wat in de antroposofie het “mysterie van Golgotha” wordt genoemd, was voor Rudolf Steiner “die Zeitenwende”, dus de wending van de tijd van het voor- naar het nachristelijke. In mijn woorden: van de overwegend verticale ordening van het leven en de samenleving naar de horizontale, tussenmenselijke ordening van die beide dingen. Later heeft ook het werk van Erich Neumann en Martin Buber mij daar enorm in verrijkt.’
‘In de loop van de tijd heb ik de kerk achter me gelaten, vooral omdat ik moeite kreeg met een aantal leerstelligheden. Zo had ik het heel moeilijk met de Heidelbergse Catechismus: de gedachte dat de mens uit zichzelf niet tot het goede in staat is, tenzij hij door een vroom leven de genade Gods mag ontvangen. En dan nog – zeker in gereformeerde kringen – alleen als je uitverkoren bent, en dan komt de beloning ook pas in het hiernamaals. Dat is mij veel te kaal.’
‘Maar ook al heb ik de kerk achter me gelaten, ik vind het belangrijk om hier te vermelden wat ik aan achtergrond meebreng. Ik ben dus een belijdend lidmaat geweest, uitgetreden, maar ik wijs het Christusmotief absoluut niet af, integendeel. Het is voor mij uiterst in tel.’
De geloofsbrieven zijn afgegeven. Hoewel Zwart 85 jaar oud is en die leeftijd fysiek met de nodige beperkingen gepaard gaat, heeft hij aan geestkracht nog niets ingeboet. Het door mij toegestuurde Program van Uitgangspunten ligt voorzien van vele aantekeningen voor hem. We duiken erin.
Wij moeten verder leren kijken dan Europa
Wereldburgerschap
‘Ik was getroffen door de openheid van het verhaal. Er wordt in het begin al direct verwezen naar 1989, en er wordt gesproken over het begin van een nieuw tijdperk. Dat spreekt mij bijzonder aan, want je weet dat ik daar voortdurend mee bezig ben. Maar verder ook de ruimheid dat er in het begin al direct wordt gezegd: “Wij moeten verder leren kijken dan Europa.”
Het wereldburgerschap wordt aangesproken. Ha, denk ik dan, dat herken ik zelf ook zo geweldig goed. En dat dát ten grondslag ligt aan het werk van het CDA, dat brengt mij ertoe om te zeggen wat ik eerder in een onbewaakt ogenblik tegen je zei, namelijk dat het CDA spiritueel goud in handen heeft. Dat idee is voor mij door deze beginselverklaring alleen maar sterker geworden, en dan vooral doordat heel uitdrukkelijk wordt gezegd dat het niet gaat om het getal, maar om de autoriteit van het evangelie. Dat vind ik geweldig, dat dat er zo uitdrukkelijk staat. Ik voeg er direct aan toe: in die tweede nota die je me toestuurde, Nieuwe wegen, vaste waarden, is dat volstrekt verdwenen, althans ik lees er daar niets over.
Dat is toch heel merkwaardig, dat je in 1993 zo’n principiële toekomstoriëntatie publiceert, die tegelijkertijd het verleden zinvol oppakt – en in 1995 komt daar niets van terug. Dat heeft me hevig verbaasd. Ik begrijp het wel in de context van toen, met de verkiezingsnederlaag van 1994 en alles wat daaromheen speelde. Maar ik vind het een gemiste kans.’
Van Dam: ‘Gebeurt dat niet vaker bij politieke partijen: dat de uitgangspunten wat uit beeld raken als het politiek spannender wordt?’
Zwart: ‘Ja, terwijl ik juist denk: Daar zit de crux. Dat is waar het CDA het verschil zou moeten maken. Gezegd wordt dat voor het CDA het evangelie uitgangspunt is, maar als ik kijk naar de manier waarop dat uitgangspunt vertaling krijgt in de algemene, mooie formuleringen van “gerechtigheid”, “rentmeesterschap”, “solidariteit” en “gespreide verantwoordelijkheid”, dan ontstaat er een gevaar. Als je die begrippen alleen neemt, zonder de ondergrond, dan wordt het al heel snel: dat kan een andere politieke partij ook zo formuleren.’
Stootkussens
Van Dam: ‘Maar dat is waar we bij het CDA juist zo nauwkeurig in willen zijn: dat we niet voor de dagelijkse politieke keuzes dat evangelie willen “misbruiken”, want die kans is in de politiek groot. Daarom hebben we die vier uitgangspunten als een soort stootkussens tussen evangelie en politiek in gelegd. In dat opzicht bedrijven we bij het CDA geen christelijke overtuigingspolitiek.’
Zwart: ‘Dat bedoel ik ook niet. Ik denk dat het heel verstandig is om daar zo mee om te gaan. Ik wil van het CDA geen christelijke getuigenispartij maken. Maar die vier uitgangspunten moeten wel telkens gezien worden, belicht worden vanuit dat evangelie. Vanuit het voorbeeldige leven van de Christus Messias, de gezalfde, die niet alleen voor de christenen maar voor alle mensen op aarde een voorbeeld is. En dat zit voor mij in twee heel belangrijke dingen: in de opstandingsmens – dat is Pasen – en in het vermogen van mensen om gemeenschappen te vormen, dwars door barrières heen – dat is Pinksteren.’
Van Dam: ‘Ik had niet gedacht dat een interview met een antroposoof mij hier zou brengen …’
Zwart: ‘Ik zal het toelichten. Maar sta mij toe te beginnen bij de doop van Jezus. In de levensloop van Jezus de mens komt een moment met de doop in de Jordaan waarin – in mijn jargon – het Christusprincipe in hem neerdaalt. In de Bijbel staat: “De Hemel opende zich en er daalde een duif op hem neer.” De duif is in mijn jargon het teken van de vrede, van de harmonie en van de heling. Op dat moment klinkt er een stem, en die zegt: “Hij is mijn geliefde zoon, in wie ik mij openbaar.” Dus die duif is als het ware de beeltenis van het geestelijke oerprincipe dat in hem verankerd raakt. In antroposofische termen zeg je dan: incarneert. Het verbindt zich met het leven van de mens Jezus.’
Van Dam: ‘De mens is een harmonieus wezen, wil je dat daarmee zeggen?’
Zwart: ‘Als het CDA het evangelie als uitgangspunt neemt, dan is dit een zeer belangrijk onderdeel om levend te houden: harmonie, zeker in onze gepolariseerde samenleving. En dat is niet alleen bedoeld voor christenen, of alleen voor volgers van Jezus. Dat is een mensheidsprincipe, dat is een uitgangspunt waarmee het CDA bij iedereen aan kan komen, namelijk het perspectief van een nieuwe aarde en een nieuwe hemel.’
Als het CDA het evangelie als uitgangspunt neemt, moet het in onze gepolariseerde samenleving harmonie levend zien te houden
Opstandingsmens
‘Maar laten we weer terugkeren naar het levensverhaal van Jezus de Christus. Dan is de geboorte als het ware de belofte, de belofte dat het duister zal wijken voor het licht. En daarna komen we uiteindelijk uit bij Goede Vrijdag, Pasen, de opstanding. Daar zit ook een voor deze tijd uitermate basaal principe in. Dat is het principe van de opstandingsmens. De opstanding is wat mij betreft niet een fysieke opstanding, maar het besef dat je door het lijden heen – van jezelf en van anderen – stap voor stap kunt werken – ik zeg het voorzichtig, want je voltooit dat nooit – aan dat opstandingswezen, ook ieder mens persoonlijk. Als je dan vraagt: “Waar staat het CDA voor?”, luidt het antwoord dat het CDA staat voor een mensbeeld waarin dit centraal staat. Dat is geen nostalgie naar het verloren paradijs, maar bewust commitment voor de toekomst, inclusief de tegenslagen die er nu eenmaal bij horen.’
‘Het CDA heeft – ik zeg het nog maar eens – spiritueel goud in handen door te vechten voor een mensbeeld, te staan voor een mensbeeld waarin de mens méér is dan een overlevingsmachine. De cultuur is op dit moment vol van postdarwinisme. Of neodarwinisme. Termen als “de mens is zijn brein” of “de mens is zijn lichaam”: onzin. Ik héb een brein en ik héb een lichaam. En die heb ik om ze vervolgens in dienst te stellen van de ontwikkeling die wij allen gaan doormaken, namelijk dat wij een rijker leven kunnen leiden, meer in overeenstemming met ons wezen, en daar elkaar in kunnen helpen.’
‘Dat is uiterst praktisch: het CDA moet – nou ja, moet – pal staan voor dat gegeven, en niet alleen in vage termen van “Ik help mijn naaste”, maar gewoon overal waar concrete, politieke beslissingen genomen worden ten aanzien van de natuur of ten aanzien van euthanasie, medisch-ethisch het voltooide leven; dat zijn toch wezenlijke dingen. Ik wil niet zeggen dat het CDA daar dogmatisch in moet zitten, maar laat in ieder geval zien dat je een ander mensbeeld hebt, en dat er dan een andere uitkomst van het verhaal is. Dat moet gezegd worden. Ik denk dat het CDA de enige partij is die dat nog terecht in haar eigen biografie kan waarmaken, omdat ze die uitgangspunten heeft. Maar dat kan alleen als daar mensen in zitten die hun nek durven uit te steken en daar ook voor staan. En het ook zelf tonen.’
Van Dam: ‘Je zou het ook nog hebben over Pinksteren.’
Zwart: ‘Zeker! Pinksteren is de uitstorting van de Heilige Geest. Het is ontzettend lastig om dat uit te leggen. Maar ik hoop dat je me even de tijd geeft om een stukje uit de Bijbel voor te lezen. “Plotseling kwam er uit de Hemel een geluid dat leek op een enorme windvlaag en het vulde het hele huis waar zij zaten. Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden en het zette zich op ieder van hen vast. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest het in hen gaf uit te spreken.”
Dan zijn ze geïnspireerd, en wat is dat? Ik noem dat geestdrift. Zij ontvangen de Geest – als een vlam –, en dat is de vlam van het enthousiasme. Vlammend enthousiasme. Ze krijgen de bevestiging van wat ze van hun leraar Jezus gehoord hebben, namelijk dat de verbinding met de Hemel openstaat. En dat maakt hen zo enthousiast; ze gaan dan naar buiten toe en daar is die menigte.’
Het CDA moet laten zien dat het een ander mensbeeld heeft
Gemeenschapsvorming
‘Dan zeg ik in mijn huis-tuin-en-keukentaal: de discipelen zijn op dat moment apostelen geworden. Ze zijn getuigen; ze willen getuigen van het evangelie. En wel op een heel bijzondere manier. Niet doordat er één als de nieuwe leider, een soort Jezus 2.0, daar komt; nee, ze zijn in een kring. Als individuen. In ieder van hen daalt dat enthousiasme neer, en dat is kennelijk zó verbindend dat de mensen buiten tot hun grote verbazing in hun eigen taal de boodschap ontvangen.’ ‘Dat is de nieuwe gemeenschapsvorming, die zich baseert op het feit dat mensen in gelijkwaardigheid als enkele personen in staat zijn om met elkaar een gemeenschappelijke doelstelling te volbrengen. Dat is de grond voor alle horizontale gemeenschapsvorming: in het bedrijfsleven, in de politiek, in het gezin, waar dan ook. Ik bedoel daar niet mee dat de hiërarchie overboord moet, zoals dat in de jaren zestig en zeventig gezegd werd; dat is ook weer een ander verhaal. Nee, er is nog steeds hiërarchie nodig, maar dan bottom- up, en niet dirigistisch, met macht. En daar kan het CDA ook pal voor staan.’
Van Dam: ‘Als je daar principieel voor wilt gaan staan, kun je dat dan nog wel doen als partij in het midden, als brede volkspartij? Moet je die vier uitgangspunten dan niet veel principiëler en standvastiger invullen?’
Zwart: ‘Voor mij is een partij in het midden een partij die verbindend is, helend, met respect voor diversiteit. Die twee grondprincipes, de opstandingsmens (Pasen) en het Pinksterverhaal – dat zijn in zekere zin de extremen van het CDA. Dat zijn vitale uitgangspunten die ononderhandelbaar zijn. Het mensbeeld dat daaruit voortkomt is ononderhandelbaar. En dat mag het CDA wel wat vaker naar voren brengen, wat overigens niet wil zeggen dat het CDA dat polariserend dient te doen.’
‘Juist in deze tijden moet het CDA voortdurend proberen om juist die verbindende kwaliteit in te brengen en om die hoog te houden. Dat betekent ook: je niet laten meeslepen in polarisatie, je niet laten meeslepen in debatten waarvan je van tevoren weet dat ze nergens toe leiden, dat het alleen gaat om mannetjesmakerij. Het zou nog mooier zijn als dat terugkwam in het parlementaire debat. Je kunt dat ook opnieuw beoefenen met elkaar.
En daar zou het CDA het voortouw kunnen nemen: dat er niet alleen maar woordvoerders voorgebakken verhalen staan voor te lezen, maar dat het parlement weer een plaats is van het midden. Waar het open gesprek plaatsvindt. Het midden als gespreksruimte die de polen bijeenhoudt.’
Van Dam: ‘Met Pasen en Pinksteren als een soort bodem waar je niet doorheen mag zakken?’
Zwart: ‘Zoals anderen ook een onderlaag hebben. En het is juist belangrijk dat die onderlagen zichtbaar worden; dat is ook een lievelingsthema van mij. De grote maatschappelijke vraagstukken van nu zijn niet meer oplosbaar met slimme technologie. Die kunnen wel een bijdrage leveren, maar het gaat in wezen om het mens- en wereldbeeld daarachter. Eerder kwam al ter sprake: is de mens nou een overlevingsmachine of een strevend wezen? Die vraag is niet alleen in het persoonlijke leven relevant, maar ook in het bedrijfsleven en in de hele discussie over markt of overheid. Er zit een wereldbeeld achter. Is de wereld een strijdtoneel waar we elkaar bevechten om het maximale voordeel – ieder voor zich – op te eisen …’
Het CDA mag vaker naar voren brengen dat de vitale uitgangspunten ononderhandelbaar zijn
Van Dam: ‘… of is het een gemeenschap?’
Zwart: ‘Ja, precies! En dat geldt ook voor de natuur. Is de natuur, de aarde, een kluit waarin je naar believen naar delfstoffen mag graven? Of is de aarde oermoeder Gaia, het hemellichaam waar je met zorg niet alleen naar het voortbestaan van de mensheid kijkt, maar ook naar het voortbestaan van de aarde zelf? Dát is het nieuwe rentmeesterschap! Dat is allemaal mensen wereldbeeld. Dat is volgens mij bij uitstek de taak van het CDA: om dat te durven zeggen en te blijven zeggen.’
Noten
- 1.Het volgende is slechts een uitsnede uit het volledige interview met prof. dr. Cees Zwart. Geïnteresseerden kunnen de tekst van het volledige interview (inclusief observaties over het ‘politieke midden’) in hun bezit krijgen door een mail te sturen naar: C.vDam@tweedekamer.nl.
- 2.CDA, Program van Uitgangspunten. Den Haag: CDA, 1993.
- 3.Cees Zwart en Anne Pastors, Over hoop. Gids voor (schalige) wereldverbeteraars. Nijmegen: in eigen beheer. Zie www.annepastors.nl en www.ceeszwart.nl.
- 4.Commissie-Andriessen, Nieuwe wegen, vaste waarden. Rapport na de verkiezingsnederlaag in 1994. CDA: Den Haag, 1995.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.